Aah, Pukkelpop. Daar zijn we weer. Elk jaar schrijven we met gezonde tegenzin een voorbeschouwing, waarin we de programmatie door de mangel halen, maar elk jaar ook jeukt het weer van zodra we de – steevast verkeerde – afrit van de A313 nemen.
Vervolgens cirkelen we weer een beetje rond het stadje Hasselt, om ten langen leste toch in Kiewit uit te komen en eindelijk weer die prachtige pukkelvrijwilligers te ontmoeten die ons de weg wijzen naar ons parkeerplaatsje en ons dat pukkelbandje om de pols gespen. Goei volk, moeder.
Dit jaar logeerde de Gonzo crew – net als in 2013 – bovendien weer in dat prachtige pronkhuis waar we u vorig jaar over vertelden. Maar daarover later meer, nu over naar de festivalweide.
Na een fijn wederzien met de Man van de Backstage Lockers, belanden we, een kwartiertje in de set van Young Fathers in de Castello. Meteen brult een verloren gelopen kempenzoon ons “slecht!” in het oor. De Schotten (uit Edinburgh, dus Edinburghers?) zitten dan ook middenin een atmosferisch stukje sfeerschepping, dat wellicht op je systeem gaat werken als je na een jaar lang het veld bewerken, eindelijk nog eens los wil gaan. Maar kijk: luttele seconden later barst het feestje los, middels bij TV On The Radio betrokken oorlogsdrums, subbassen die aan Holy Other doen denken en van de beste koortjes die we dit jaar hoorden. Ja, die van Young Fathers kunnen een aardig stukje zingen, hebben soul op overschot en – minstens even belangrijk – stonden zich keihard te amuseren. En ok, de klank stond misschien niet helemaal op punt maar een geschiktere openingsact voor ons pukkelparcours dan Young Fathers hadden we ons niet kunnen wensen.
De Gonzo (circus)-crew was dàn al opgesplitst. Terwijl één deel naar Young Fathers trok, ging een ander deel naar The Shelter, om INVSN aan het werk te zien, één van de muzikale verschijningsvormen van Dennis Lyxzén (zie ook Refused en The International (Noise) Conspiracy). Lyxzén kwam een matig gevulde tent – het is nog vroeg na de openingsfuif van gisteren, mijnheer – een geweten schoppen. “Most bands don’t care about politics, we do!” klonkt het tussen naar post-punk neigende songs als ‘Down In The Shadows’ en ‘God Has Left Us Stranded’ door. De band speelde een beetje in de schaduw van hun frontman. De van een streep zwarte schoenpoets voorziene Lyxzén denderde zoals gewoonlijk over het podium, ondertussen jumpkicks rondstrooiend. Degelijkheid zoals we het hadden verwacht, maar bij momenten nét te prekerig om spannend te blijven. Trouwens, we moeten van Lyxzén streven naar een wereld waar plaats is voor iedereen. Maar wie onderweg een fascist tegenkomt mag die wel gerust een pak voor de broek verkopen. We knopen het in onze oren!
Toen we eerder dit jaar in een binnen afzienbare tijd ongetwijfeld overgegentrifieerde Brooklynese woonbuurt de charmante Captured Tracks platenkelder binnenwaaiden (denk Championship Vinyl uit High Fidelity zonder de wanhoop), gristen we een exemplaar mee van Perfect Pussy‘s demotape ‘I Lost All Desire For Feeling’. Leuk hebbeding, maar wel volstrekt onbeluisterbaar, wegens blijkbaar ergens diep onderwater opgenomen zonder microfoons. De slechtst mogelijke promo voor de huidige cassetterevival, ook. Maar wél vol érreugh aanstekelijke riotpunk. Ondertussen is er een échte plaat, die we nog niet gehoord hebben, maar afgaande op wat Perfect Pussy vandaag op Pukkelpop bracht, hebben ze de powerballad die hen in De Afrekening zal brengen vooralsnog niet geschreven. Frontvrouw Meredith Graves zag er vanavond uit als de perfecte kruising tussen een ruige zeebonk en een prima ballerina. Een dikke twintig minuten lang trakteerden Graves en haar band ons op virtuoos gecontroleerde chaos, maar wél met één langgerekte synthdrone eronder – voor de zen, zullen we maar denken. Tussen de ‘songs’ door transformeerde Graves telkens luttele seconden in een schattig poppetje, om – Jeckyll & Hyde gewijs – meteen weer naar Chucky-meets-Kathleen Hannah-op-ketamine over te schakelen. Plezant.
