728x90 MM

Immolation/Immersion

Nels Cline kwamen we al eerder tegen in deze pagina’s met platen van het Nels Cline Trio en de Nels Cline Singers. Hij is daarnaast actief bij Geraldine Fibbers, experimentalisten Scarnella en recentelijk ook bij het bij een breed publiek bekende Wilco. Deze activiteiten houden de meestergitarist echter niet tegen om blijvend te experimenteren en te duelleren met geestesgenoten uit de freejazz- en improvhoek. Saxofonist Wally Shoup is het meest bekend voor zijn vele samenwerkingen met Thurston Moore (Sonic Youth). Zijn vele escapades met allerlei duo’s en trio’s zijn uitgebreid gedocumenteerd op het Leo-label. Drummer Chris Corsano treedt minder op de voorgrond, maar werkt wel veelvuldig mee met bands die zich in het veld van het zogenaamde ‘New Weird America’ bevinden. Six Organs Of Admittance, Sunburned Hand Of The Man en Tower Recordings rekruteerden hem reeds regelmatig voor bijdrages aan hun platen. De drie heren speelden al in alle mogelijke duo’s onderling met elkaar, maar deze plaat brengt de drie voor het eerst samen om een potje, als trio, te improviseren. Shoup blaast in de korte opener ‘Lake Of Fire Memories’ meteen het grut uit onze oren, waarna de heren hun ongebreidelde fantasie los laten in het een half uur durende titelnummer. Ondanks de diverse achtergronden en bezigheden klinken de vijf nummers als een organisch geheel, al vergt een intense beluistering van de plaat een behoorlijke inspanning van de luisteraar. De live-opname van organist Wayne Peet gaat er daarentegen heel makkelijk in. De man blijkt een getalenteerd Hammond-bespeler met een oor voor ongebreidelde, stevige fusion-jazz die plaats laat voor het creatieve en soms zachte spel van drummer Russell Bizzett. Hij geeft echter vooral ruimte aan de duellerende gitaristen Nels Cline en G.E.Stinson. Beide mannen etaleren hun kunnen zonder de opbouw van de nummers in de weg te staan. Drie tracks, telkens rond het kwartier waarvan de eerste twee zijn opgedeeld in vijf onderdelen, krijgen we te horen in een opname uit 1999 in Al’s Bar in Los Angeles. Het kwartet is in optimale vorm en ondanks -of net dankzij- het orgel boeit deze liveplaat van kop tot staart. Jeff Kaiser, de man die het label runt en zelf muzikaal heel actief is, toont hiermee zijn neus voor grensverleggende, op jazz gebaseerde muziek. John Cavanagh maakte voorheen deel uit van het redelijk succesvolle Electroscope. De man uit Glasgow heeft ondertussen het solopad gekozen en brengt nu zijn platen uit onder de noemer Phosphene (Gonzo #66). ’s Mans elektronische geluidsexploraties kregen reeds een plaatsje toebedeeld tussen grootheden als Richard H.Kirk en Sonic Boom op de leuke compilatie ‘The Electronic Bible’ en Cavanagh slaagt er nu in om zijn natte jeugddroom waar te maken: samenwerken met freejazzlegende Lol Coxhill. Cavanagh verzorgt een aangenaam klankentapijt, excentriek en psychedelisch tegelijk, dat een aangename voedingsbodem blijkt voor het soms behoorlijk atonale spel van saxofonist Coxhill. Een aantal nummers zijn weerbarstige psychedelische droomfantasieën (‘Golf: An Antechamber To Death’) terwijl het net zo goed bijna gewone ‘liedjes’ kunnen zijn (‘Elsewhere And Otherwise’, ‘Spheries’). Phosphene maakt met zijn derde cd alvast zijn beste werk tot nog toe en mag voor ons part nog veelvuldig samenwerken met Coxhill. Voor wie kennis wil maken met het uitgebreide oeuvre van deze meesterblazer is dit een perfecte opstap.

