728x90 MM

Foley Room

Op zijn zevende album verkent Amon Tobin nieuwe paden. Zijn werk is gebaseerd op het omvormen van geluiden tot muziek (albumtitels als ‘Supermodified’ en ‘Permutation’ spreken voor zich). Op zijn vorige albums beperkte hij zich daarvoor tot het samplen van andermans platen, maar voor ‘Foley Room’, de studio waar de geluidseffecten voor films worden opgenomen, trok Tobin de wereld in, op zoek naar de perfecte omgevingsgeluiden om beats van te maken. Machines en robots bleken een logische bron wegens hun ritmische werking, maar hij kwam met zijn opnameapparatuur bijvoorbeeld ook in de nachtverblijven van een safaripark (‘Big Furry Head’). Zelfs grasetende mieren zijn op dit album verwerkt tot gespierde beats. Het is niet altijd duidelijk wat nu precies in ieder nummer door de sampler is gehaald, maar een titel als ‘Kitchen Sink’ spreekt uiteraard voor zich, zeker als je de bijhorende muziek hoort. Tobin staat erop dat het geen conceptplaat is en dat hij zeker het warme water niet heeft uitgevonden (musique-concrete is een referentie); hij wou alleen zijn horizon verbreden en zoveel mogelijk met geluid experimenteren. Een en ander wordt trouwens uitvoerig uit de doeken gedaan op de bijgevoegde dvd. Ook muzikanten maken geluid natuurlijk. In het openingsnummer ‘Bloodstone’ klinkt het befaamde Kronos Quartet heel Slavisch; het nummer had zo op Tobins soundtrack van de gruwelijk gestoorde maar briljante Hongaarse film ‘Taxidermia’ kunnen staan. De muziek klinkt inderdaad opnieuw heel filmisch en sluit daarom perfect aan bij zijn vroegere werk. Al lijkt hij een tweede adem gevonden te hebben na het weinig vernieuwende ‘Out From Out Where’ en de licht teleurstellende ‘Chaos Theory’-soundtrack. Het rustige ‘Horsefish’, met harp- en gitaarklanken, is zeker een hoogtepunt in zijn oeuvre. Bij het titelnummer kan ik me visueel de ‘Monkey Drummer’ van Aphex Twin en Chris Cunningham voorstellen, maar dan met een hoger jazzgehalte. ‘Esthers’ en ‘Always’ zijn de bommen die tijdens concerten de zaal zullen doen ontploffen. Amon Tobin maakt platen die je aandacht volledig opeisen. Wie opnieuw bereid is ervoor te gaan zitten en een donkere trip te nemen, zal er zeker van genieten. Eindelijk weer een goede Tobin.

You Don’t Know: Ninja Cuts

Het is niet zomaar een cadeautje, deze verzamelaar van Ninja Tune. Het is een driedubbel geschenk met ongeveer 200 minuten muziek in 49 nummers. En het zijn niet alleen de oudgedienden van Ninja Tune, zoals Coldcut, The Herbaliser, Mr. Scruff, Amon Tobin, Kid Koala en Bonobo, die op deze Ninja Cuts te horen zijn. Het sublabel Big Dada, dat de laatste jaren een stuk avontuurlijker opereert dan het moederlabel, levert gelukkig ook artiesten als Diplo, Spank Rock, Wiley, Fink, TTC en Roots Manuva. Het geluid op ‘You Don’t Know’ wordt gedomineerd door goed te behappen elektronische muziek. Van dubstep naar hiphop, van knip- en plakwerkjes tot niets-aan-de-hand-pop, van een typische DJ Shadow-track tot een uit de bocht vliegende Cinematic Orchestra. Nergens zijn de Ninja-deuntjes oppervlakkig. Of er wordt een zware tekst opgeplakt of er is een ander rauw randje te bespeuren. Altijd is de muziek geschikt voor de dansvloer of de chillroom. Dit is Ninja Tune van zijn beste kant en dat is een geschenk voor iedere liefhebber.

