Anne de Boer
Moet kunstmatige intelligentie wel op die van een mens lijken? En als je dat juist niet wilt, ga je dan per definitie uit van een dystopisch scenario? De Nederlandse kunstenaar Anne de Boer (1987) stelt zichzelf deze vragen. Vanaf 9 januari laat hij, onder de titel ‘The Swarm’, computers een theatrale tragedie opvoeren.
“Er is niets mis met intelligenties die één taak kunnen uitvoeren.”
Of het nu gaat om Googles behulpzame Alexa, of de wens om een programma menselijke taken over te laten nemen; kunstmatige intelligentie moet op die van een mens lijken. ‘Maar waarom zou dat eigenlijk moeten?’, vraagt Anne de Boer zich hardop af. ‘Er is niets mis met een soort intelligentie dat gemaakt is om simpele taken te verrichten. Vermenselijken gaat in tegen de natuur van zo’n programma.’
De Boer heeft zelf samen met een kunstmatige intelligentie, die ‘ECKS-EN-IS’ heet, een aantal installaties gemaakt waarin online beeld- en geluidsmateriaal herschikt wordt tot nieuwe combinaties en composities.
‘Samenwerken is misschien een groot woord, maar het programma gaf mij input voor mijn werk en andersom. Daaruit bleek des te meer dat menselijke en kunstmatige intelligentie nu eenmaal verschillen. Ik voerde bijvoorbeeld teksten in, waaronder gedichten. Waar een mens een zin coherent en begrijpelijk wil maken, kan kunstmatige intelligentie de woorden ophakken en in een willekeurige volgorde terugplaatsen.
Voor de installatie in Tetem heb ik muziek gecomponeerd van zo’n 45 minuten, inclusief spanningsopbouw. Daar gaat vervolgens een programma mee aan de slag dat geen weet heeft van spanning of emotie, waardoor het de climax bijvoorbeeld gelijk al aan het begin plaatst. Door zo te werken, morrel ik ook aan het idee van uniciteit en vernieuwing dat diep ingebakken is in de kunstgeschiedenis en -beleving.
Maar waarom zou je niet een deel van de infrastructuur rondom een afgelopen expositie verplaatsen naar een nieuwe? Ik gebruik dan ook delen van mijn eerdere projecten opnieuw, zoals de aluminium frames en de Raspberry Pi’s. De sculpturale elementen zijn meestal wel voor het specifieke kunstwerk gemaakt, zoals de keverachtige vormen voor ‘The Swarm’.’
Dystopisch
De titel van ‘The Swarm’ is ontleend aan de gelijknamige rampenfilm uit 1978, waarin een zwerm agressieve bijen een dorpje overneemt. ‘Ik speel in ‘The Swarm’ met de angst die veel mensen hebben voor kunstmatige intelligentie en algoritmes. Er wordt ook filmmateriaal geprojecteerd dat een dystopische sfeer heeft.
Ik kwam op het idee voor dit werk toen ik hoorde over een zwerm mestkevers en de angst daarvoor: overal poepdeeltjes en daardoor steeds je stallen moeten uitmesten. In de video’s zit een mestkever die je het hoofdpersonage zou kunnen noemen. De kever zorgt ook in ‘The Swarm’ voor een soort verwarring.
Ik koos voor de vorm van een tragedie omdat die als erg emotioneel worden gezien en daardoor impliciet als heel menselijk. Ze worden niet gecomponeerd en uitgevoerd door dieren en computers. Door die menselijke emoties echter op een insect te projecteren en door een kunstmatige intelligentie in te laten grijpen in de structuur van het muziekstuk, wordt het vertrouwde weer vreemd.
Dan ga je jezelf vragen stellen, zoals waarom je geëmotioneerd raakt door een muziekstuk, of op welke manier er bewust op je gemoed wordt ingespeeld.’
Kunst maken is voor De Boer een manier om zichzelf en anderen na te laten denken; de installaties zijn vaak ingericht als ruimtes waar je langer kunt blijven zitten en de tijd kunt nemen voor de kunst. Belangrijke thema’s in zijn oeuvre zijn de technologische ontwikkelingen én de mensen en motieven daarachter.
