Om het meteen maar te zeggen: Fields van Henry Plotnick is een goed en in zekere zin ongelofelijk album. De opname bestaat uit negen velden, die zich laten beluisteren als een geheel, een compositie van een dik uur. Daarbij komen beproefde methoden van de minimal music voorbij. Om Plotnicks compositie als minimal te bestempelen lijkt me echter onjuist. Plotnick begint regelmatig met een eerste loopje van een instrument, waaraan telkens een nieuwe wordt toegevoegd, tot misschien vijf, zes, zeven lagen. Dan vallen er de geleidelijke veranderingen op. Een nootje erbij, een nootje eraf, een kleine wijziging in de melodielijn, een verschuiving in toonhoogte. Soms is de muziek zo vol loops van (gesamplede) instrumenten dat niet steeds duidelijk is wát er gebeurt. De veranderingen gaan ook vrij snel; wat bij Philip Glass, Steve Reich en Terry Riley om een paar onmiddellijke associaties te noemen over langere tijd geschiedt, voltrekt zich bij Plotnick regelmatig in vijf minuten. Waar Reichs Six Marimbas of Drumming of Rileys In C bijna meditatief kunnen worden, is dat bij Plotnick dan ook onmogelijk: te vol, te druk, te snel. Dat is overigens geen waarde-oordeel. Zijn aanpak is fascinerend: minimal lijkt zijn vertrekpunt voor een onderzoek naar mogelijkheden, dat zich ook kan ontvouwen als een saluut aan de Europese expressionistische muziek van de twintigste eeuw, terwijl elders Kitaro-achtige popgrapjes klinken. Mindere momenten, zoals de moeizame overgang van gamelanachtige minimal naar het orgelachtige atonale geluid, of de al te plotselinge afbrekingen van geloopte samples, zijn hem vergeven. Waarom zijn we deze componist niet eerder tegengekomen? Bij een zoektocht op internet blijkt het ongelofelijke: dit is een compositie van een elfjarige jongen… En vooral nieuwsgierig of we hier echt te maken hebben met een verbijsterend jong talent. We wachten het vervolg af.