De jaren 1970 mogen zich de laatste jaren in een warme belangstelling verheugen. Na onder andere ‘Nigeria 70’ en ‘Senegal 70’ is er nu ook ‘Venezuela 70’. Terwijl veel wereldmuziekverzamelaars in het verleden vooral een antropologische invalshoek hadden – het in kaart brengen van authentieke muziekvormen uit de niet-Westerse wereld – staan de laatste jaren vooral de cross-overs centraal: mengvormen van inheemse en geïmpoteerde stijlen. Dat vooral uit de landen aan de West-Afrikaanse goudkust (Nigeria, Benin, Ghana) veel muziek wordt uitgebracht, hangt ongetwijfeld samen met de welvaart, de voorzieningen en de Westerse muziek die oliemaatschappijen in die landen brachten. Ook in het Zuid-Amerikaanse Venezuela was de olieproductie een belangrijke aanjager van welvaart en arbeidsmigratie en de muziek op deze verzamelaar is evenzeer een smeltkroes van stijlen, zoals het land ook een smeltkroes is van verschillende nationaliteiten en invloeden: Europees, Latijns-Amerikaans en Caribisch. De muziek van Vytas Brenner, zoon van geëmigreerde Duitse joden, doet denken aan de prog- en krautrock van bands als Embryo en Can, die zich op hun beurt ook door allerlei wereldmuziek lieten inspireren. De geboren Cubaan Angel Rada, brengt zijn jeugd in Venezuela door, maar gaat naar München om muziek te studeren en komt daar in contact met Klaus Schulze en Kraftwerk. Zijn prachtige synth-epos ‘Panico A Las 5 A.M.’ is misschien wel de grootste ontdekking op deze verzamelaar. Bands als Un, Dos, Tres Y … Fuera, Grupo C.I.M. en Apocalipsis tappen uit een meer traditioneel vaatje met hun rockinterpretaties van Latijns-Amerikaanse muziekvormen als joropo en fandango, en schurken daarmee dicht tegen artiesten als Santana of zelfs Focus. Tenslotte is er nog een categorie library music, met opnames van onder andere radiocomponist Pablo Schneider en orkestleider Aldemaro Romero. Wellicht is de belangstelling voor grensoverschrijdende muziek uit de jaren 1970 als romantisch escapisme te beschouwen, nu nationalisme en territoriumdrift de wereldpolitiek overwoekeren. In dat geval is dit inderdaad ook een goed moment voor een heruitgave van de twee albums – uit 1970 en 1971 – van het Canadese Syrinx. Het meanderende, titelloze debuut is met name schatplichtig aan Tangerine Dream. Op opvolger ‘Long Lost Relatives’ neemt de band echter kitschpop en folkrock als uitgangspunt, maar laat deze met behulp van hun synthesizers regelmatig uit de bocht vliegen. Het resultaat klinkt nu weer eens als Supersister, dan weer als Soft Machine. Hoogtepunt is ‘Ibistix’, waarop toetsenist John Mills-Cockell zijn Moog en Arp laat schuren als de vroege Popol Vuh.