Twee releases die zich op het snijvlak van muziek, sound art en puur omgevingsgeluid ophouden. Lemures in een samenwerking van de Italianen Enrico Coniglio en Giovanni Lami. Coniglio maakte eerder mooie zij het soms wat brave platen waarop ambient en modern klassiek hand in hand gingen, terwijl Lami als field recordist en drone-artiest actief was. Beide verwerkten eerder omgevingsgeluiden in hun opnamen, vooral ondersteunend, maar op Lemuria spelen ze de hoofdrol. Een archief aan veldopnamen van onvermelde origine werd digitaal bewerkt tot uitgebeende, gereduceerde abstracte geluiden, waarmee het duo aan het improviseren ging. De plaat begint met een mooi deel waarin bewerkte percussieve geluiden associaties oproepen zonder herkenbaar te zijn voetstappen? pingpongballen? terwijl heel in de verte vlagen volksmuziek lijken langs te waaien. Maar snel gaat de compositie, en eigenlijk de hele plaat, over in uitgerekte soundscapes opgebouwd uit wat lijkt op wind, water, tractormotoren, transistor-brom, verkeer, et cetera. Veel drones dus, met een paar mooie momenten, zoals het begin en einde van deel III, waarin het geheel een beetje melodischer van toon is, en in wel iets weg heeft van werk van Marcus Fischer en andere 12K-artiesten. Maar Lemures spreken uiteindelijk niet echt tot de verbeelding, en proberen dingen die bijvoorbeeld Francisco López veel beter heeft gedaan. BJ Nilsen bouwt zijn muziek al vanaf het begin van zijn carrière op omgevingsgeluiden, maar bewerkt en verwerkt ze meestal tot ambient- en dronecomposities. Daarmee is hij minder een hardliner in het field recordings-genre dan iemand als Chris Watson, maar produceert hij tegelijk wel platen die niet alleen maar klinken als een academisch onderzoek, en vaak erg mooi zijn, zoals The Short Night (GC#84). Op Eye Of The Microphone ligt het accent weer wel sterk op omgevingsgeluiden, in dit geval die van Londen. Tijdens een artist in residency in het Urban Laboratory aldaar componeerde hij drie lange stukken, als een audioversie van The City, het oude hart van de stad. Hadden we moeten raden, dan hadden we eerder Trondheim gezegd. Glaciale drones, wind en zeeslag en overstemmen het amper hoorbare geroezemoes van het verkeer. Initieel zijn de composities erg abstract, maar gaandeweg geeft Nilsen wat meer vorm aan de drones, met name op het Thomas Köner-achtige middenstuk, dat de luisteraar hypnotiseert en onderkoelt. Ook het laatste deel kent een aantal mooie passages, maar wat het geheel betreft, weet Nilsen niet het niveau van eerder werk te bereiken. Misschien is Londen toch minder spannend dan we dachten.
De Italiaanse klankhouwer Luca Sigurtà vroeg de door hem bewonderde collega Francisco López of hij een gezamenlijk product zou willen maken. Peetvader López stemde in, met twee mitsen. Elk zou zijn eigen compositie maken; daarbij zou worden uitgegaan van exact hetzelfde materiaal. Resultaat is Erm, respectievelijk een stuk van een ruime 27 minuten (López) en een ruime 22 minuten (Sigurtà). In beide composities zijn inderdaad regelmatig dezelfde klanken te horen, maar de twee mannen creëren daar een andere en tot op zekere hoogte herkenbare geluidswereld mee. López wordt vaak weggezet als een ook nog eens overactieve pure noise-componist. De Spanjaard heeft echter al vaak genoeg laten horen dat in zijn composities stilte en zeer zachte geluiden een minstens zo belangrijke rol spelen. Zo ook in deze traditiegetrouw genummerde compositie Untitled #294 wisselt hij dicht en gelaagd geluid af met kalmte en stilte. Langzaam opgebouwd geluid valt plots stil, waarna lange seconden later weer licht galmende elektronisch klanken, raspend, rammelend met een lichte galm tot snerpend worden gestapeld. Om na enige tijd heel langzaam weer weg te schuiven in bijna stilte. Sigurtà heeft een andere aanpak: Eaves zet meteen heftig in met een vrij complex weefsel van klanken. Ook bij hem zijn er rustpunten, bijna stiltes, maar de Italiaan lijkt minder de tijd en de rust te willen nemen. In een tweede deel van zijn compositie wordt Sigurtà ingetogener en klinkt hij bijna mijmerend met tal van geluidjes over een basis van drones. Twee componisten, twee generaties, hetzelfde materiaal: pakt het heel anders uit? Ja, beiden laten vakkundig horen welke kanten je op kunt met afgesproken klankmateriaal. Tegelijkertijd sluiten de twee stukken goed op elkaar aan, zodat Sigurtà wellicht gelijk als hij stelt dat het resultaat als twee delen van een suite zijn.