Over naar Mac De Marco. Het sympathieke Canadese antwoord op Guy Verhofstadt (google “tandspleet”) had ook Meredith Graves en Garrett Koloski van Perfect Pussy naar de Club gelokt. Wij wisten ons dus in fijn gezelschap. Goeie en minder goeie grappen over de afmetingen van het geslachtsdeel van nieuwbakken bandlid Danny en een vermeende sponsordeal met Jack Daniels werden afgewisseld met degelijke en behoorlijk groovy gebrachte songs. Maar “degelijk” is niet altijd synoniem met “superopwindend”, dus na een half uurtje hadden wij het wel gezien met de chouchou van hip wit amerika. Ondertussen was Meredith ook weer weg, en dus vonden wij het geoorloofd om elders een overprijsd pakje slechte frieten te gaan consumeren.
U kent Sjoerd Bruil ongetwijfeld als gitarist en toetsenist bij onder meer Gruppo Di Pawlowski en wijlen Sukilove. Maar bij Black Cassette neemt hij zelf een hitsige garde Antwerpse muzikanten op sleeptouw. In de Wablief?! stelden ze hun tweede langspeler, ‘Circo’, voor. Die klinkt een stuk vrolijker en meer poppy dan de vorige, en live komen de nummers eigenlijk zelfs nog beter tot hun recht. Dat Black Cassette zichzelf niet al te serieus neemt mag blijken uit de ludieke D.I.Y.-clipjes en Michael Jackson-maskers op het podium. Maar muzikaal wordt het niet veel professioneler dan dit: een strakke funk-groove, straffe arrangementen en een arsenaal heerlijke geluidjes om het af te maken. Nice.
Presentatoren op festivals: het blijft een vreemd gegeven. U kent ze wel: hipdoende radiopresentatoren die geen flauw benul hebben van de band waarover ze nu weer staan te toeteren. Zo hoorden we er godbetert eentje wauwelen over Fristi toen ze Perfect Pussy moest aankondigen. Gelukkig had de organisatie ervoor gekozen om in de Castello Kurt Overbergh van de Ancienne Belgique de rol van MC te laten spelen. Ter introductie van Forest Swords gaf hij de volgelopen tent in de hem toegekende dertig seconden op onnavolgbare wijze een college dub en psychedelica. Als er dan toch presentatoren moeten zijn, dan maar zo ééntje. Genoeg over de introductie, de muziek dan maar. Forest Swords is geluidsknutselaar Matthew Barnes. Live wordt hij steevast begeleid door bassist James (achternaam onbekend – James, een baslijn aub!). Terwijl Barnes uit zijn laptop de mooiste, donkere lagen geluid tovert zorgt die bas voor de stevige basis. Zo stevig dat we de vloer van de Castello voelen trillen door dat machtige, door dub beïnvloedde basgeluid. Barnes injecteert het donkere, verontrustende geluid dan ook nog regelmatig met ijle gitaargeluiden. De diepe impact die het geluid heeft wordt nog versterkt door de heerlijke visuals. De wereld van Forest Swords was beklemmend en wonderschoon tegelijkertijd.
Aangezien het fysiek onmogelijk is om geen sympathie the hebben voor Tenacious D, had The Kyle Gass Band (de groep van “die andere kerel naast Jack Black”) bij aanvang al een streepje voor. Misschien wel de enige echte classic rock/americana-band op de affiche dit jaar. En wie meer Amerikaans uit de hoek wil komen zal flink zijn best moeten doen: de man zelf droeg witleren boots en de langharige gitarist combineerde een truckers-pet met een pornosnor. Maar gelukkig haalde Gass ten gepaste tijden zijn blokfluit boven om het Ted Nugent-gehalte wat naar beneden te halen. En wie kan er nu iets hebben tegen een kalende puber met een bierbuik die de meest scherpzinnige bindteksten uit zijn mouw schudt? We illustreren: ‘this song is about a specific kind of lady, she’s always playing Xbox and she knows how to change the oil in your car, she’s a bro ho’. Gewoon glimlachen en meeknikken.