Running High

Poirier RunningHigh

Ninja Tune, het is zo’n label waar we vroeger in de tijd van Coldcut, Amon Tobin, Kid Koala, Funki Porcini en Hexstatic alles van verzamelden en toen ineens het spoor bijster raakten. De laatste tijd komen we het label weer tegen in oude maar ook nieuwe sferen. Ghislain Poirier is zo’n getalenteerde producer die al meerdere keren van huid is veranderd. Eerst via minimal elektronica naar hardere beats en de laatste jaren is hij vooral te vinden in dancehall sferen en samenwerkingen met MC’s. Hij heeft z’n voornaam afgeschud en er blijft Poirier over. ‘Running High’ is een verzameling van drie ep’s op Ninja Tune uit 2009, waarvan de tracks eigenlijk al bekend moeten zijn voor trouwe volgelingen. Het zijn allen nummers gericht op de dansvloer en die al menig feestje hebben gekraakt. Het is een Caraïbische stoofpot van soca, dancehall en vette ragga riddims, aangevuld met de diepdonkere vocalen van Warrior Queen, MC Zulu, Burro Banton, Face-T, Mr Slaughter en YT. In het stevige ‘Immigrant Visa’ horen we MC Zulu preken over een snelle socadrumband stiefel met digitale bliepmelodiëen, ‘Wha-La-La-Leng’ met Face-T is een herbewerking van een raggasong in Major Lazer sferen en ‘Get Crazy’ met een agressieve Mr Slaughter en een koor van koperen blazers zorgt voor een broeierige mashpit. Er staan zelfs een aantal Baltimore ravetracks op die de pure elektronicafreaks tevreden zal stellen met bliepjes en bonzende beats. Het is een straffe cocktail die elke eclectische en exotische clubganger niet zal kunnen weerstaan. Maar waarom de tweede en specialere cd met remixen van Uproot Andy, Maga Bo, Douster, Stereotyp, Sticky en anderen niet bij het perse promopakket mocht meegegeven worden, blijft een raadsel.

The CK Theory

PierreVervloesem TheCKTheory

Onder de titel ‘The CK Theory’ presenteert oudgediende Pierre Vervloesem vier cd’s waar hij iets mee te maken heeft. Allereerst zijn er twee platen van eigen groepen: Codswallop met ‘Grotesque’ en Caca met ‘Sketches of Pain’ (een woordspeling op Miles’ klassieke plaat). Daarnaast is hij als gastmuzikant, producer, mixer verbonden aan ‘Ssshhhttttt’ van The Claude Zac Ensemble en op een niet nader verklaarde wijze aan de gelijkgetitelde schijf van John Koenig. Pierre Vervloesem, kortweg PV, is nog altijd een dwars manneke, getuige de namen van zijn bands (en zijn site). Geen gelul, spelen! Zijn eigen bands roepen X-Legged Sally in herinnering. Codswallop bijvoorbeeld heeft ook dat mengsel van swingend, funky en tegelijk vet rockend, van grappige (of quasi-grappige) teksten en vreemde wendingen. De apotheose is een soort mini-rockopera met Zappaeske allures. Samples en het drumwerk maken het geheel wat eigentijdser. Ook Caca brengt muziek die de jaren 1980 en X-Legged Sally in herinnering roepen, maar dan misschien vooral de eerste platen. PV schept blijkbaar nog steeds plezier in die muziek. Caca speelt stevige jazzrock, met een vuig, trashy randje, soms swingend, soms stampend. John Koenig ligt in het verlengde, zij het dat de nadruk op elektronica ligt. Luchtig, beetje gek, swingend, verrassende breaks. Zou Amon Tobin zo klinken als hij in de studio van PV werd opgesloten? The Claude Zac Ensemble biedt dan weer stevige, lekker scheurende rock. De pathetiek wordt hier binnen de perken gehouden. Zacs ensemble is een soort Residents als die surfpunk zouden spelen. PV heeft een box samengesteld met dingen die hij graag laat horen, of in elk geval zelf graag hoort. Vier cd’s die, bij alle verschillen, op een bepaalde manier vergelijkbaar zijn. Swingend, stevig, speels, niet klinkend volgens de nieuwste ontwikkelingen, maar wel alle gemaakt met groot vakmanschap en speelplezier. Dat klinkt door.