Bells For Augustin Lesage

Het uit Glasgow afkomstige Directing Hand is het muzikale vehikel voor Alex Neilson. Hij is goed onderlegd in het muzikale veld dat vrije improvisatie heet, maar net zo goed freefolk, psychedelische drones als minimale noise kunnen hem bekoren. Die gevarieerde interesses verklaren wellicht zijn veelzijdigheid. Hij maakt samen met Mr. Ben Chasny (Six Organs Of Admittance) deel uit van de live-band van Bonnie ‘Prince’ Billy, hij speelde drums op het eerste liveconcert ooit van Jandek, nam platen op met Richard Youngs, Vibracathedral Orchestra en Alasdair Roberts en runt daarnaast ook nog zijn eigen band Scatter. Het verwondert dan ook geenszins dat de man voor zijn van drones overvloeiende plaat ‘Bells For Augustin Lesage’ beroep kon doen op Isobel Campbell (Belle & Sebastian), Christina Carter (onder meer Charalambides) en Chris Hladowski (Scatter). De hoek waarin deze plaat valt te situeren is daarmee meteen duidelijk. Denk naast voornoemde bands ook aan Sunburned Hand Of The Man om het improv-plaatje compleet te maken. Veelal leunen de zes nummers heel dicht aan bij geïmproviseerde jazz zonder in wilde bombarie te vervallen. Geslaagd werkstuk die elke liefhebber van freefolk gehoord zou moeten hebben. Miminokoto is een trio Japanners dat een middenweg zoekt tussen Acid Mothers Temple en Keiji Haino. De zes tracks klinken iets minder spacey dan de ene en minder freaky dan de andere, maar deze los uit de pols gespeelde avantrock heeft wel iets. Jammer genoeg is de opnamekwaliteit niet steeds even denderend waardoor optimaal genieten niet evident is. Ook de zang van Masami Kawaguchi zal velen afschrikken. Eigenlijk is dit zowat de eerste schijf van de platen die op Last Visible Dog zitten, die me nauwelijks kan bekoren. Geef dan maar het nieuwe werkstuk van superdame Fursaxa. Amulet is een heruitgave van de gelijknamige cdr, aangevuld met de helft van de tourcdr ‘From The Cult Of Moon Mountain’. Alle nummers werden live opgenomen, met op een aantal ervan Michael en John Gibbons (beiden Bardo Pond) als gastgitaristen. De muziek van Fursaxa, beïnvloed door Hildegard von Bingen, een mythische Benedictijnse abt uit de twaalfde eeuw, komt op deze plaat optimaal tot zijn recht. De middeleeuwse en tegelijk religieus aandoende sfeer die de drones oproepen, waarboven de bezwerende stem van Tara Burke uitsteekt, creëren een gevoel dat we sinds de ontdekking van de muziek van Nico, en dat is al een behoorlijk lange tijd geleden, niet meer ondervonden. Hypnotiserend en tegelijk angstaanjagend, psychedelisch en vreemd, Fursaxa aka Tara Burke gooit het allemaal in de strijd, ogenschijnlijk zonder veel moeite. De film ‘In The Name Of The Rose’ over moorden in een afgelegen abdij past perfect bij deze plaat. Absolute aanrader. My Cat Is An Alien vraagt van de luisteraar drie keer zeventig minuten om het magnum opus ‘The Cosmological Eye Trilogy’ te beluisteren. Dit pakketje van drie cd’s beslaat alle wegen die de broertjes Opalio (uit Turijn) bewandelen in hun improvisatiewereldje. Cd één bevat voornamelijk exploraties van de geluiden die versterkers uit zichzelf maken, cd twee gaat op onderzoek in percussieve jams en gitaarfeedback terwijl op cd drie psychedelica afwisselt met lange stiltemomenten. De paden die door Dead C werden uitgezet, worden door My Cat Is An Alien verder uitgediept, wat een uitermate bevredigende luisterervaring oplevert. Onthaasting via improv, het is een genre op zich. Als monumentale afsluiter van deze recensie en als tour de force van het Last Visible Dog-label verscheen onlangs de zes cd’s tellende box ‘The Invisible Pyramid: Elegy Box’, die aan een schappelijke prijs is aan te schaffen. Meer dan zeven uur exclusieve tracks staan er op, waarbij alle deelnemers konden kiezen tussen het inleveren van één lang nummer (tussen de twaalf en de achttien minuten!) of diverse kortere tracks. De inspiratie voor deze volumineuze verzameling vond labelbaas Chris Moon, net als voor de eerste ‘Invisible Pyramid’-compilatie uit 2003, in de geschriften van naturalist, antropoloog en essayschrijver Loren Eiseley. Elke artiest draagt zijn track(s) op aan een onlangs uitgestorven diersoort, daarmee een interessante vorm van engagement tonend. Jeff Knoch (Urdog) schreef een verklarend essay, dat zich eveneens in deze fraai uitgegeven box bevindt. Alle deelnemende bands opnoemen is niet nodig, namen als Birchville Cat Motel, Fursaxa, Bardo Pond, Ashtray Navigations, Avarus en es zouden moeten volstaan. Een fenomenale verwezenlijking van Mr. Moon die met deze uitstekende compilatie een werkstuk heeft uitgebracht waar binnen tien jaar nog naar zal worden verwezen. Hoedje af.