Van Deafheaven herinneren we ons feitelijk alleen de lichte irritatie die zich van ons meester maakte, als we na wéér eens een irritant stukje zang van George Clarke nog maar eens een nietsvoorstellend stukje sfeerschepping geserveerd krijgen. Hey, dat ze niet de juiste facial paint dragen zal ons worst wezen – een schoongestreken hemd is evenzeer een uniform dan een van vers kippenbloed voorzien borsttapijt – maar van goeie black metal krijgen wij graag een beetje schrik. En dat zat er op donderdagavond niet in bij Deafheaven. Honger daarentegen…
Als Mauro Pawlowski op Pukkelpop staat, zijn de prijzen voor de bindteksten al op voorhand uitgedeeld. Ook dit jaar weer ging het ‘m weer bijzonder goed af – in zoverre zelfs dat de stoere jongens en meisjes van de security er een beetje ongemakkelijk van werden. “Goed genoeg voor pukkelpop”, “met hoeveel zijn jullie eigenlijk?” en “kom dat hier eens zeggen als ge durft”. Net als vorig jaar stond Pawlowski hier met zijn Gruppo Di Pawlowski, en net als vorig jaar was het een walkover met de vingers in de neus. Nu ja, niet dat de Antwerpse bende zich geen moeite getroost had om er Een Gebeurtenis van te maken. Zo hadden ze onder andere een gigantische rol plastiekfolie, een in wit poeder gedoopte en van gouden vlaggen voorziene bebaarde dwerg bij, die bovendien ook nog eens door de illustere Antwerpse-producer-met-roze-haar Hantrax op de schouders werd getild, en – net zo snel – weer tegen het podium werd gekwakt. Er zijn tegenwoordig dusdanig veel dwergen in de showbizz dat élke vacature interessant wordt, natuurlijk.
Iemand die zich ook die weirde noise-cover van 50 Cents ‘Candy Shop’ herinnert? Of waren we écht aan het koortsdromen?
Hét feestje van vandaag zal wel Outkast geweest zijn. Tegen de tijd dat André 3000 en Big Boi aan hun set begonnen was de massa gillende tienermeisjes echter dermate aangezwollen, dat we uiteindelijk onze hoop op een plekje in de buurt van de p.a. opgaven en een demarche richting drankstand inzetten. De heren komen niet elke maand naar België, natuurlijk. Een welverdiende pluim overigens, voor de drie oudere nummers van op ‘Aquemini’ (naar onze bescheiden mening veruit hun beste album). Al passeerden de monsterhits – denk ‘Ms. Jackson’, ‘Roses’ en ‘Hey Ya’ – natuurlijk ook de revue. Ook gesignaleerd links vooraan het podium: de dwerg die bij Gruppo di Pawlowski tegen het podium gekwakt werd, én de Hantrax die bij Gruppo di Pawlowski diezelfde dwerg tegen het podium kwakte. Beiden leken in goede gezondheid.
In de Verenigde Staten tourde Atomic Bomb! – geïnspireerd op de muziek van het Nigeriaans Afrofunk-enigma William Onyeabor – al met David Byrne (wiens Luaka Bop ‘Who Is William Onyeabor’ releasete) als frontman, in Europa moeten ze het doen met ‘mindere goden’ als de op gouden stilleto’s dansende Marie Daulne (Zap Mama), Alexis Taylor (Hot Chip), Luke Jenner (The Rapture) en de eerder op de dag al excellente Young Fathers. Het geheel stond onder leiding van Ahmed Gallab (Sinkane) en de line up werd vervolledigd door Money Mark (die wij aanvankelijk niet hadden herkend, wegens zéér lang geleden en ook een beetje verrimpeld, ondertussen), de drumtandem Pat Mahoney-Jason Trammell (LCD Soundsystem en Sinkane), Ish Montgomery op bas en Jonny Lam op gitaar (beiden Sinkane). Een redelijk van star quality vergeven podium dus, maar eigenlijk werd de show nog het meest van al gestolen door dat koppel blazers en die twee succulente zangeressen, die helemaal rechts in de hoek weggemoffeld zaten. Niet minder dan een hoogtepunt.
Na My Bloody Valentine (2009) was Slowdive de tweede shoegazelegende die hun blazoen mochten komen oppoetsen op Pukkelpop. Mikten Kevin Shields en de zijnen vijf jaar geleden met hun debiele decibelbonanza op bloedend trommelvlies voor iedereen, dan waren Slowdive vooral afgezakt om ons te trakteren op een sierlijk en subtiel concert. De band leidde ons langs knappe versies van songs als ‘Slowdive’, ‘Avalyn’ en ‘Catch The Breeze’. Tussen de songs door stonden Neil Halstead (mét Wayne’s World pet – als ge op nostalgie-toer gaat, doet ge het beter goed) en Rachel Goswell bijwijlen schaapachtig te lachen, als dachten ze “dat ons dit op onze leeftijd nog mag overkomen”. Het applaus was echter oververdiend, want tijdens de uitgesponnen versie van Syd Barretts ‘Golden Hair’ die we als uitsmijter kregen liet Slowdive nog eens horen dat het hele postrocklegioen (iemand nog iets van die mannen gehoord?) aan hen schatplichtig was. De perfecte afsluiter van dag één. Na nog één blik Cristal Alken te hebben gedeeld – schuiven we tevreden onder de kraakverse lakens van onze Hasseltse residentie.
Tekst: Stijn Buyst, Nico Kennes en Maarten Timmermans
Foto’s: Maarten Timmermans