Het Franse label Baskaru brengt niet veel uit: gemiddeld zullen het niet meer dan drie cds per jaar zijn. Wel is wat het label voor experimentele elektronica uitbrengt van hoog niveau, met in het verleden bijvoorbeeld prachtige uitgaven van Francisco López, Rothkamm, @C, Michael Santos en Symbiosis Orchestra. In de eerste maanden van dit jaar komt Baskaru al met drie platen van namen-die-er-toe-doen. Om te beginnen trakteert het label ons op Slow van Gintas K. Elf kleine composities heeft de Litouwer opgebouwd uit eenvoudige, minimale melodieën en percussieve, schijnbaar willekeurig geplaatste geluiden die continu voortratelen, -rinkelen en borrelen. In nummers als ’72 #’ en ‘Niekovv’ lijken we te luisteren naar een elektronische regenbui, met alle weemoedige gedachten die dat oproept. Soms doet Gintas Kraptavicius denken aan Fennesz met zijn dichte ruis en vervormd gitaargeluid, zoals in ‘Zrty’ en ‘Sdg’. Compleet anders dan deze kalme, meldieuze muziek is het abstracte, wat donkere Un Coeur Simple van Stephan Mathieu. Gecomponeerd voor een theaterstuk naar Flauberts gelijknamige roman, maar Mathieus elektronische klanklandschap laat zich probleemloos zelfstandig beluisteren. De composities bestaan uit lagen van drones, aanhoudende zwevende tonen, waarover geluiden zijn gelegd die elektronisch, akoestisch, soms als field recordings aandoen. Een enkele maal klinkt het gekraak van een plaat met religieus gezang. Alle abstracte en min of meer herkenbare klanken, uitgestrekte auditieve landschappen en intrigerende accenten verweeft Mathieu tot een delicaat, consistent en meeslepend geheel. Hetzelfde geldt voor Mathias Delplanque met Chutes. De Fransman had ons al gegrepen met cd’s als ‘Passeports’ en ‘Parcelles 1-10’ op zijn eigen Bruit Clair-label, en opnamen onder aliassen als Lena of Stensil. Bij Baskaru levert hij weer prachtig werk af. De composities volgen ongeveer steeds hetzelfde principe: een laag of meerdere lagen van bewegende, stijgende, dalende, aanhoudende tonen combineert hij met een ruim palet aan onverwachtse klanken. Niet echt vergelijkbaar met Mathieu: bij Delplanque is het resultaat veel voller en drukker. Hij gebruikt naast zijn computers ook objecten en samples van (akoestische) instrumenten, wat zich laat horen in geluiden als van klankschalen, bellen, percussie en een elektrische gitaar, bijvoorbeeld. Daarbij verschuift de sfeer van Chutes van kalme (kalmerende) landschappen, naar dreigende luchten. Bijzonder knap, vooral als we ons daarbij bedenken dat dit een cd vol liveregistraties is.
