Het ooropenende Duitse Moers festival vond dit jaar met succes voor de 45ste keer plaats. De muzikale UFO was er, na wat politieke strubbelingen, toch weer geland. De speciaal gebouwde festivalhal, nu met een nog groter bereik voor bastonen, kon maar liefst 12.000 bezoekers aantrekken.
Net als de eerste twee dagen, hadden dag drie en vier van het Moers festival elk nog veel moois in petto. We waren dan wel over de bult, murw waren we zeker nog niet. Voor meer muzikale innovatie was er altijd nog plaats. Gelukkig dacht Moers festival daar hetzelfde over.
Sferische ode
Het openingsoptreden was van Zapptet, een eclectisch project van Tim Isfort. De contrabassist, zanger en componist had een groep musici om zich heen verzameld. Ze maakten een humoristische entrée waarbij Isfort een anekdote vertelde die door de bandleden met muzikale plaagstootjes doorbroken werd, waarna Isfort dan ook maar op zijn contrabas begon te spelen.
De band speelde onder meer een sferische ode aan de stad Moers en het opwindende ‘Zapping in Hoffmann’s Jazzmuseum’. De meest geslaagde compositie was ‘Cherbourgh Blues’ een stemmig verhalend nummer geïnspireerd op de Aki Kaurismäki film ‘Le Havre’ en de vluchtelingen die dezer dagen, weg van absurde strijdtonelen, een veilig heenkomen zoeken. Daarna volgde nog toepasselijk een cover van ’New Dark Age’ (1981) van de groep ‘The Sound’. Het was fijn om voor de verandering eens wat retrorock met saxondersteuning te horen.
Egyptische androgynie
The Liz presenteerde de première van hun theatrale performance ’Book of Birds’, een project dat in Berlijn is ontstaan uit de samenwerking tussen Liz Kosack (toetsen), Liz Allbee (trompet) en Korhan ‘Liz’ Erel (electronics). De bandleden traden op als androgyne karakters uit de Egyptische mythologie. Het gelaat van de toetsenist bijvoorbeeld ging schuil achter een zelfgemaakt masker van Anubis. De trompettiste moest met haar soms gorgelende geluiden de blinde Oedipus voorstellen en wat meer op de achtergrond stond Korhan Erel als de Sfinx.
Het trio creëerde een sfeer die niet echt wist te overtuigen, ook omdat er op theatraal vlak weinig gebeurde in het middenstuk. Dat veranderde wel naar het einde toe, toen een geestachtige pop vanuit de lucht op het podium neerdaalde, zich aan de instrumenten vasthechtte en ook nog van zich liet spreken.
Rusteloos verdwalen
Drummer Jonas Burgwinkel zette de lijnen uit voor het nieuwe improvisatie-jazztrio Medusa Beats dat hij heeft opgericht met toetsenist Benoit Delbecq en bassist Petter Eldh. Hun optreden was een reflectie van de huidige alomtegenwoordige rusteloosheid, in het hoofd en in het openbaar. Zoals bijvoorbeeld de metroloop van Chicago die de pianist aanhaalde. Dit is een transportverbinding die je niet helemaal rond brengt, zoals de Cirlce Line in Londen, maar je af en toe via vervreemdende kronkels het bos instuurt.
Soms was je tijdens de luisterervaring dan ook echt even verdwaald, waarna meestal de drummer je weer meenam naar bekendere oorden. Desondanks misten de improvisaties wat variatie in hun instrumentatie. Zoals toen de toetsenist zijn keyboard simultaan met zijn piano bespeelde of de drummer die er aan het einde wat meer doorkwam door zijn drumskins en bekkens rijker met resonerende objecten te beleggen.
Gezaghebbende vocalen
Pianist en componist David Virelles stelde ons zijn moderne jazzband uit New York voor: Eric McPherson op drums en Román Díaz op percussie en zang. Het devies van de band was om de muziek voor zich te laten spreken. Ze speelden een onafgebroken suite waarin Díaz met verve zijn rol als oudste bandlid op zich nam.
Na de – soms iets te lange – virtuoze pianosolo’s van Virelles zette Díaz zijn gezaghebbende vocalen in om nadere accenten te leggen met zijn percussie-instrumenten. De dynamiek tussen deze twee meer solistische heren maakte het optreden tot een spirituele reis waarin latin en westerse invloeden in elkaar vloeiden, terwijl McPherson – subtiel op de achtergrond – de maat aangaf.
Emotioneel zuiverend
Warped Dreamer, een samenwerking op poten gezet door Teun Verbruggen waarbij hij multi-instrumentalist Arve Henriksen, toetsenist Jozef Dumoulin en gitarist Stian Westerhuis verenigde, zorgde voor voor meanderende, epische en kleinhuiselijke improvisaties. Arve Henriksen kwam binnen het kwartet als meest verrassende speler naar buiten.
Henriksen zette meestal de melodieën uit: in een rustig tussenstuk gebruikte hij zijn kopstem die een glimlachende Dumoulin vervolgens met z’n lange vingers accentueerde. De gitarist streek ondertussen met een strijkstok langs zijn elektrische gitaar wat voor een galmend effect zorgde. Uiteindelijk mondde alles uit in een heftig, emotioneel zuiverend stuk dat soms net iets te chaotisch klonk, maar wel wist te overweldigen.
Organische grooves
Na een uitgebreide contrabas-stemsessie kon New Yorkse dance act Dawn Of Midi aan de slag. Pianist, bassist en drummer speelden samen stoïcijns een akoestische set gebaseerd op minimal techno. De muziek werkte hypnotiserend in op het zittende publiek dat er relatief onbewogen onder bleef. Bij een opstelling zonder stoelen had deze aanstekelijke, organische groove de mensen echter zeker aan het dansen gekregen. De muzikanten speelden super strak.
