Was de tiende editie van het Dunk!festival vorig jaar de beloning van een decennium inspanningen, met een geweldige affiche, een uitstekende nieuwe locatie, een volle tent en een hallucinante, drie dagen durende feestmodus, dan bewees deze elfde editie vooral dat het festival er nu – in al zijn facetten – staat: een eigenzinnige affiche, een belangrijke investering in PA en licht, een no nonsense-organisatie en een trouw en dankbaar publiek.
Toch kwamen er in dit geruisloze elfde jaar nog een paar verbeteringen bovenop: het festival verhuisde naar de warmere maand mei, camping en parking werden gescheiden, net zoals de eetzaal en de merchandise, en het tweede podium kreeg een tent. Hoe cool dat tweede podium ook oogde vorig jaar (een soort open kermiswagen van de stad, met een spot of vijf), de tent was hoe dan ook een goede zaak, al was het maar als bescherming tegen de regen.
Want jawel, de maand mei of niet, bij aankomst aan het festival begon het langzaam maar zeker te druppelen. En helaas was het aanschuiven geblazen: donderdag was zo goed als uitverkocht, en de meeste bezoekers kwamen mooi op tijd.
De hoofdtent stond dan ook al goed vol toen Celestial Wolves eraan begon. Toen ze hier twee jaar geleden speelden, noteerden we dat de groep gerust wat meer de extremen mocht opzoeken, maar waarover klagen wij eigenlijk? Na een vrij rustig begin – met voor het publiek gelukkig nauwelijks merkbare technische problemen – begon het vijftal vervaarlijk te blazen. Celestial Wolves klonk heftiger en zelfverzekerder, en waagde zich zelfs aan een geslaagde screamo. De volgende plaat wordt, kortom, minder braaf dan de vorige. Hoera!
En hoe zou het nog zijn met Cecilia::Eyes? Lang geleden dat we het Waalse vijftal nog actief volgden, dus alvast voor ons was het een blij weerzien. Na een begroeting in het Nederlands begonnen ze aan een atmosferische set. Het is geen geheim dat onze landgenoten van Slowdive houden, en ook zelf hullen ze hun muziek graag in een mistgordijn waarop het aangenaam shoegazen is. Toch klonk de eerste helft van de set naar onze smaak te veel als een genreoefening: goed gedaan, maar geen kippenvelmomenten. Maar geleidelijk-aan kwam er meer reliëf in de zwevende gitaren, en met ‘No Prayers, No Bells, No Homeland’, één van hun knapste nummers, sloten ze in schoonheid af.
Cordyceps is een duo – gitaar en bas – dat tegendraadse rock brouwt rond een tafeltje elektronica. Wat we hebben gezien blies ons niet meteen omver, maar als het publiek enthousiast is en wij een stukje gemist hebben, hoeden we ons voor voorbarige conclusies.
Terug naar de grote tent voor het Chinese Wang Wen. Kijk, dat is nu eens een groep die een Dunk!podium verdient – groots geluid, exuberante lichtshow. Goed, er zijn altijd lapzwanzen die zelfs in optimale omstandigheden een flutgroep blijven, maar talent klinkt twee keer zo goed op degelijk materiaal. En groots mocht het zijn, voor Wang Wen. Twee gitaren, waarvan één met Sigur Ros-strijkstok, bas, drums, blazer en toetsen. Rasmuzikanten zijn het, hun show klonk erg gevarieerd, van speels tot intens, en het publiek was terecht uitzinnig. Meesterlijk. Dit is wat postrock moet zijn. “We’re exciting!”, riepen ze het publiek toe, en niemand voelde de behoefte om deze kleine lapsus tegen te spreken.
Alison Chesley alias Helen Money kwam op het Dunk!festival de Europese tournee met Mono afsluiten. Haar cello was al te horen op het mooie ‘Hymn to the Immortal Wind’ van Mono, maar op het Stargazer-podium deed ze het dus alleen. Haar heftige uithalen loopte ze tot metal-composities, aangedikt met loodzwaar drumwerk uit haar batterij pedalen. Met de ogen dicht leek de set geen aankoop van de cd waard, maar als podium-act stond het er wel, en een aangename afwisseling was het zeker. Benieuwd hoe collega-celliste Jo Quail het er morgen van zal afbrengen.
Het Nieuw-Zeelandse Jacob is een stevig huismerk in de scene, en stond dan ook bij menig bezoeker op het verlanglijstje. Het trio werkt al jaar en dag met het contrast van strakke drums en heavy bas met een meer zweverige gitaar die op gepaste momenten sludge-gewijs ontspoort. De jarenlange routine maakt dat de band er staat. De set van een uur bevatte net iets te weinig klassebakken als ‘Malachite’ en ‘Ageena’ om er een echt memorabel optreden van te maken, maar Jacob nestelt zich ook live moeiteloos bovenaan in de subtop.
Monophona moest wat afwisseling brengen in de tweede tent, met een dj, een live-drummer en een zangeres, die ook al eens een gitaar ter hand nam. De live-inbreng was echter miniem: zowel ritmes als melodieën werden voornamelijk uit het doosje aangestuurd, enkel de kakelende zang kwam er echt bovenuit. Hun triphop had een vrij hoge hipheidsfactor, dus wie weet wordt het nog iets. Laat de vrije markt er maar over oordelen, wij reppen ons naar de grote tent voor…
… Mono! Sinds mensenheugnis touren ze de wereld rond, niet in het minst door Europa, en dat lange touren loont. Het Japanse viertal is een geoliede machine, met twee elkaar aanvullende gitaren (goddelijk, die gitaarpartijen) en een ritmesectie die de perfecte ondersteuning geeft – ook de veelzijdige drummer weet wanneer de percussie moet zwijgen. Mono beheerste in de begindagen al de kunst om noise optimaal te kanaliseren, en voegt daar nu ook de kracht van de stilte aan toe. Dit was geen greatest hits-set, en toch was dit, na een carrière van vijftien jaar, absolute top. Ja, Mono is een Grote Groep. Morgen: deel twee!
Gezien: Dunk!festival 2015, Zottegem, 14 mei 2015
Tekst: De Geluidsarchitect
Foto’s: Wouter De Bolle (www.lenscapes.be)