Als professor in de elektroakoestische muziek en compositie, moet je van Pete Stollery geen inhoudsloze muzak verwachten. Scènes verzamelt zes nummers -zeg gerust composities- waarop hij elektroakoestisch tewerk gaat; omgevingsgeluiden, dialogen, flarden interviews en abstracte elektronische spanningsvelden worden geïntegreerd tot indringende werkstukken met een verhaal. Sommige zijn haast volledig akoestisch (Fields Of Silence), andere weer overheersend elektronisch (Serendipities And Synchronicities). Stollerys aanpak doet denken aan die van de Spaanse geluidsmagiër Francisco López, maar het resultaat klinkt minder hermetisch, zodat zelfs wie van het recente werk van Amon Tobin houdt, dit album zal kunnen smaken. In tegenstelling tot veel van zijn collega’s, wil de Brit zo helder mogelijk communiceren met zijn publiek. Hij blijft niet hangen in de onbepaaldheid, maar maakt gedetailleerd de oorsprong van zijn nummers bekend. Zo staat Still Voices in het teken van geluiden die door de jaren heen zullen verdwijnen. Hiervoor trok Stollery onder meer naar een distilleerderij van whisky vlak voor de overstap naar een ecologische manier van verwarmen, en nam er geluiden op die gepaard gaan met de stookprocessen met kolen. Back To Square One focust dan weer op de sportwereld; de Brit raakte gefascineerd door de manier waarop radioverslaggeving met enkele visuele aanwijzingen toch zo accuraat kan zijn. Op Scènes vervult Pete Stollery eenzelfde rol als die commentatoren; hij vertelt een intrigerend verhaal, met hier en daar een duidelijke aanwijzing. Maar de concrete invulling en de beleving ervan, is aan de luisteraar.
Met ‘Le Trièdre Fertile’ keren we terug in de tijd, meer bepaald naar 1975. In dat jaar nam de Fransman Pierre Schaeffer, grondlegger van de musique concrète, dit meesterwerk op. Peter Rehberg, labelbaas van Editions Mego, stofte het album af en geeft het een tweede kans op zijn nagelnieuwe sublabel ‘Recollection GRM’. ‘Le Trièdre Fertile’ was een van de laatste werken van Schaeffer, en eveneens zijn enige volledig elektronische plaat. Het album blijft dan ook met één been hangen in het experiment van de balsturige, abstracte geluidscollages (‘Plutôt Dynamique’), terwijl het andere voorzichtig aansluiting zoekt tot de prille elektronische scene die toentertijd ontstond rond een groep als Kraftwerk (‘Toccata et Fugue’). Schaeffer omschreef het album zelf als ‘een boodschap uit een nieuwe wereld’. Maar zelfs anno 2012 staan we nog veraf van de wereld waarin we deze beproevingen als alledaags ervaren. De benauwende afsluiter ‘Strette’, het equivalent van een nare angstdroom, had zo van de hand van een hedendaagse avant-gardeartiest kunnen komen. Mocht Schaeffer de huidige elektronische scene overschouwen en zien waartoe zijn experiment allemaal heeft geleid, zou hij zich wellicht omdraaien in zijn graf. De Fransman zou veeleer de studio induiken met Francisco López, Lawrence English of Sub Loam. Mocht u hem gelijk geven, schaf dan dit chef d’oeuvre aan. Al was het maar om te beseffen dat begrippen als ‘ruis’, ‘klankmanipulatie’ en ‘veldopnames’ geen eigentijdse modewoorden zijn, maar dat er veertig jaar geleden al volop mee geëxperimenteerd werd.
De Spaanse klankhouwer Francisco López voorziet zijn werk (nagenoeg altijd) van alleen de aanduiding untitled en een volgnummer. Op het Crónica-label verschijnt nu Untitled #284, een driekwartier durende geluidscollage. Dat López zijn composities nummert, lijkt me een teken dat hij elke referentie naar de waarneembare werkelijkheid wil vermijden. Ook al gaat hij voor zijn geluidswerk uit van opnamen van de werkelijkheid, de vaak bewerkte klanken moeten als puur sonisch materiaal worden geïnterpreteerd. Untitled #284 is gebaseerd op field recordings die hij in 1992 maakte in Lissabon; die opnamen heeft hij in 2011 sterk bewerkt voor een compositie in opdracht het Teatro Municipal Maria Matos. López hanteert deze methode vaker, zeer vaak eigenlijk. De field recordings worden bewerkt, vervormd, van klankleur veranderd, opgedeeld en opnieuw gemonteerd, in lagen gelegd en tot dichte klankgebeurtenissen gecomponeerd. Dat doet hij ook bij deze cd, die dan ook niet echt verrast. Wat niet wegneemt dat Untitled #284 weer vakkundig in elkaar zit. De compositie bestaat in grote lijnen uit zachte, donkere drones of een uitermate zachte ruis, lange delen van bijna stilte die intensieve beluistering vergen. Van tijd tot tijd groeien daaruit dichte geluidsstapelingen, chaotische klankclusters. Soms lijkt wel iets herkenbaar als klokkengelui, schrapende en plassende geluiden of geschreeuw, maar grotendeels zijn de geluiden moeilijk te duiden. Het is een vervreemde dwaaltocht door een nauwelijks zichtbaar Lissabon. Niet nieuw, zoals gezegd, maar wel weer indrukwekkend en zowel voor de fans als voor de nieuweling het beluisteren absoluut waard.