Ninja Tune XX Volume 1

VariousArtists NinjaTuneXXVolume1

’The Biggest Recording Organisation In The World’ dixit ‘Scratchy Noise’. Een vroege culttrack van The Herbaliser is Ninja Tune nooit geworden. Het Britse huis van vertrouwen is en blijft wel een van de meest avontuurlijke platenlabels op deze aardbol. De breed uitgevallen (misschien net iets te breed, goed meer dan honderd nummers is niet licht om te verteren) verjaardagsbox die het label naar aanleiding van hun twintigste verjaardag uitbrengt, onderstreept met verve deze stelling. Met de versbakken verzamelaars legt het label al haar troeven op tafel en laat ze goed horen waarom ze twintig jaar na hun oprichting nog steeds in de eerste divisie speelt. Ninja Tune is nooit de echte voorloper geweest. Het label grossiert dan wel in avant-garde hiphop, drum&bass, dubstep, Baltimore House, pretentieloze pop en nog een resem andere genres, het heeft nooit gratuit ingepikt op de nieuwste hypes en wist altijd opnieuw artiesten te tekenen die eigen accenten wisten te leggen. De drum&bassplaten die Funki Porcini en ook Luke Vibert op het label uitbrachten, hadden meer potentie en creativiteit dan het legioen anonieme drum&bassproducers die zonder veel inspiratie het genre leegroofden en uitwoonden. Ook dubstep kreeg een onderkomen op het label, maar de geloofsbrieven van The Bug en Dark Sky blinken uit door de heel eigen interpretatie van het genre die ze naar voren schuiven. Toch zijn er ook punten van kritiek op deze nieuwe verzamelaars. Compilaties van dit niveau dienen nu éénmaal meerdere doelen: het is de ultieme kans om naast de oude garde ook nieuw talent naar voren te schuiven. De nieuwkomers Eskmo en Shuttle maken een goede beurt, maar wij zetten vooral hoog in op de futuristische pop van Emika die begin volgend jaar debuteert. Er komen helaas ook steevast wat artiesten op terecht die het niveau niet naar boven krikken. Zo vinden we dat de bijdrages van Fink en Floating Point Ensemble aan bloedarmoede lijden. Het is en blijft kritiek in de marge. Hadden we u trouwens als meegegeven dat Autechre een snijdende remix van The Bug maakte en het klassieke ensemble The Kronos Quartet laat zien waarom Amon Tobin een godenkind is? Ninja bewijst dat je op je twintigste nog steeds hot, hotter, hottest kan zijn.

AMAI 1/4

CuppCaveDemHunger AMAI14

Vlek, een nieuwe klodder op de Brusselse kaart en Brussels patois voor goedkope rotzooi. Het label specialiseert zich in elektronische beats van nieuwe (inter)nationale producers. Het betreft hier twee 7inch ep’s die deel uitmaken van een vierdelige serie. Op ‘AMAI 1/4’ krijgen Cupp Cave en Dem Hunger elk één track speelruimte. De Belg Cupp Cave, ook (on)bekend als KingFisherg en Sineshine brengt hobbelige electro hiphop met bliepjes, funky drumroffels en belletjes uit Zuid-Aziatische sferen, alsof het een exotische videogame is. Dem Hunger is een Brit met Syrische roots die er al een remix van Gonjasufi‘s ‘SuzieQ’ op heeft zitten. We horen onregelmatige tikken, druppelende bliepjes en minimale beats die zo uit het post-dubstep tijdperk lijken te kruipen. ‘AMAI 2/4’ geeft de beurt aan Lapti, een Rus die spacey nostalgische sci-fi house en kerkklokken met elkaar combineert in een late night afterparty sfeer. Squeaky Lobster is de Brusselaar Laurent Delforge en momenteel is de rijzende ster in de Belgische elektronicascene. Op zijn ‘Turkish Delight’ horen we flarden van Amon Tobin en Flying Lotus anno 2011 verweven met Turkse synth psychedelica en filmsamples. Eentje om in de smiezen te houden, deze kreeft. We zullen ons meer elektronische viezigheid van Vlek laten aansmeren.