Addiction For Slumber

Hét debuut van vorig jaar dat ons met een onverwachtse uppercut knock-out sloeg, was zonder twijfel dat van Ignatz op (K-R-A-A-K)³: een album vol hypnotiserende drone-psych-folk gitaarsongs begraven onder een dikke laag onwelriekend tapegeruis. Het kon dan ook niet uitblijven of zelfverklaarde lo-fi fascist Bram Devens moest een tape uitbrengen. En dan nog wel op het Antwerpse cultlabel Imvated! ‘Addiction For Slumber’, gewikkeld in een schone hoes met tekeningen van Bram en Jelle Crama, vertrekt waar het titelloze debuut ophield: Ignatz’ improvisaties doorcirkelen opnieuw afgelegen gebieden van dronende ijle geestesverruimende ruimte waar structuren langzaam oplossen in puur geconcentreerd geluid. Dit is essentieel materiaal voor al wie een ferme boon heeft voor groepen als Six Organs Of Admittance of Pelt. Binnenkort verschijnt er trouwens een release op Celebrate Psi Phenomenon, Birchville Cat Motel’s label.

The Complete Guide to Insufficiency

Geloopte gitaren, stem en een drummachine. Dat is de basis set-up van de uit Leeds afkomstige David Thomas Broughton. Die aanpak levert songs op die baden in de ondertussen gekende folk/blues sfeer, soms met zijn repetitieve akkoordenstructuren neigend naar een meer minimale benadering dan pakweg Ben Chasneys werk met Six Organs Of Admittance. Broughtons nummers zijn ook veel meer rechtoe-rechtaan in de typische singersongwriter traditie dan het sterk door psych beïnvloede werk van Chasney. Hoewel de songs, doordat alles in één take op band gezet werd, wel iets rauws uitstralen, gaan de beperkingen die hij zichzelf oplegt na een paar nummers eerder irriteren en klinkt alles nogal snel eentonig.

Cosmology Of Eye

G.H.Q. maakt al een paar jaar het noordoosten van de VS onveilig, maar brengt pas nu zijn eerste reguliere plaat op de markt. Cassettes en cd-r’s op een resem obscure labels gingen deze plaat vooraf; de tijd is echter rijp voor de fragmentarische momentopnames van een trio muzikanten die in de freakscene al een stevige reputatie hebben opgebouwd. Gitariste Marcia Bassett is de dame die het heft stevig in handen heeft en naast haar reguliere werkplek Double Leopards is ze nog actief in een resem zijprojecten, waaronder Hototogisu, Zaimph en Un. Pete Nolan is dan weer de slagwerker bij zowel Magic Markers, Spectre Folk als Wooden Wand & The Vanishing Voice. En wat met derde groepslid Pete Gunn? Die mishandelt gewoon zijn viool en zijn trompet. ‘Cosmology Of Eye’? Vijf tracks, die telkens ergens beginnen om plots weer op te houden, oorspronkelijk deel uitmakend van een groter geheel, gecreëerd in een jamsessie waaruit de naar hun oordeel beste stukjes werden geknipt en op deze gelimiteerde cd gezet. Indische raga’s en Apalachenfolk vormen de basis voor akoestische improvisaties die soms richting drones gaan. Drones in de stijl van Six Organs Of Admittance en Jack Rose, wel te verstaan. De tracks zitten te los in elkaar om echt te overtuigen, maar de potentie is er wel. (www.time-lagrecords.com) Spiral Joy Band is actief sinds 2001, opereert vanuit de staat Virginia en bestaat uit (ex-)leden van Pelt en Dream Syndicate. Omdat de band tot nu toe liveoptredens prefereerde boven een studio-album, verschijnt nu pas hun officieel debuut met daarop drie tracks, simpelweg ‘Lullabye 1-3’ genaamd. Eén korte en twee heel lange dronetracks zijn het geworden, die een mediterende sfeer opwekken door middel van Tibetaanse schalen en gongen, bellen, piano, en een resem nog exotischer instrumenten als de sruti, de esraj en de tampura. De band concentreert zich op drone-marathons, waarvan ‘Lullabye 2’ een meer dan veertig minuten in beslag nemend voorbeeld is. Na een half uur zalig wegzweven op esraj-klanken worden we via schelle tonen uit onze bijna-slaap geblazen. Het schrikeffect roept eerst wrevel op, maar blijkt toch perfect bij het nummer te passen. In ‘Lullabye 3’ duikt plots een piano op, die het geluid verder verrijkt en een jazzy feel meegeeft. Net als bij G.H.Q. beïnvloeden Oosterse klanken de explorerende tocht van de muzikanten. Bij G.H.Q. bevinden we ons in India; met Spiral Joy Band verhuizen we naar Tibet.

