Mark Mulcahy is zon muzikant die vooral door collega-muzikanten gewaardeerd wordt, en door het gewone publieke nogal eens vergeten. Ook wij kunnen niet zeggen erg vaak aan hem gedacht te hebben de afgelopen jaren en dat terwijl we toch enkele zeer geliefde platen in de kast hebben staan van zijn vroegere band Miracle Legion. Mulcahys tragiek is een beetje dat hij zeer degelijke muziek maakt die zeer genietbaar is, maar zelden echt briljant wordt. Uitstekend uitgevoerde popsongs in de traditie van R.E.M., Big Star en de vroegere David Bowie. Al zijn platen zijn fantastisch als ze door de ruimte galmen, maar eenmaal terug opgeborgen in de kast is er net te weinig blijven hangen om ervoor te zorgen dat je ze echt vaak weer tevoorschijn pakt. Na acht jaar stilte, waarin onder meer zijn vrouw overleed en er een tribute-album voor hem werd gemaakt door onder meer Frank Black, Michael Stipe en Thom Yorke, is hij terug met een nieuw solo-album. De plaat heeft alles van een glorieuze comeback. Alle nummers schitteren met optimistische, ontroerende melodieën, de band speelt vol energie en Mulcahys mooie, opvallende, wat geknepen stem klinkt beter dan ooit. Nu, terwijl de plaat door de stereo klinkt en de zon schijnt, vinden we het een van de aanstekelijkste popplaten die we recentelijk hoorden, duidelijk gekleurd door Mulcahys jarenlange muzikale ervaring, en hopen we dat hij er een groot publiek mee bereikt. Maar of we hem nog vaak terug gaan vinden zodra hij eenmaal in de kast is verdwenen? Vermoedelijk vaker dan zijn andere platen, ja. We gaan onze best doen.