De Spaanse geluidskunstenaar Francisco López vervaardigde ‘Untitled #284’ in opdracht van de Teatro Municipal Maria Mator in Lissabon uit veldopnamen die in 1992 in dezelfde stad werden gemaakt. De plaat opent met een dreun die klinkt alsof een volledig kerkorgel op volle kracht teruggebracht is tot een streep geluid. Een wel erg helder en expliciet geluid van onze Spanjaard. Even vragen we ons af of López een radicaal andere richting is opgegaan, maar dan horen we na een aantal van deze salvos het karakteristieke gerommel in de onderste regionen van onze speakers en voelen we ons weer thuis. Dit soort subtiele stukken behoren vaak tot het beste van s mans werk en daaraan kunnen we hier ons hart ophalen. Verder is de bron van zijn materiaal (in dit geval dus de stad) vrij expliciet in het geluid aanwezig, wat de muziek wel eens in de weg wil zitten. De muziek van López is het sterkst als de bron ervan in nevelen gehuld is en alleen het geluid an sich tot ons spreekt. Dit gebeurt vooral tijdens de minimale stukken, die hier veel minder statisch zijn dan voorheen (zoals bijvoorbeeld op ‘Untitled #244’). Zo wordt het bovengenoemde gerommel steeds vlakker, tot er alleen een ruis in de bas overblijft. Hetzelfde gebeurt helemaal aan het eind van het stuk, waar de muziek juist de hoogte in gaat en in een synthetische waaier van geluid verandert, waar we nota bene de orgeldreun van het begin weer in horen. Dit kan voor de leek een prima introductie vormen tot de enorme discografie van López, maar het misstaat zeker ook niet in de collectie van de gevorderde luisteraar.
Het Brusselse Inu Itu label begint stilaan steeds meer in ons hart te kruipen met eigenzinnige vinylreleases van opmerkelijke geluidskunstenaars. AMT is de Tsjechoslowaak Slavek Kwi die ooit jarenlang in België woonde, maar sinds 2000 in Ierland resideert. Als geluidskunstenaar is hij al sinds de vroege jaren 1990 bezig met het brengen van electro-akoestische geluiden binnen het concept van ‘geluidsbeelden’, film voor het oor als het ware. Hiervoor maakt hij vooral gebruik van field recordings van natuurgeluiden waarbij de beleving door de techniek van de musique concrète wordt beïnvloed. In 2007 assisteerde hij Francisco López nog bij zijn Mamori workshops in het Amazonewoud, hetgeen tegelijk de basis was voor deze plaat. Het geluid draait rond de Inia geoffrensis geoffrensis oftewel de Boto zoetwaterdolfijn die in de Amazone rondspartelt. Dit rozige zoogdier kan zich volgens Indiaanse legenden transformeren naar menselijke vormen. Om dit mystieke element wat meer kracht bij te zetten, bevat de plaat een klein essay over metamorfe dieren. Het thema transformatie staat centraal op beide kanten waar geluiden van het dier en zijn omgeving afgebroken en opnieuw samengesteld worden als audiolandschappen. In een langzaam afspelende droom horen we tikjes, echo’s, vertroebeld gekwetter, onderwaterbubbels, bovenwereldse insecten, evenals menselijke activiteit in de vorm van een verre propellermotor en ander achtergrondgeluid. Het resultaat is een minimalistische plaat om bij achteruit te zakken. We horen nuances van zang en sonar van de dolfijn en omringende natuurgeluiden alsof het uit de keuken komt van Chris Watson met een tikkeltje organische 12K. Gelukkig dus geen zweverige new age zoals de natuurgeluidenrage uit de jaren 1980, maar een geluid dat dieper gaat. Een ontspannende, bewuste natuurmens anno 2012 is er één die concepten kan smaken.