S/t

Load (Providence, Rhode Island) dankt zijn (relatieve) bekendheid zonder meer aan één van zijn populairste bands, namelijk Lightning Bolt. Maar daarnaast is het al sinds 1993 thuishaven van tegendraadse en compromisloze herrie. De meest tot de verbeelding sprekende namen zijn dan ook Burmese, Sightings, Yellow Swans, Excepter, The Hospitals, Fat Worms Of Errors en Noxagt. De Noren van Noxagt laten op hun derde album vrij onverwacht een ander geluid horen. Dat heeft alles te maken met het vertrek van violist Nils Erga. Die werd vervangen door gitarist Anders Hana (Ultralyd, MoHa!) waardoor de band nu bestaat uit een meer traditionele line-up van gitaar, bas en drums. Waar Noxagt op hun twee vorige albums (‘Turning It Down Since 2001’ en ‘The Iron Point’) eerder klonk als een furieuze noiserockupgrade van Swans, Melvins en Lightning Bolt, klinken ze vandaag eerder als een band die zich in een onbestemd soort postrockavontuur heeft gestort. Met matige resultaten overigens. Op hun best neigen ze naar Shora, maar die momenten zijn helaas zeldzaam. Enkel de ijzersterke afsluiter ‘The Impious’ verwijst nog naar hun avontuurlijke verleden. Interessanter is het vijfde album van The USA Is A Monster uit Brooklyn, New York. Het duo laat een nauwelijks te plaatsen mix horen van toegankelijke passages, semi-gestructureerde, maar technisch hoogstaande gekte en neurotische noiserock. Alleen Magma, Incredible String Band, Meat Puppets, Frank Zappa en het obscure Sleepytime Gorilla Museum opdiepen als handleiding biedt een (mogelijke) uitweg. Compleet onverteerbaar is het inspiratieloze lawaai van Coughs uit Chicago. Het herhalen van steeds weer hetzelfde trucje begint al na twee nummers op de zenuwen te werken en dan volgen er nog negen, totaal niet van elkaar te onderscheiden kakofonische stukken. Met zes leden en een instrumentarium dat onder meer olievaten, twee drummers, saxofoon en keyboards telt, leek het op papier niettemin allemaal best interessant. Herinneringen aan bijvoorbeeld Savage Republic of Cop Shoot Cop schoten ons immers te binnen, om al even snel weer te verdwijnen. Volgens Load moet dit de toekomst van rockmuziek voorstellen. Ongetwijfeld voor wie The Locust of Arab On Radar graag als popmuziek omschrijft. Op ‘Key Cutter’ wordt Vampire Belt -drummer Chris Corsano en gitarist Bill Nace- versterkt door stemkunstenares en elektronische undergroundartieste Jessica Rylan (Can’t). Corsano maakt bovendien ook deel uit van Sunburned Hand Of The Man. Binnenkort wordt ouder werk van Vampire Belt overigens opnieuw uitgebracht door Ben Chasny (Six Organs Of Admittance, Comets On Fire). Onmiddellijk in het oor springend zijn de chaotische (free jazz) drumpartijen van Corsano waartegen voordurend de geflipte elektronica van Rylan en de manische gitaarnoise van Nace opbotsen. Het mag bijgevolg niet verbazen dat Vampire Can’t duidelijk tot het kamp behoort waar ook Sightings, Wolf Eyes, Hair Police, het haast onvermijdelijke Lightning Bolt en de zonet vernoemde bands graag bivakkeren. Naar het einde toe luwt de storm wat en horen we voor het eerst duidelijk het kinderlijke geneuzel van Rylan; hapklaar en eenduidig wordt het echter nooit. ‘Key Cutter’ is dus zeker niet voor mensen met een zwak gestel, maar dat geldt voor zowat alles op Load.

