728x90 MM

Klank&Komma: zenuwenmuziek

Pogingen tot horen, zien en er zijn

Christine Geense verkent in haar fragmentarisch essay ‘Zenuwenmuziek’ de mogelijkheden betekenis te geven aan niet-begrepen momenten.
Klank & Komma

Christine Geense verkent in haar fragmentarisch essay ‘Zenuwenmuziek’ de mogelijkheden betekenis te geven aan niet-begrepen momenten.

De Clubzaal van de Verkadefabriek is vol. Het publiek is stil. De mensen om me heen luisteren als naar een intensief gesprek: naar voren geleund, knikkend. Pal voor het podium twee mensen: een man, Kuljit Bharma, zit achter een elektronische percussieset; een vrouw, Beatrice Dillon, aan een tafeltje met een laptop. Af en toe werpen ze een korte blik op elkaar, dan duiken ze ieder weer in hun eigen bezigheid. Dillon kijkt naar haar scherm, klikt op dingen. Ze slaat haar benen over elkaar. Haar bovenste voet hupt een beetje mee. Op een gegeven moment zet ze haar elleboog op tafel en laat haar kin op haar handpalm rusten. Haar laptopscherm weerspiegelt in haar brillenglazen. Ik kijk naar iemand die aan het werk is. Ik verwacht elk moment de zoef van een verstuurde mail of de harde peng van een binnengekomen Whatsapp.
Dillon en Bharma nemen het applaus na afloop schuchter in ontvangst. Terwijl ze wegloopt zwaait Dillon kort naar het publiek en ik probeer te zien waar zij naar keek, scan de gezichten van de mensen in de zaal. Zijn ze beleefd? Of enthousiast?

*

‘Zet die zenuwenmuziek zachter!’, riep mijn moeder vroeger, als ik Leftfield te hard draaide. Een paar jaar later schuif ik via The Prodigy door naar punk. Opgefokte muziek maakt me rustig. Ik neem mijn vriendin mee naar een optreden van Malkovich, ergens begin jaren nul in een Utrechts kraakpand. Het is een gok, maar ik denk dat ze het melodieuze van de band wel kan waarderen. Ze loopt na een paar nummers weg: elk nummer is dezelfde bak herrie, zegt ze, op dezelfde manier uitgevoerd. Als ik later op haar uitnodiging meega naar een optreden van een dj die ze bewondert, steek ik de hele avond de ene na de andere sigaret op in een poging mezelf te kalmeren. Er lijkt geen ontsnappen aan de oneindige monotonie van de muziek, die verhaal- en betekenisloos door de ruimte dreunt, uitgevoerd, of: aangezet, door een man in een hoodie, die de dj is maar ook de netwerkbeheerder van dienst zou kunnen zijn, op zoek naar de herkomst van een storingsgeluid; is dit het?, is dit het?, is dit het?, net zolang tot de lichten in de zaal aangaan.

*

In de donkerrood verduisterde zaal is dj-performer Pan Daijing amper te zien. Ik ben haar zelfs een tijdje kwijt, tot me ineens een figuur vooraan op het podium opvalt. De rug naar ons toe, de armen wijd uitgestrekt, het hoofd iets geheven. Hoe lang staat ze daar al? Moet ze niet iets … doen, tijdens haar optreden? Is dit haar optreden?
Tijdens de cursus Klank&Komma wordt ons gevraagd een pagina te kiezen uit ‘Treatise’, de omvangrijke grafische partituur van Cornelius Cardew. Ik pak een blad met een kaarsrechte horizontale lijn, met alleen in het begin – als je van links naar rechts leest tenminste – een minieme trilling, als een korte distortion waarvan je je zou kunnen afvragen of die erbij hoorde. Als je lang naar een bepaald punt op de horizon kijkt kun je soms het idee krijgen dat er zich in je perifere zicht iets afspeelt, maar als je ernaar kijkt zie je het niet.
Pan Daijing is er wel en ze is er niet.
Ik blijf naar haar kijken – ik moet wel, anders ben ik weg.

*

Hoe bepaal je waar je naar blijft luisteren? Wat je aandacht geeft? Begin jaren nul loop ik bij menig hardcoreband de zaal uit. Niet omdat de muziek me niet bevalt, maar omdat de gitarist, bassist en zanger na twee nummers nog steeds met hun rug naar het publiek staan. De enige met wie ze contact hebben is de drummer. Die negeert ons ook.
Ondertussen kijk ik naar een band op een (verhoogd) podium of minimaal een centrale plek, uitgelicht door lampen die speciaal op de bandleden staan gericht, te midden van apparatuur die op hen is afgestemd, waaruit geluid komt dat ze getest hebben tijdens de soundcheck, zodat de mensen die zijn gekomen om te luisteren naar wat de band wil delen, het beste geluid te horen krijgen.
Misschien is het een statement tegen verering. Misschien is het arrogantie, of verlegenheid. Misschien is het de bedoeling dat ik er niet toe doe.
Maar om er niet toe te doen, moet ik er om te beginnen wel zijn.
Ik heb een biertje nodig, geloof ik.

*

Ik vraag aan een kennis waarom hij naar concerten gaat.
Hij hoeft niet na te denken en zegt: ‘Vanwege de energie.’

*

Als je erover nadenkt is het zo’n rare afspraak: jij maakt iets en daar luister ik naar en dat roept dan van alles bij me op. Jij deelt iets met me wat voor jou betekenis heeft en dat via het filter van mijn eigen ervaringen, herinneringen en verwachtingen in iets anders verandert. Soms ontmoeten we elkaar fysiek, in een ruimte die jou en jouw werk centraal stelt, maar die zonder mijn aanwezigheid geen gewicht heeft. Dan applaudisseer ik, of ik loop halverwege weg.
Ik kan het niet aanraden, het daarover nadenken. Zinloosheid is een gewapende overvaller. Hij pakt alles van waarde van je af en laat je achter met een schuldvraag: waarom droeg je dat dan ook bij je, die nieuwsgierigheid, die verwondering, die zin om onder de mensen te zijn, die drang naar nieuwe dingen?

*

Elk jaar neem ik mezelf voor om bij het Le Guess Who?-festival niet rond te gaan shoppen tussen optredens. Minder zien, met meer aandacht. Elk jaar volgt er toch een dag waarop ik snelwandelend van kerk naar TivoliVredenburg ga, vier roltrappen en drie gewone trappen beklim en mezelf hijgend in de CloudNine tegenkom, me afvragend of ik niet liever in de kerk was gebleven, want dit klinkt toch niet zo leuk. Dit jaar formuleer ik het anders: ik neem me voor om mijn oordeel langer uit te stellen. Concerten van begin tot eind bijwonen en bedenken wat het met me doet in plaats van wat ik ervan vind.
Ik zit in een zaal en probeer te luisteren.
Soms, nee, vaak, meestal wanneer ik me probeer te concentreren, ben ik eerst een tijdlang bezig met de handeling van het concentreren. Ik concentreer me zo hard dat het me afleidt.
Ik schud het af. Luister nog wat harder.
Er is iets gebeurd. Mensen kijken elkaar aan. De energie in de zaal verandert. Ik kijk om me heen.

Wat heb ik gemist?

—– KADER MET FOTO —-

Christine Geense
Christine Geense studeerde Writing for Performance aan de HKU en is schrijver van toneel, hoorspel, essays en songs. Eerder volgde zij een Domein-masterclass essayistiek o.l.v. Miriam Rasch. In het schrijflab Klank&Komma hoopt zij anders te leren luisteren naar klank en het literaire/verhalende in haar eigen schrijven meer los te kunnen laten.

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!