The Twilight Sad kunnen niet onder stoelen of banken steken dat ze Schots zijn. Onmogelijk. Uit elke porie van hun sound (een donker geschakeerde mix van shoegaze, krautrock, indie, postpunk en postrock) sijpelt weemoed, miserie, tristesse, wanhoop en Weltschmerz. En dan hebben we het nog niet gehad over het moddervette accent van zanger James Graham. Hun vorige album, ‘No One Can Ever Now’ uit 2012, zorgde voor een flinke duw naar boven. De ruimtelijk open en met analoge synths dooraderde productie van Andrew Weatherall, die herinneringen opriep aan het legendarische werk dat wijlen Martin Hannett deed voor en met Joy Division, verankerde hun geluid diep in de postpunk. Zowel compositorisch als qua sfeer gooide het trio hoge ogen. ‘No One Can Ever Know’ plaatste hen naast The Jesus And Mary Chain, Arab Strap, The Blue Nile en Cocteau Twins op het ereschavot van wat Schotland muzikaal te bieden heeft, maar helaas in een beperkte biotoop van critici en fans. Nochtans waren er voldoende raakpunten met Editors of The National om alvast ook diens fans te mobiliseren. Het mocht niet zijn. Op ‘Nobody Wants To Be Here And Nobody Wants To Leave’, album nummer vier ondertussen, keren ze die postpunk een beetje de rug toe, maar dat heeft in geen geval een minder episch en beklemmend geluid opgeleverd. De gitaar van Andy Macfarlane domineert opnieuw het totaalgeluid terwijl de elektronica een ondersteunende rol krijgt toebedeeld. Shoegaze en mistige indierock trekken ditmaal het laken naar zich toe, zonder het kenmerkende geluid te veranderen. ‘Nobody Wants To Be Here And Nobody Wants To Leave’ is in feite een teruggrijpen naar hun volledige discografie waarbij een breed overzicht wordt gegeven van waarvoor The Twilight Sad staan. Het is niet de grote stap voorwaarts of de stijlbreuk die ‘No One Can Ever Know’ wél was. Het album, met hoogtepunten zat zoals ‘There’s A Girl In The Corner’, ‘Last January’, ‘It Never Was The Same’, ‘In Nowheres’ en ‘Sometimes I Wished’, consolideert niettemin de grote klasse van deze band.