No Foly Bow

Fredrik Ness Sevendal is een graag geziene gast in de Noorse experimentele scene en heeft zich het afgelopen decennium toegelegd op lo-fi pop, soundscapes en noise. Dat allemaal in verscheidene bands en met allerlei collaboraties waarbij namen als Lasse Marhaug, Makoto Kawabata (Acid Mothers Temple) en Mark Francombe (ex-Cranes) de revue zijn gepasseerd. Sevendal levert hier zijn eerste solo langspeler volledig van passanten ontdaan en als een laatkomertje kruipt ‘No Foly Bow’ uit de snaarwombe van zijn gitaarschoot. Met pulserende drones en trillende snaren wordt er een hypnotiserend begin ingeleidt. Six Organs of Admittance kijkt toe vanaf een zwevende wolk en droomt weg bij een harmonieuze mantra. Het is overigens een sfeer die als een dikke nevel hangt door deze schone 40 minuten heen. Kleine windvlagen van postrockinvloeden en feedbacknoise proberen in een enkele compositie de nevel te verdrijven, maar de nevel blijft. Sevendal’s gitaarakkoorden zijn dan wel trager en minder fingerpicking-gericht, maar het totaalgeluid heeft daardoor een eigen ritme waarbij de rustieke kracht centraal staat. Zo is ‘No Foly Bow’ uitgegroeid tot een mooie luistersessie waarbij mysterieuze soundscapes, zoemende drones en veelzijdig gitaargetokkel vermengd zijn tot een bezwerende geluidsmelange. We buigen het hoofd en sluiten de ogen opnieuw.

Valley Of Fire

Het is alweer twee jaar geleden dat we voor het laatst van Jackie-O-Motherfucker hoorden. De ambitieuze productiviteit van freefolkcollectieven als Sunburned Hand Of The Man en MV/EE heeft het zeskoppige gezelschap intussen een beetje naar de achtergrond verdreven, maar van afschrijven is geen sprake, dat bewijst dit nieuwe wapenfeit, ‘Valley of Fire’. Vanaf de eerste minuten van opener ‘Sing Your Own Song’, onder het genot van bronstig baltsende elektrische gitaren en repetitieve teksten wordt het duidelijk dat J-O-MF terug is. En misschien wel beter dan ooit. Scherper, dat is een ding wat zeker is. Een hoogtepunt als ‘Sing Your Own Song’ is dan ook de ideale openingsdans, maar er is meer dan dat. Het titelnummer doet denken aan Six Organs Of Admittance, met akoestische gitaren en elektronische effecten die het geheel een broeierige en haast onweerstaanbare sfeer geven. De zang is meditatief, vlak, maar net aards genoeg om niet in een eindeloze geeuw te vervallen. Een vergelijkbaar, maar minder indrukwekkend pad volgt het korte ‘The Trees’. De zucht die het liedje opent, is misschien exemplarisch voor het enige dipje van dit album. Prijsnummer is het twintig minuten lange ‘We Are/Channel Zero’. Met zo’n lengte weet je wat te verwachten en als die fantasie begint met een O en eindigt op –verheerlijke-krautgroove-hypnose dan zit je er niet ver naast. ‘Valley of Fire’ is de plaat waarmee Jackie-O-Motherfucker hun definitieve bestaansrecht bevestigt. Als je daar net zoals ondergetekende een beetje aan begon te twijfelen dan weet je wat je te doen staat.