Een dubbelcd openen met luid gesnurk lijkt niet zo’n beste uitnodiging. Maar bij Francisco López weet je nooit of een geluid een pure field recording, een zwaar gemanipuleerd geluid, of een anderszins gecreëerd geluid is. Untitled (2009) staat er weer vol mee. Verrassend aan deze dubbelaar is de relatief korte duur van de stukken, want López neemt meestal juist ruim de tijd. De stukken variëren van twee tot slechts twintig minuten. Daarbij is er een behoorlijke variatie in de composities, waardoor je het geheel bijna als een aardige compilatie kan horen. De opener met snurkgeluid dus omvat ook gefluit van vogels, loopgeluiden en verschillende soorten ruis die een industriële sfeer schetsen. Een verrassend verhalende soundscape, maar waarschijnlijk het zwakste stuk van de dubbelcd. Gelukkig herpakt de Spaanse klankkunstenaar zich. Neem Untitled #233, waarin hij weliswaar ook gebruik maakt van herkenbare of in elk geval herkenbaar lijkende geluiden, maar dat toch een tamelijk abstract klanklandschap is. Juist dat je de compositie op twee manieren kan beluisteren, maakt haar spannend. Ook Untitled #240 suggereert herkenbare geluiden (van menselijke bedrijvigheid), maar het blijft bij suggestie. Een hoogtepunt is het twintig minuten lange Untitled #232, een stevig stuk dat moeilijk te plaatsen vervormde klanken combineert met (schijnbare) natuurgeluiden. Het geluid van vogels, regen en onweer raakt gaandeweg vervormd en valt plotseling weg, slechts een paar geluiden achterlatend. Die strategie wordt meermaals in het stuk toegepast, en ook in andere composities op cd twee. Als deze techniek abrupte contrasten tussen een vol en bijna geen geluid leidend is op de tweede schijf, dan kun je zeggen dat op de eerste cd vooral lang aanhoudende, over elkaar schuivende en afwisselende tonen overheersen. Untitled (2009) is misschien niet het beste werk van López, maar wel een fraai afwisselend palet met een aantal prachtcomposities.
In de reeks New Series Framework presenteert het Sub Rosa-label elektronische noise, die volgens het label getuigt van ongewone benaderingen van het geluidsmateriaal. In de serie verschenen eerder bijvoorbeeld Cristian Vogel en Francisco López, geluidskunstenaars die hun sporen inmiddels wel verdiend hebben. Ook de Franse muzikale veelvraat Philippe Petit draait al even mee, als labeleigenaar van Pandemonium en BiP_HOp en in samenwerkingen met onder andere Lydia Lunch, Scanner, Kammerflimmer Kollektief, Leafcutter John en Simon Fisher Turner. Voor de Tourbillon DObscurité, dat als deel zes in genoemde Sub Rosa-reeks verschijnt, is Petit een samenwerking aangegaan met het Britse noise-gezelschap Vultures Quartet. Wat ze delen, is de onbegrensde blik op (experimentele) muziek en daarbij een interesse voor de duisterder hoeken en nissen. Die zijn, zoals de cd-titel al suggereert, ook in deze samenwerking te vinden. De vijf tracks worden gekenmerkt door de confrontatie van en de afwisseling van harde passages en meer ingetogen delen, tussen donkerder en helderder geluiden, tussen een grote geluidsdichtheid en de openheid in willekeurig verspreide accenten. De opener Soufflé is meteen al een fascinerend geluidslandschap waarin een diepe bromtoon en stijgende en dalende fluittonen zijn gecombineerd met tinkelende bellen en akoestisch aandoende losse klanken. Regelmatig wordt ook gewerkt aan een toenemende dichtheid van geluiden tot een moment van verlossing. Op El Hombre Que Se Sofoca werkt ook de jonge Mexicaanse geluidsartiest Israel Martinez met contrasten, maar zijn composities zijn veel vloeiender in verloop. De zes tracks op deze cd lopen naadloos in elkaar over. Mediakunstenaar en elektroakoestisch componist Martinez werkt vooral met de combinatie van elektronische geluiden en veldopnames, die hij al dan niet bewerkt. Die klanken legt hij in lagen over elkaar, laat hij aanzwellen, afnemen, verschuiven, en dergelijke. Een bijzonder fraai voorbeeld is There Were People 1, dat aanvankelijk klinkt als een opeenstapeling van metalige knarsende geluiden, na verloop van tijd aangevuld met een ratelen als van een stok langs tralies, en vervolgens weer met stemmen en een zware ruis, dat alles met een flinke galm, die van het ene op het andere moment ophoudt. Het titelstuk is een constante afwisseling van elektronische geluiden en loepzuivere veldopnames van de metro en woeste zee. Veel minder nadrukkelijk zijn de veldopnames in Weekend, dat juist wordt gedomineerd door elektronische geluiden, die steeds veranderen in volume, intensiteit en in textuur.
