Patrick Bruneel is een onvermoeibare luistermachine, die je ongetwijfeld zult kennen van zijn vele besprekingen van muziek – ongeveer alles tussen de extreemste metal en de fluisterzachtste ambient. De afgelopen tijd las en besprak hij bovendien drie boeken die naadloos aansluiten bij zijn muzieksmaak.
‘I Am Ozzy’ vertelt het verhaal van John Michael Osbourne, van zijn kinderjaren tot en met MTV’s kijkcijferkanon ‘The Osbournes’. Het boek krijgt nu pas een Nederlandse vertaling, maar is door de insteek toch nog steeds relevant. Dat komt voornamelijk omdat het hele levensverhaal uit de doeken wordt gedaan door Ozzy Osbourne zelf. Hij schreef het boek uiteraard niet zelf, want hij heeft dyslexie en is er nooit in geslaagd een krant of boek te lezen, of een zinnig stukje taal neer te schrijven. Typen of het internet zijn al net zo uit den boze bij de prins van de duisternis. Chris Ayres tekende voor het schrijven, maar houdt zich wel volledig aan de verhalen die Osbourne zelf vertelt.
En hij kan zichzelf behoorlijk relativeren, die Osbourne. Het boek opent zo: ‘Ze zeiden dat ik dit boek nooit zou schrijven. Nou, fuck ‘em, want hier is het. Het enige wat ik nu hoef te doen is me iets herinneren. Shit. Ik kan me helemaal niets meer herinneren.’ Het verhaal is dan ook een zeer gekleurde versie, gebaseerd op wat Osbourne zich herinnert, of vooral, zich meent te herinneren. Dat durft nogal eens te botsen met de waarheid of met hoe anderen dezelfde verhalen en gebeurtenissen hebben meegemaakt. Gelukkig trekt hij zich daar niets van aan. ‘Wat je hier leest komt uit de gelei dat ik mijn brein noem’ stelt hij in het korte voorwoord. Een brein dat wonder boven wonder nog altijd een beetje werkt, ondanks de zeeën drank, bergen cocaïne, vrachtwagens LSD en pillen in allerlei formaten en met allerlei werkingen. Pas in zijn latere jaren kwam hij erachter dat hij dyslectisch was en ADD had, maar dat weet ieder die hem ooit bezig zag, op het podium of in de realityshow op tv, ook wel.
Vertaler Sylvia Wevers slaagt erin de ongedwongen verteltrant naar het Nederlands om te zetten. Zo behoudt zij de humor, soms vreemde constructies en warrige verhalen. Osbourne verontschuldigt zich meermaals voor zijn excentrieke levenswandel, die eigenlijk al in zijn prille jeugd wordt gekenmerkt door overmatig drankgebruik (hij is een chronisch alcoholist geweest en gebleven) en dito drugsgebruik. Bier drink je volgens hem niet voor de smaak, maar om lazarus te worden. Een pil neem je niet om te genezen van het een of ander, maar om volledig van de wereld te zijn. Dat is Osbourne in elk geval veertig jaar aan een stuk gelukt, waarna hij er alles aan deed (sinds het laatste seizoen van ‘The Osbournes’) om zijn leven weer op de nuchtere rails te krijgen.
We lezen over zijn jeugd, gedrenkt in kleine criminaliteit, zijn drie weken in de gevangenis die hem deden besluiten dat hij in elk geval daar niet meer naar toe wilde; zijn fascinatie voor The Beatles, zijn ontmoeting met zijn bandleden (Bill Ward, Geezer Butler, Tommy Iomi), die in de periode dat ze samen Black Sabbath vormden allen al even erg gedrogeerd rondliepen; tot aan zijn succesvolle solocarrière, onder de vaardige en brutale hand van zijn geliefde Sharon. Die naam hoor ik nu nog door het huis schallen, als ik terugdenk aan de onbeholpen Osbourne in de realityshow, die altijd van de kaart was na het nemen van een verzameling pillen en voor het kleinste klusje zijn vrouw te hulp moest roepen. Tegelijk laat hij zijn menselijke kant zien. De kant die zielsveel van zijn vrouw hield, maar ook begaan lijkt met zijn eerste vrouw Thelma, met wie hij ook twee kinderen heeft. Of de bezorgdheid voor zijn zieke ma of pa, al is dat gevoel een beetje dubbel omdat geld een grote rol speelde in hun bekommernis om hun geflipte zoon. Uiteraard is dit geen wereldschokkend goed geschreven verhaal, maar dat hoeft ook niet. Iedere liefhebber van hardere muziek kent zo wel een beetje het verloop, maar de manier waarop Ozzy zelf zijn verhaal doet, is bij momenten behoorlijk hilarisch. ‘I Am Ozzy’ is dan ook vooral een zeer vermakelijk en onderhoudend boek. (Nederlandse vertaling: Overamstel, 2017. Vertaald door Sylvia Wevers.)