Shelter From The Ash

Ondanks een druk jaar is Ben Chasny, die we ook kennen van Comets On Fire, erin geslaagd om onder zijn pseudoniem Six Organs Of Admittance zijn negende album in krap negen jaar af te leveren. Ondertussen werden zijn psychfolkdrones volledig uitgepuurd. Meestergitarist Chasny slaagde er voor deze plaat ook in om mooi volk naar de studio te lokken. De backingvocals op de plaat worden verzorgd door de engelachtige stem van Elisa Ambrogio (Magic Markers). Opent de plaat nog in een poel van tegen elkaar opbotsende gitaren en drums, dan neemt Ambrogio samen met Matt Sweeney (o.a. Superwolf) vanaf het folky ‘Strangled Road’ het heft mee in handen. Hierdoor krijgt de diepe basstem van Chasny nog meer karakter. Het instrumentale lang uitgesponnen ‘Goddess Atonement’ is opgedragen aan de vorig jaar overleden drummer Charles Gocher (Sun City Girls). Een pakkend en meer dan terecht eerbetoon aan één van de mensen die Ben Chasny zeker hebben beïnvloed. Ondanks de hoge productie geen vorm van kwaliteitsverlies te vinden op deze nieuwe Six Organs Of Admittance. Voorwaar een hele prestatie. (www.sixorgans.com). Iets minder psychedelisch is de nieuwe Castanets. De nom de plume van Ray Raposa. Vlak voor de opnames van deze nieuwe plaat klaar waren werd hij op straat overvallen door drie gemaskerde mannen. Een triest hoogtepunt van een jaar dat voor Raposa werd gekenmerkt door een lang aanslepende depressie. Ondanks, of misschien wel dankzij, zijn tocht door de diepste dalen van zijn donkere ziel komt er op deze plaat hier en daar een straaltje licht door. Een plaat gekenmerkt door het bij momenten manische gitaarspel en de rasperige zang van Raposa. Vanaf het tweede nummer “This Is The Early Game” wordt Raposa vocaal ondersteund door The Climbing Choir en muzikale steun komt van The Vineland House Band. Steun die vaak tot wondermooie, afgekloven muziek leidt. Muziek die ergens past bij een machtige stroom als de Mississippi. Een album dat pas langzaam al haar geheimen prijsgeeft. Rustig aan het oppervlak, donker en onrustig daaronder. (www.myspace.com/castanets). Platen voor een stormachtige winterse zondagmiddag.

Hairy Ghost Pipefish

Instrumentaal, akoestisch, eigenzinnig en vooral geen folk zijn de trefwoorden die er uitsprongen in de gedachten die we noteerden in onze cahier du brouillon tijdens het beluisteren van ‘Hairy Ghost Pipefish’. Al schreven we ook Nick Drake en Bill Chasny (Six Organs Of Admittance, Comets On Fire) in de marge. Olie Eshleman en Doug Arney plukken uit alle genres die we associëren met instrumentale muziek, maar het eindresultaat blijft er ver van af. Het gitaarspel zal voor kenners van John Fahey misschien direct te plaatsen zijn, als we de commentaren moeten geloven. Voor de doorsnee liefhebber klinkt het alleszins fris en anders dan de vele inwisselbare postrockreleases. De ene keer hoor je helder gitaargetokkel die Drake zou kunnen begeleiden. De andere keer ontwaren we zwarte melodieën waar overheen we profeet David Tibet ‘Black Ships Ate The Sky’ zouden kunnen horen declameren. En uitgerekend gitarist van dienst op dat Current 93 album was Chasny. Naast de akoestische gitaarstukken verwerken ze voldoende noise en percussie in hun composities om het spannend te houden. Kortom, een aandoenlijke cd. ‘Release The Cheerfulness, China – Ground Up 2’ is een sonische impressie die labelbaas Jason Kopec opdeed tijdens een rondreis door China. Veel folk deze keer, te veel misschien, van een onbekende soort. Onbekend is uiteraard onbemind, maar liefhebbers kunnen zich zonder meer laten overhalen. Kopec laat zich voor zijn geluidscollage vooral inspireren door traditionele Chinese muziek. Je hoeft dus geen 24 uur meer te vliegen om China te kunnen horen.

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!