Niet voor het eerst in zijn bijna dertig jaar omvattende carrière vindt Francisco López titels niet nodig. Misschien is hij van mening dat de muziek voor zich spreekt, maar wellicht wil hij de ervaring van zijn delicate sound art niet verstoren door al te veel richting te geven aan de verwachtingen van de luisteraar. Die wordt geconfronteerd met een enkele track van een klein uur, welke geheel bestaat uit gemanipuleerde field recordings, want ook ‘Untitled #244′ maakt deel uit van ’s mans zoektocht naar ‘absolute music concrète’. Complete onthechting van bron en geluid dus, en López slaagt daar behoorlijk in, hoewel ook zonder raadplegen van de hoestekst het idee ‘water’ veelvuldig in ons hoofd kwam bovendrijven. Alleen meende wij ons in een groot aquarium te bevinden, en niet in, aan en onder de twee Zuid-Amerikaanse rivieren die de bron van het materiaal waren. De geluiden zijn op talloze manieren bewerkt, met uiteenlopend resultaat. Het ene moment klinkt de plaat als een hoorspel van druppels in een turbinehal, soms ontstaan tonen die in het hedendaagse drone-landschap bijna voor een compositie door zouden kunnen gaan, dan weer vervalt het geluid tot het absolute minimum, waarbij de overheersende stilte opeens heel hard klinkt. Met muziek heeft het niets te maken, maar uit ‘Untitled #244’ spreekt, zoals zo vaak bij López, vooral een grote liefde voor geluid. Voor de aard, de dynamiek en de klank van het geluid dat de wereld kan maken, en wat de mens daar aan kan veranderen.
Het is nog vroeg in het jaar, maar ik heb een voorgevoel dat deze release zomaar in mijn eindejaarslijstje kan opduiken. Een krasse uitspraak, maar A Tasty Swarm Of Small Signals is dan ook een krasse muziek-dvd. Het betreft hier een verzamelaar van geluidskunst van bijzonder hoog niveau. Meer bepaald ‘A Collection Of 2-Minute Radio Micro-Compositions By Sound Artists From Across The Globe’, aldus de ondertitel. Verzamelcd’s (of -dvd’s) zijn vaak een aardige instapmogelijkheid of een interessant overzicht; deze compilatie is veel meer. Ten eerste omdat A Tasty Swarm Of Small Signals zeven topartiesten bevat, waaronder Asmus Tietchens, Louis Dufort, Zbigniew Karkowski en Francisco López . Laatstgenoemde heeft overigens als curator voor dit project opgetreden. Ten tweede omdat het van de zeven artiesten elk dertien composities van twee minuten bevat, allemaal gemaakt in opdracht voor dit project. De 91 mini-composities zijn stuk voor stuk originele, auditieve kleinoden, die per klankartiest veelal ook een duidelijk geheel vormen en een goed beeld geven van de mogelijkheden in dit veld. De dvd opent met de poëtische, dromerige composities van James Webb, opgebouwd uit onder andere field recordings, morse signalen en pianoklanken. De smakelijke zwerm sluit af met elektronische geluiden, vibrerend en zich ontwikkelend naar ritmes en structuren van Karkovski. Daartussen horen we hoe field recordings worden gecombineerd, of zelfs volledig versmelten met gecreëerde klanken, hoe stilte mede een compositie vormt, of juist muren van noise elk gaatje van stilte opvullen. De dvd is een voortvloeisel van een samenwerking tussen het Barcelonese platform voor audiovisueel experiment Störung en het Puertos de Castilla Cultural Center, dat – als ik het goed begrijp – de enorme collectie geluidskunst van Francisco López heeft ontvangen. Zij hopen dat ‘A Tasty Swarm Of Small Signals’ het begin is van vele projecten. Ik hoop het ook.