Will-O’-The-Wisp EP

SqueakyLobster Will O The Wisp

Het jonge Brusselse Vlek label timmert goed aan de weg met eigenwijze en eigenzinnige elektronische muziek. Na de eerste gratis mp3 releases is er nu ook een vinyl ep release van Squeaky Lobster. Deze piepende kreeft is het alter ego van de geheimzinnige Brusseleir Laurent Delforge die wordt gezien als de nieuwe elektronische revelatie in de hoofdstedelijke omstreken. Veelgemaakte vergelijkingen met Amon Tobin, Flying Lotus en Gonjasufi zijn terecht, maar de herkenbare geluidssignaturen van deze artiesten worden zelfs allemaal samengepakt binnen één song, om van kruisbestuivingen te spreken. Van psychedelische breakbeat tot gebroken beats, vettige wobblestep en knisperende IDM, ‘Will-O’-The-Wisp’ doet je spontaan reizen van de ene naar de andere elektronische stijl anno 2011. Uitsmijter van de plaat is de opener ‘Flying Rupees’ waar Indiase film en sitar samples voor een psycho-exotische trip zorgen op een ritme van gebroken beats en zoemende sub bassen. In minder dan vijftien minuten tikken we af, een kort maar krachtige ep toer als voer voor dj’s en dansvloer. We zijn benieuwd hoe lang deze kreeft uit de handen van de hypekoks zal kunnen blijven.

Sword

Xhin Sword

Met zijn kille, harde beats en op IDM-geschoeide gebroken techno smijt Xhin zich dit jaar definitief in de kijker. Zijn eerste twee albums liggen enkel bij de vroege liefhebbers in de kast. ‘Sword’ zal ongetwijfeld succesvoller zijn. De redenen hiervoor zijn legio. Xhin, geboren en getogen in Singapore, heeft onderdak gevonden bij Stroboscopic Artefacts, het Berlijnse label dat zich het voorbije jaar heeft opgewerkt tot een fijnproeversparadijs. Zijn sound lijkt zo uit de donkerste kelders van Berlijn te komen en bovendien weigert Xhin muzikale toegevingen te doen. Hij houdt integendeel van donker en hard, een gevoel dat in schril contrast staat met zijn liefde voor de piano. Een liefde die hij slechts mondjesmaat laat doorsijpelen op ‘Sword’ in drie ultrakorte soundscapes. Momenten die even de dreun uit je hoofd halen, maar de daarop volgende aanval dubbel zo hard doet aankomen. Het is als een ongemakkelijke stilte waar je liever niet op wacht. Want ‘Sword’ is een gevaarlijke rollercoaster boordevol spannende momenten waarin je al je remmingen verliest en gewoon wilt doorgaan tot het einde. Xhin creëert een klankenspel dat zich het simpelst laat vertalen als hardbeukende techno, alleen doet die beschrijving het ingenieuze karakter te veel oneer aan. ‘Medium’ wedijvert met het allerbeste van Amon Tobin. De uit de toon vallende afsluitende strakke 4/4de beat op ‘You Against Yourself’ sleurt je mee in menig nachtelijke escapades als een onvermoeibare eindeloze trip. Een die vervolgd wordt in het onderwater sijpelende ‘Vent’. Het absolute pronkstuk staat echter op het einde. ‘This Is What You Drew While You Were Half Asleep’ is de wereld volgens Xhin wanneer alle ritmes zijn uitgeraasd en enkel de stilte nog na zoemt. Het is breekbaar, innemend mooi en een onverwacht einde aan de razernij van ‘Sword’.