Na afloop mocht ik backstage de indrukwekkende eeltlaag van basspeler Aakaash Israni aanschouwen. Een blijvend souvenir van zijn principiële weigering om loop stations te gebruiken. Dawn of Midi leverde met hun optreden op bijzondere wijze commentaar op de interactie tussen mens en instrument, tussen akoestische en elektronische muziek.
Extatische trip
Moon Hooch, twee saxofonisten en een drummer uit de metrotunnels van New York, maakte wat zij noemen cave music, dansbare groovy drumsax tunes in dezelfde traditie als de band ‘Too Many Zooz’. Als laatste act aan het begin van de nacht wisten ze al vrij snel de hal op te warmen. Al vroeg in hun show kwamen ze met het aanstekelijke ‘Number 9’ aandraven, dat steunt op een ware oergroove. Dit keer stak het nummer in pompende EDM-/dubstepversie die de voorste rijen van het publiek bijna omverblies.
Tot achterin was de extatische trip voelbaar. De hyper ogende drummer moest vanwege de clicktrack noodgedwongen zijn stuiterende drumsolo wat versimpelen, en de saxofonisten evenzeer, maar de kern van hun nummers bleef recht overeind staan. Voor de variatie kwamen er Amerika-kritische rapteksten voorbij, speelde de drummer op een gegeven moment zittend een tweetal tabla’s en liet saxofonist Wenzl McGowen wat fancy voetenwerk zien tijdens het spelen.
De saxofonist Mike Wilbur vulde net iets te vaak de intermezzo’s met circulaire ademhaling. De show had ook een stuk korter gekund. Maar daar dacht het publiek duidelijk anders over, uitbundig dansend bleef het om meer vragen. Deze jongens pasten met hun show zo in de line-up van de grote massafestivals.
Actiefilm
’s Middags opende de vierde en laatste dag met het Lisbon Underground Music Ensemble dat haar eerste optreden in Duitsland ooit speelde. De leden speelden stukken uit de twee albums die het ensemble tot nu toe heeft gemaakt. Ze openden met veel vaart om vervolgens te crashen in een collage van destructiegeluiden. De instrumenten moesten daarna even bijkomen van de confrontatie en dat was eraan te horen.
De subtiel gedirigeerde, strak gemonteerde composities met verschillende stijlen zitten hechtten zich steeds op nieuwe, verrassende manieren aan elkaar. Het geheel voelde aan als een goede actiefilm met af en toe een solo waarin hoofdrolspelers hun mening van zich afbliezen, maar vervolgens weer naar de pijpen moesten dansen van componist, dirigent en pianist Marco Barroso. Om meer te zijn dan een livevoorstelling van een soundtrack, was er echter te weinig experimentele dialoog tussen de muzikanten.
Rijk geornamenteerd
Hauschka, achter zijn met effecten beladen piano, en Kosminen, achter de drums, traden met elkaar op poëtische wijze in interactie. Hauschka’s minimalistische akkoorden benadrukten dat de piano in wezen ook een slaginstrument is. De gelijkenis met de ritmische, gecontroleerd chaotische klanken uit de bekkens en schaaltjes van Kosminen was treffend.
Gebroken beats en piano grooves maakten geleidelijk aan plaats voor een meer gestructureerde reis die het publiek begeleidde naar een dansfinale met akoestische, rijk geornamenteerde techno. Na het applaus keerden de heren nog een keer terug voor een groovy techno toegift waarbij wederom schaaltjes van de drums af donderden, maar dan is het ook echt schluss.
Amokmakers
Als voorlaatste act was het kwartet Amok Amor aan de beurt om hun eerste gezamenlijke plaat live voor te stellen. Tussen de wilde en jazzgeörienteerde composities liet de band ruimte voor improvisaties. Oprichter en contrabassist Petter Eldh (ook van Medusa Beats) bracht drummer Christian Lillinger, altsaxofonist Wanja Slavin en trompettist Peter Evans samen. Van het viertal was het trompettist Peter Evans die de grootste variëteit aan speelstijlen tentoon wist te spreiden. Zijn trompetgeluiden, bijwijlen net een bromvlieg, tastten de grenzen van zijn instrument af.
Ook de anderen zochten naar hun instrumentgrenzen. De drummer bespeelde graag de uiterste randen van zijn drumstel en rolde met een schaal over z’n bekkens, de contrabassist liet de snaren ritmisch tegen de hals tikken en de saxofonist zocht de limieten van zijn bereik. Al die uitersten raakten elkaar in spannende, complexe interacties. Af en toe een rustigere melodie had niet misstaan, maar dat leek niet meteen de opzet van dit hectische kwartet.
Amen!
Het slotconcert lag in handen van folk-artiesten Becca Stevens en Joris Collier. Een prille samenwerking, of zoals Stevens het zelf noemt: the toddler age of this collaboration. En dat was er af en toe ook aan af te horen, beiden moesten elkaar nog aftasten. Bij het nummer ‘Perfect Animal’ werkte bijvoorbeeld de jazzy piano- en zangbegeleiding van Collier niet helemaal lekker. De combinatie van Collier zijn zang en akoestische basgitaar met de zang en charango van Stevens, zoals in de Stevie Wonder cover ‘I’ll be loving you always’, was dan beter.
Of toen Collier zijn innovatieve keyboard inzette om al pianospelend en zingend tegelijk meerstemmige zangpartijen onder Stevens haar aandeel te leggen. Een mooi moment kregen we toen iemand in de zaal ‘Amen!’ riep en Collier dit ad rem in zijn galmende gospelzang verwerkte. Tot besluit speelden ze geheel passend een cover van Leonard Cohen’s ‘Halleluja’.