Hetzelfde uitgangsmateriaal, zeer verschillende resultaten in handen van twee componisten, dat is IC. Tomas Phillips opent met een kort geruis, licht galmende geluiden. Daarna treedt er een stilte in, waaruit langzaam steeds meer ritselende, tikkende, galmende, metalige klanken naar voren komen. Sporadische pianoklanken, toetsen die worden aangeslagen of een raspen over de snaren. Geruis en zacht getik. Verrassend sluit hij af met onthechte koorstemmen die voortzoemen en elektronisch worden gemanipuleerd. Momenten van stilte en deze klanken zijn de ingrediënten voor Phillips dikke half uur. Soms neemt de intensiteit toe, maar zelfs dan blijft er een spannende, ingehouden sfeer. Ook Untitled #214, de interpretatie van Francisco López, begint met geraas, ditmaal van brekend glas of keramiek, dat overgaat in elektronische klanken. En ook López bijdrage wordt gekenmerkt door momenten van stilte. De Spanjaard wisselt die af met zachte drones en veel minder abstracte stukken: sterk vervormde zangstemmen en ritmisch opgebouwde klik- en kraakgeluiden, bijvoorbeeld. Zijn compositie is minder een geheel dan bij Phillips of afwisselender, wat je wil. Samen zorgen de heren voor een bijzonder ingetogen cd, waarvan het geluid zich niet opdringt, maar er gewoon is. Naar gelang je stemming kun je voor IC gaan zitten en aandachtig beluisteren, of de composities laten opgaan in de actuele geluidsomgeving. Sterk werk.
Er kwamen hydrofonen en andere gespecialiseerde apparaten aan te pas om de Noorse geluidskunstenares Jana Winderen toe te laten de natuurlijke composities in de Barenszee en Groenlandse fjorden vast te leggen. Hiermee laat ze haar oorspronkelijke opleiding (wiskunde en chemie) ook in haar kunst renderen. De field recordings van water, wind en ijs worden zowel ongefilterd weergegeven als verwerkt in kolkende drones en kabbelende onderdrukte noise. Een enkele keer valt ook dierlijke (vogels) aanwezigheid waar te nemen. De mix van oceanische bassen, gure wind en ijzige golven doet sterk denken aan het werk van Francisco Lopez of labelgenoot Chris Watson. De drie tracks blijven als ijsbergen overeind in hun genre, en ook het artwork is onberispelijk: Jon Wozencroft lijkt zelfs voor een relativerende watertoets te zorgen door ook een foto van een douche tussen de bevroren golven te schuiven.
Geluidpost is een initiatief van Lokaal 01 te Breda, een organisatie die kunstenaars de mogelijkheid biedt zich te presenteren. Daarbij is Geluidpost gericht op puur geluid en de ervaring daarvan. In 2007 en 2008 was de programmering in handen van Martijn Hohman en hij koos muzikanten die geluiden hergebruiken en die uitgaan van field recordings. De dubbelcd Geluidpost 2007-2008, verzorgd uitgegeven in een sober vouwhoesje, presenteert negen tracks. Een aantal van de vertegenwoordigde muzikanten en geluidsarchitecten doet wat je misschien al van ze kent, maar dat is geen minpunt. Machinefabriek werkt in Cello Recycling van een sobere drone via krakerige elektronica naar een weemoedige melodielijn, en dat doet hij mooi als altijd. Janek Schaefer presenteert een collage van onder meer field recordings, een elektronische geluidsmuur met gesamplede strijkers en Spaanse gitaarklanken. Merzbow dompelt je in een bloedbad van sterk gelaagde noise, zoals we die van hem kennen. En toch is het weer indrukwekkend en hypnotiserend. Steve Roden en Francisco López gebruiken beiden natuurgeluiden, wat bij de eerste zich ontwikkelt tot een vol en bijna bezwerende sfeerschets en bij de ander tot een muur van geluid. Ook de andere vier tracks zijn beslist de moeite waard.
