James Pants

Het verleden is hip. Net als zijn leeftijdsgenoten vertoont James Pants een vreselijk verlangen naar de jaren tachtig. In plaats van deze gewoon te kopiëren zoals de meeste bands doen, vangt hij de geluiden die hij als kind hoorde in een wereld bedolven onder Casio-synthesizers, grijsgedraaide cassettes en verwrongen geluiden. Met een oor nog halfgericht op Suicide, The Fall en Joy Division schudt hij het donkere juk van zijn platenkast en bedelft hij alles onder dikke lagen wazige synths. Dit is retro anno 2011. Het willen klinken als hoe het ooit was, maar intussen al te veel andere invloeden opgeslorpt hebben en deze in je geluid verwerken. Op ‘James Pants’ is dan ook alle coherentie zoek. Als een verveelde kameleon plukt James Pants ideeën uit zijn muzikaal geheugen en verbindt deze willekeurig bijeen in een song. Zelf zegt hij geïnspireerd te zijn door Twin Peaks. Welk nog het meeste terug te horen is op ‘Incantation’. James Pants begraaft zijn songs onder een sonische mist, enigszins vergelijkbaar met de vraagtekens die David Lynch zijn kijkers liet oproepen. Als luisteraar weet je ook niet meteen waar de songs heengaan en of je überhaupt wel je kostbare luistertijd aan wilt verknoeien. Het is net omdat je enig potentieel hoort dat je volhardt. Tot op een zeker moment waarop je de kenners moet laten voorgaan. Zij eren de man voor zijn ongrijpbare genremengelpot en roepen vergelijkingen op met Ween en Ariel Pink. (ks) vindt er echter geen zak aan.

tekst:
Katrien Schuermans
beeld:
JamesPants_JamesPants
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!