Begin 2016. Ik zit in het kunstencentrum van Leuven samen met een deel van Whispering Sons. Aanleiding van dat interview was toen de ep ‘Endless Party’. Die brachten ze een tweetal maanden eerder uit en sprong er toen al uit.
Ze hadden duidelijk goed geluisterd naar de muzikale erfenis van de jaren 1980: new wave, doom, gothic, postpunk. Met die elementen brouwden ze hun eigen, naar nu blijkt embryonaal, geluid. Bijna drie jaar en een –terecht– gewonnen bekende rockwedstrijd later is er nu hun eerste volwaardige plaat.
De vijf leden van de band zijn ondertussen verhuisd naar Brussel. Vanuit de mijnstreek in Belgisch Limburg via een tussenstap in Leuven naar de grootstad. Het heeft duidelijk sporen nagelaten. De gevoelens van eenzaamheid en vervreemding sijpelen nog meer door in de teksten van de fenomenale zangeres Fenne Kuppens.
Als een outsider struint ze door een vreemde stad. Een stad die aantrekt en afstoot. Licht en donker en alle schakeringen daartussen sijpelen door in een plaat waarin de spanning voelbaar is in de constant aanwezige soms subtiele elektronische muzikale onderlaag.
Want dat is misschien wel het grootste verschil met die eerste ep. Dit is een album waaraan duidelijk gewerkt is. En waarin dus telkens nieuwe elementen blijven opduiken. Zo hoorden we pas na verschillende luisterbeurten een bepaald knisperend elektronische geluidje in ‘Skin’ of de manier waarop de vervreemding in ‘No Time’ tijdens de intro wordt versterkt door het effect op de stem van Fenne Kuppens.
De cirkel van het album wordt rondgemaakt in het ijle begin van slotnummer ‘No Image’. Kaduke elektronica, subtiele aanslagen op de pianotoetsen en de tekstuele noodkreet van Kuppens. Het gevoel is unheimlich. Tot, net als je het niet meer verwacht, de bom alsnog barst.