Ryley Walker maakte vooral met zijn in 2016 verschenen Golden Sings That Have Been Sung de tongen los. Hij combineerde (Britse) folk met jazzritmiek en uitbarstingen die zowel naar Led Zeppelin als noiserock knipoogden. Het was een bij vlagen heel mooie plaat, maar ook wel een moeizame, waarin veel nummers in hetzelfde tempo en sfeer bleven hangen. Deafman Glance is afwisselender, maar laat weer horen dat Walker een veel betere gitarist is dan dat hij liedjes kan schrijven. Zijn zwakte ligt in het opbouwen van de nummers. Accomedations bijvoorbeeld gaat van ingetogen gefreak naar extravert gefreak, vrijwel zonder reden en zonder spanningsboog. Telluride Speed – dat zeker door de dwarsfluit opvallend Supersister-achtig is – gaat op een vrij onlogische manier van rustig en jazzy, naar een aanhoudende luchtgitaarrriff. Ook in de andere liedjes maakt Walker of onlogische keuzes, of ze zijn gewoonweg net niet boeiend genoeg. Jonathan Wilson maakte een aantal enthousiast ontvangen platen, maar zijn nieuweling Rare Birds werd lauw ontvangen. Begrijpelijk en terecht, gezien Wilson wel heel erg het retrovirus te pakken heeft. Zijn nieuwe plaat klinkt toch vooral als ‘moet je mijn goede muzieksmaak horen!’ Wat dat betreft, is Rare Birds prima turven: zo te horen heeft Wilson platen van The Beatles, T. Rex, Beach Boys en Pink Floyd, om er een paar te noemen. Het modernste referentiepunt is ongeveer OK Computer. Ofschoon de liedjes soms best sterk in elkaar steken -het duet met Lana Del Rey bijvoorbeeld is zeker fraai (al had zij wat meer aan het woord mogen zijn)- verzanden ze te vaak in pastiches. Walker recyclet ook, maar probeert daar tenminste nog iets nieuws van te maken, iets dat van nu is. Wilson daarentegen klinkt hier toch vooral alsof hij compleet niet hedendaags wil zijn. Waarom toch?