Elke keer als we werk van deze Scandinavische collaboratie voorgeschoteld krijgen, valt op hoezeer BJ Nilsen (Hazard) er in slaagt om de gereputeerde gekte van het IJslandse Stilluppsteypa in toom te houden. De Zweed onderzoekt hoe natuurklanken inwerken op de mens, en voor dit experiment komt het bronnenmateriaal van een vierendertig jaar oude cassette. Het verkruimelde geluid van het toevallige tapevondst in combinatie met zachte drones en valse stiltes, doet ons deze gelimiteerde (vijfhonderd stuks) cd situeren in de driehoek tussen William Basinski, Francisco López en The Hafler Trio. De beste passages zijn diegene die de serene sfeer breken met vage loopflarden van gestolen muziek, een ijl klankje, een veldopname of de verre echo van een stem. Dankzij het indrukwekkend spookachtige derde gedeelte, wint Man From Deep River met gemak de wisselbeker voor de beste dronerelease in de recensiestapel van uw dienaar.
De Oekraïner Andrey Kiritchenko heeft een mooie staat van dienst. Sinds hij in 1995 muziek begon te maken, heeft hij al een veertigtal albums uitgebracht op toonaangevende labels als Staalplaat, Spekk, Ad Noiseam, Bip-Hop, Neo-Ouija en zijn eigen Nexsound. Hij werkte samen met Francisco Lopez, Kim Cascone, Jeff Surak en talloze andere grote namen uit het wereldje van de experimentele elektro-akoestische muziek. Zijn laatste plaat, ‘Misterrious’, op het Japanse Spekk-label, vormt het sluitstuk van een trilogie die ingezet werd door ‘True Delusion’ (2005) en ‘Stuffed With/Out’ (2006). In deze reeks verkent hij het spectrum van dromerige instrumentale muziek waarbij akoestische instrumenten aangevuld worden met veldopnames en elektronisch gemanipuleerde geluiden. In ‘True Delusion’ nam hij de harmonische boventonen van de akoestische gitaar als vertrekpunt. Voor ‘Stuffed With/Out’ liet hij zich inspireren door folkmuziek. Met ‘Misterrious’ wou hij naar eigen zeggen een jazz-gevoel in zijn universum van filmische en naïeve geluidstaferelen binnensmokkelen. De piano staat centraal, maar wordt aangevuld door gitaar, glockenspiel, melodica, autoharp, klankschalen, objecten en veldopnames. Het resultaat zouden we, ondanks het subtiele drumwerk van Jason Kahn en Martin Brandlmayer, zelf nu niet bepaald jazzy noemen. Neen, Kiritchenko heeft een zachtmoedige plaat met zorgvuldig opgenomen, minimalistische songs gemaakt. Net als bij beide voorgangers wordt het mooie artwork verzorgd door Olga Indovina.
Het tiende deel in de Tietchens heruitgavenreeks toont ons een minder licht verteerbaar gelaat van de veelzijdige Hamburger. Met Notturno wil Tietchens in 1987 een brug slaan tussen de industriële ondergrondkringen waarin hij op dat moment vertoeft (deze release werd oorspronkelijk uitgebracht op het label van Esplendor Geométrico), en de academische wereld van het geluidsonderzoek. Tietchens prepareert een vleugelpiano met onder andere munten en borstels, en gebruikt ze ook als percussie-instrument. Sommige stukken laten zelfs vermoeden dat de snaren door een truweel afgeschraapt werden. Natuurlijk is een link naar John Cage onvermijdelijk, maar Tietchens staat er op dat dit geen academisch album is: het is een industrieel album dat toevallig academisch klinkt. Notturno werd al eerder op cd uitgebracht (Barooni, 1992) maar voor deze heruitgave werd het originele materiaal geremastered om tegemoet te komen aan de hedendaagse kwaliteitscriteria. Wanneer Tietchens in 2003 gevraagd wordt om bronnenmateriaal van Richard Chartier te bewerken voor de verzamelaar RePostPostfabricated kan hij er geen genoeg van krijgen. Tot lang na de verschijningsdatum blijft hij materiaal inzenden, in totaal meer dan drie kwartier muziek. De eerste vijfhonderd kopers van ‘Fabrication’ krijgen trouwens een bonus cd met alle originele inzendingen van Tietchens. Maar tijdens het titelnummer retourneert Chartier het plezier door op zijn beurt de materialen van Tietchens onder handen te nemen. Het eindresultaat is een compositie van éénenvijftig minuten die zich ontspint van valse stilte over subtiele drones tot zacht elektronisch gepruttel. Een breekbaar werkstuk dat zeker goede vibraties zal veroorzaken bij liefhebbers van Francisco Lopez of de dreunmeditaties van The Hafler Trio.