In GC #121 kon je een interview lezen met Richard Dawson. Sinds 2007 vermengt hij op bijzondere wijze zijn vaak atonale gitaarspel met zijn bijzonder expressieve, vaak a capella, door folk beïnvloedde zang. Sinds die beginjaren bracht hij een aantal albums in eigen beheer of op kleine labeltjes uit. Na dat interview verscheen zijn voorlopige hoogtepunt ‘Nothing Important’. Om te weten hoe hij tot dat culminatiepunt is gekomen is het interessant om zijn vorige werk ook wat beter onder de loop te kunnen nemen. Voor de geïnteresseerden verschijnen er nu twee vroegere albums opnieuw, ‘Magic Bridge’ (uit 2011) en ‘The Glass Trunk’ (2013). Op dat eerste album verkent hij volop zijn Angelsaksische folkroots. Soms in instrumentale stukken zoals het openingsnummer ‘Juniper Berries Float Down The Stream’ of ‘The Bamburgh Beast’, maar evengoed met zijn kenmerkende stem. Dan vaak met minimale begeleiding van zijn ietwat kaduuk klinkende gitaar. De vocale capriolen van Dawson zullen in veel oren soms vals klinken. Het is een dunne lijn, maar voor mij blijft hij toch aan de goede kant zitten. Het heeft iets te maken met de oprechtheid die hij uitstraalt. En als je echt gaat luisteren hoor je gewoon mooie verhalen van de man uit Newcastle. Zoals dat van die houten rugzak in ‘Wooden Bag’ of ‘Grandad’s Deathbed Hallucinations’. Eén van de vele hoogtepunten van de plaat is ‘We Picked Apples In A Graveyard Freshly Mowed’. Op deze plaat klinkt Dawson dan ook nog behoorlijk toegankelijk. Van een heel ander kaliber is ‘The Glass Trunk’. Voor dat album dook hij in het lokale archief op zoek naar verhalen over moord en lichamelijke verminking. Een behoorlijk zwaar thema dus. Voor dat album kreeg hij de hulp van experimentele harpist Rhodri Davies. Het bevat zeven eerder reguliere nummers en twaalf instrumentale tussenstukken. In die laatsten gaat hij een soort muzikaal gevecht aan met Davies. Ze vuren hun muziek af op elkaar. Uit de botsing daarvan ontstaan muzikaal zeer weerbarstige miniaturen. De normale nummers zijn iets minder minimaal ingevuld dan op ‘Magic Bridge’. Maar ook hier is het weer de verhalende kracht die de bovenhand haalt. De uitschieters hier zijn ‘Poor Old Horse’ en het uitgesponnen ‘Joe The Quilt-Maker’. Twee albums die essentieel zijn in het pad van deze eigenzinnige artiest.