Serge Timmers werkt al sinds mensenheugenis mee aan de website Merchants Of Air, waarop hij bij voorkeur donkere muziekjes beschrijft. Of aan-, be- en opmerkingen neerpent over dingen die hem storen, opvallen, irriteren of juist blij maken. Dat schrijven gaat hem goed af, waardoor stilaan het idee rijpte om ook eens een poging te wagen om een boek te schrijven. Eentje waar heel veel muziek in voorkomt natuurlijk, waar hij nadien allerlei mixclouds, soundtracks en andere afspeellijsten bij kon maken om op het internet te posten en zo aanhoudend promotie te blijven maken voor zijn boek.
En zo geschiedde. Timmers schreef een Engelstalige roman met een verhaal waarin indirect heel wat muzikanten en hun platen de revue passeren. Hij bracht het boek ook helemaal in eigen beheer op de markt. De moeite nemen om een uitgever te zoeken deed hij niet echt. Waarom ook? In het huidige bestel is dat ongetwijfeld een calvarietocht. Nu heeft hij alles zelf in handen, tot het handmatig nummeren, met dozen sleuren – en ze vervloeken – en hier en daar ze zelf in een select clubje winkels aanbieden en deponeren. Rijk zal hij er niet van worden, maar dat wist hij vooraf ook wel. Overigens, Gonzo (circus) wordt al bedankt in het voorwoord, omdat we Timmers met de band Kong lieten kennismaken, naast nog een hele resem andere undergroundbands. Timmers gebruikt geen universiteits-Engels, maar in begrijpelijke taal die ook gemakkelijk te volgen is voor mensen die niet gewend zijn romans in het Engels te lezen. Bij Timmers gaat het voornamelijk over muziek, een grote kennis etalerend, met leuke anekdotes gevuld en hier en daar een knipoog naar bevriende muzikanten (Ashtoreth, Stratosphere, Dead Neanderthals, Barst) en plaatsen die de schrijver vroeger zelf veel bezocht.
‘Cecilia’s World’ is een luchtig verhaal, waarin zware kost wordt vermeden. Het draait rond de zestienjarige Cecilia, die net voor de zoveelste keer is verhuisd. Haar vader heeft promotie gekregen, haar moeder werkt bij een krant en Cecilia verandert alweer van school. Gelukkig voor haar ontmoet ze er meteen een paar andere buitenbeentjes met wie ze het goed kan vinden. Haar leraar muziek opent voor haar de ogen inzake allerlei genres van muziek. Tot dat moment kende ze alleen de grootste hits van Queen (via haar moeder) en de platte dance die ze hoorde op de radio. Al snel blijkt dat ook haar vader een grote muziekliefhebber was alvorens zijn carrière een hoge vlucht nam. Hij zorgt ervoor dat Cecilia apparatuur krijgt om haar vinyl en cd’s af te spelen en moedigt haar aan om allerlei muziekgenres te exploreren.