Scnes

PeteStollery Scenes

Als professor in de elektroakoestische muziek en compositie, moet je van Pete Stollery geen inhoudsloze muzak verwachten. ‘Scènes’ verzamelt zes nummers -zeg gerust composities- waarop hij elektroakoestisch tewerk gaat; omgevingsgeluiden, dialogen, flarden interviews en abstracte elektronische spanningsvelden worden geïntegreerd tot indringende werkstukken met een verhaal. Sommige zijn haast volledig akoestisch (‘Fields Of Silence’), andere weer overheersend elektronisch (‘Serendipities And Synchronicities’). Stollerys aanpak doet denken aan die van de Spaanse geluidsmagiër Francisco López, maar het resultaat klinkt minder hermetisch, zodat zelfs wie van het recente werk van Amon Tobin houdt, dit album zal kunnen smaken. In tegenstelling tot veel van zijn collega’s, wil de Brit zo helder mogelijk communiceren met zijn publiek. Hij blijft niet hangen in de onbepaaldheid, maar maakt gedetailleerd de oorsprong van zijn nummers bekend. Zo staat ‘Still Voices’ in het teken van geluiden die door de jaren heen zullen verdwijnen. Hiervoor trok Stollery onder meer naar een distilleerderij van whisky vlak voor de overstap naar een ecologische manier van verwarmen, en nam er geluiden op die gepaard gaan met de stookprocessen met kolen. ‘Back To Square One’ focust dan weer op de sportwereld; de Brit raakte gefascineerd door de manier waarop radioverslaggeving met enkele visuele aanwijzingen toch zo accuraat kan zijn. Op ‘Scènes’ vervult Pete Stollery eenzelfde rol als die commentatoren; hij vertelt een intrigerend verhaal, met hier en daar een duidelijke aanwijzing. Maar de concrete invulling en de beleving ervan, is aan de luisteraar.

Stunt Rhythms

TwoFingers StuntRhythms

Wij kunnen ons Amon Tobin zijn passage van afgelopen zomer in Werchter nog levendig voor de geest halen. Vooral dan het moment waarop de Braziliaan die immense dubstepdrop op het publiek losliet, zo huiveringwekkend dat zelfs Skrillex er spontaan van ging bedplassen. Het zou ons niet verbazen als Tobin die avond de laatste hand legde aan ‘Stunt Rhythms’, de tweede worp van zijn zijproject Two Fingers. Dit album staat namelijk stijf van de agressieve beats. Toch is Two Fingers meer dan zomaar Amon Tobins dubstebproject, want ‘Stunt Rhythms’ knipoogt evenzeer naar hiphop (‘Stude’) en verknipte digitale funk (‘Snap’). ‘Smurf’ neigt dan weer naar trap, de beenharde, kale ravevariant van TNGHT, het zijproject van die andere electronicagrootheid Hudson Mohawke. Amon Tobin vervoegt zich met dit album bij de zogeheten maximalisten. Zij schuwen alle subtiliteit en proppen zo veel mogelijk ideeën in hun nummers. Een grote vooruitgang ten opzichte van het debuut uit 2009 is het weglaten van de vocalen. Toentertijd profileerde Two Fingers zich nog als duo waarbij de Britse rapper Sway het leeuwendeel van de nummers van grauwe raps voorzag. Ditmaal besefte Amon Tobin dat de textuur van de nummers al rijk genoeg is en dat extra zang de aandacht maar zou weghouden van de hoofdzaak, zijnde dertien prima elektronische creaties.

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!