‘Over kunstmatige intelligentie en algoritmes wordt vaak gedacht alsof die objectief zijn en zonder menselijke inbreng functioneren. Het gaat echter ook om wie de intelligentie aanstuurt, welke intenties die persoon heeft en hoe goed daar over is nagedacht. Er hoeft niet per se sprake te zijn van boze opzet, maar de gevolgen zijn niet altijd goed te overzien.
Denk bijvoorbeeld aan Industry 4.0, een opkomend verschijnsel dat onder meer mogelijk gemaakt wordt door de uitrol van 5G-internet. Waar massaproductie vroeger noodzakelijk was omdat je met verschillende productiefases moest werken – denk aan robotarmen met één specifieke taak – wordt het door deze nieuwe ontwikkelingen steeds meer mogelijk om snel wijzigingen aan te brengen aan de afzonderlijke fases.
Het ontwerp kan tussentijds nog aangepast worden, of er kunnen steeds weer goedkopere materialen worden gebruikt. Maar wanneer gepersonaliseerde producten de norm worden en bovendien ‘goedkoper’ kunnen worden geproduceerd, zal dit ongetwijfeld een negatieve impact hebben op de mensen en de natuur uit de gebieden waar de grondstoffen vandaan komen.
Als kunstmatige intelligentie door de verkeerde menselijke intenties kwade gevolgen kan hebben, betekent dat echter ook dat de juiste instellingen een positieve impact kunnen hebben. Ik ben zelf voornamelijk op zoek naar de positieve mogelijkheden.’
Kwantificeerbaarheid
De Boer is zelf het meest kritisch over het wereldbeeld waarin alles gekwalificeerd en berekend kan worden; een opvatting die vaak met algoritmes wordt geassocieerd. ‘Dat wereldbeeld zie je veel terug in klimaatdiscussies.
Stel, er wordt voorgesteld om een oude eik om te hakken en ergens anders vier nieuwe bomen te planten. Dat zou netjes in balans zijn, in theorie althans. In de praktijk maakt die eik echter deel uit van een plaatselijke ecologie: dieren en andere planten die er beschutting door hebben, en mensen die er emoties bij voelen. Zoiets kun je niet terugbrengen tot een wiskundige vergelijking.
Wanneer een beslissing wordt genomen, zoals bij het afstellen van kunstmatige intelligentie, worden belangen gewogen. Meestal zijn dat die van mensen, of een bepaalde groep. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met de dieren? Het denken over vormen van intelligentie is hiërarchisch: de mensen staan bovenaan, daarna de dieren en planten – als er al aan hen wordt gedacht –, en daarna computers. Daardoor ontstaat de opvatting dat alles ondergeschikt is aan de mens en alleen bestaansrecht heeft als het nuttig is voor hem.’
Wanneer het gaat om het automatiseren van werkzaamheden, wordt vaak beweerd dat kunstenaars en ontwerpers het minst hoeven te vrezen voor hun werk – soms met een air alsof zij het Gallische dorpje zijn dat dapper standhoudt tegen de Romeinen.
‘In de praktijk is echter te zien dat veel van het designproces wordt overgenomen door kunstmatige intelligentie, die op basis van berekeningen ontwerpen kan genereren. Daar hangt een thema mee samen dat me bezighoudt. Wie is de maker zodra kunstmatige intelligentie zijn bijdrage levert?
Ik werk graag met randomizers, omdat die ingaan tegen wat ik voor ogen had. Als ik dat niet angstvallig wil corrigeren, leef ik eigenlijk samen met de kunstmatige intelligentie. Je zou het symbiose kunnen noemen, of een ecologie. De toeschouwer heeft natuurlijk ook zijn gedachten en observaties bij het kunstwerk, en wie weet geldt dat óók voor het spinnetje in de hoek.’
Dit artikel verscheen eerder in GC #155.
Koop deze editie in onze webshop!Live
09/01-10/05 - Tetem EnschedeLees meer
Lees meer over (creatieve?) kunstmatige intelligentiein GC # 152
Lees meer over algoritmes en kunst in GC # 148
Reacties