Uiteraard sijpelt hier ook de muzikale smaak van Timmers zelf door, maar dat is niet zo erg. Mensen die regelmatig Gonzo (circus) lezen, zullen de meeste genoemde bands wel kennen. Timmers put tevens rijkelijk uit zijn eigen verleden, als deejay en café- en concertganger en vertaalt die ervaringen naar de wereld van Cecilia, die ergens iets weg heeft van het boek ‘De Wereld Van Sofie’ van Jostein Gaarder. Dat boek is een inleiding in de filosofie, bij Timmers betreft het een soort introductie in muzikale stromingen vanaf het moment dat Rosetta Tharpe eind jaren 1930 haar gospel met gitaarakkoorden verrijkte. Het blijft echter niet bij een opsomming van bandnamen: er zit namelijk ook een romantisch liefdesverhaal in verwerkt. Cecilia is dan ook een puber die het leven in al zijn facetten leert kennen. Ook haar relatie met haar ouders en leraren (vooral met haar muziekleraar) geven het verhaal extra body. (Eigen beheer, 2017)
Eric Quach a.k.a. Thisquietarmy trekt in zijn eentje al enkele jaren de wereld rond om, overal waar hij komt, zijn op drone-, ambient- en shoegaze-georiënteerde gitaarmuziek op geïnteresseerden los te laten. De Canadees (hij komt uit Montreal) startte TQA in 2004, als zijproject van de band Destroyalldreamers, waarmee hij sinds 2002 zijn eerste muzikale stappen zette. Van dat project is echter al lang geen sprake meer. Quach verkiest het om solo zijn gang te gaan. Maar treedt wel graag in dialoog met gelijkgestemde zielen, waaronder uiteraard Aidan Baker, wiens muziek heel wat verwantschap vertoont met die van TQA. Hij brengt platen uit op gerenommeerde alternatieve labels als Consouling, Midira, Denovali en Aurora Borealis en bracht splits uit met onder meer Year Of No Light, Thank U For Smoking, Monarch, Labirinto en Noveller, om er een paar te vermelden. Hij maakt tevens deel uit van de projecten Mains De Givre, Hypnodrone Ensemble, Parallel Lines en Ghidrah.
Quach houdt graag alles zelf in de hand, dus het artwork van zijn releases doet hij zelf: hij is namelijk ook een gerenommeerd illustrator en fotograaf en runt zijn eigen label. Als pure autodidact had hij nooit gedacht om van zijn muziek zijn hoofdbezigheid te kunnen maken en er tegelijk, weliswaar bescheiden, van te kunnen leven. Toch is het, door zijn onovertroffen ijver en werkhouding, gelukt. Overal waar Quach neerstrijkt, wordt hij met open armen ontvangen en zijn platen worden door een almaar ruimer publiek opgepikt. Zijn DIY-esthetiek werkt, en dat zet hij nu ook verder met een lijvig (foto)boek (480 pagina’s): ‘Thisquietarmy: Conqueror 2009-2017’.
Hij deelt het boek in volgens de tournees die hij maakte. In het begin, vanaf 2009, maakte Quach al hier en daar wat foto’s. Gaandeweg begint hij er zijn draai in te vinden, en schiet hij steeds meer foto’s, alsof het hem stilaan daagt dat hij binnen enkele jaren een mooie verzameling zal hebben om uit te kunnen geven. Bij elk onderdeel staan de plaatsen van de concerten vermeld, schrijft Quach een tweetal pagina’s vol met anekdotes over die specifieke tournee, en voor de rest laat hij de foto’s spreken. Dat zijn eigenzinnige foto’s van wat hij onderweg ziet en bezoekt. Dat kan een verlaten winkelkar zijn, een boom, een mooi gebouw, een landschap of een detail van een voorwerp dat hem specifiek aanspreekt. Slechts op een kleine minderheid van de foto’s – alle in zwart/wit – is hij zelf te zien of staan er andere mensen op. De meerderheid straalt eigenlijk dezelfde sfeer uit als zijn muziek. Ietwat desolate drones, die in laagjes worden opgebouwd tot er, soms, een apotheose wordt bereikt. Als extraatje krijgt de koper nog een flexi meegeleverd, waarop het exclusieve nummer ‘Conqueror’ prijkt, dat nergens anders in fysieke vorm verkrijgbaar is. Het boek geeft een intrigerend beeld van het leven op tournee en van een bezeten muzikant die het niet moet hebben van het traditionele rock ’n roll-circus. (ThisquietarmyRecords, 2017)