Onder de groepsnaam ‘Danny & The Nightmares’ gaat cultfiguur Daniel Johnston schuil. De legendarische man, die door velen wordt gezien als de grondlegger van het lo-figenre, maakt al heel zijn leven behoorlijk geflipte liedjes en tekeningen. Normaal doet de man, die manisch-depressief en schizofreen is en er nu ook nog ouderdomsdiabetes bovenop cadeau kreeg, alles op zijn eentje. Hij verdraagt niet gemakkelijk mensen om zich heen en ook zijn liedjes zijn meestal van enige vorm van optimisme gespeend. Ondanks ‘s mans persoonlijke moeilijkheden wordt hij door vele adepten op handen gedragen. Met ouder worden lukte het hem makkelijker om voor het voetlicht te treden en optredens te doen, al gebeurt dat nu ook weer niet zo frequent. In zijn beginjaren deelde Johnston zijn liedjes uit tijdens optredens, gebruik makend van cassettes al medium. Het was pas toen hij Kramer (Shimmy Disc) ontmoette, eind jaren 1980, dat hij voor het eerst professionele opnames kon maken. Het verruimde zijn wereld enorm. Kurt Cobain was een bewonderaar, Jad Fair, Yo La Tengo en nog een hele resem anderen werkten met Johnston samen en het hield voor hem eigenlijk nooit meer op. Met The Nightmares maakte hij voor het eerst een album in 1999. Daarmee is het nu helemaal afgelopen, maar Munster mocht dit album, dat vijf jaar geleden werd afgemaakt, alsnog uitbrengen. Een nieuwe insteek is er uiteraard niet. Wie de muziek van Johnston kent en ervan houdt, dient dit album aan te schaffen. Voor wie hem niet kent, zijn deze liedjes misschien net iets toegankelijker dan zijn vele solowerk, al is het uiteraard niet gelikt op band gezet. De songs zijn ruwe rockers, verhaaltjes of odes aan Satan (of Jezus). Lo-fi rock en experiment wisselen elkaar af in een kinderlijk en bevreemdend universum waar Johnston een patent op heeft. Hemels confronterend.