Portret: Joanna Bruzdowicz


Het leven van Joanna Bruzdowicz draaide om poëtische muziek. Bruzdowicz nam daarbij verschillende rollen op zich: componist, musicus, criticus, muziekleraar en muziekambassadeur.

Ze schreef vier opera’s, vele symfonische werken, kamermuziek, zo’n veertig uur aan soundtracks voor film, televisie en theater en ook elektronische muziekstukken. Haar recente overlijden op 3 november dient als aanleiding om haar werk en leven onder de loep te nemen.

Thuis leerde ik over de echte geschiedenis, terwijl ik op school iets anders te horen kreeg.

Joanna Maria Bruzdowicz werd op 17 mei 1943 geboren in een artistiek nest in Warschau: haar vader was architect en cellist, haar moeder pianist. Ook veel ooms en tantes waren zangers en musici. Al vroeg raakte Bruzdowicz in de ban van muziek: op haar zesde schreef ze al haar eerste concerto.

Ze studeerde piano (onder begeleiding van Irena Protasewicz en Wanda Łosakiewicz) maar ook cello, en behaalde in 1966 haar diploma aan het conservatorium van Warschau, waar ze afstudeerde op compositie onder begeleiding van Kazimierz Sikorski. Via een beurs kon ze van 1968 tot 1970 haar opleiding in Parijs vervolgen, als student van Nadia Boulanger, Olivier Messiaen en Pierre Schaeffer. Daar schreef ze ook haar doctoraalscriptie, over wiskunde en logica in de hedendaagse muziek. Naast haar studie was ze actief bij de Groupe de Recherches Musicales, de opvolger van de onderzoeksgroep die, met onder meer Pierre Schaeffer in de gelederen, de basis legde voor de musique concrète.

België

Een belangrijk album uit Bruzdowicz’ oeuvre is het op Pavane Records verschenen elektroakoestische werk ‘Bruzdowicz • Bogaert’ uit 1981. Het in de jaren 1970 geconcipieerde album bevat de aan de schrijver Max Frisch opgedragen trilogie électronique ‘Homo Faber’ (1971-1975) waarin modern klassiek gecombineerd wordt met spookachtige moderne musique concrète, en een slotnummer, ‘Dum Spiro Spero’, waarin een door Marc Grauwels gespeelde vijfdelige fluitcompositie wordt vergezeld door onheilspellende tape-manipulaties. De surrealistische albumhoes, met een naakte vrouw en een vliegende witte duif in een door de kosmos zwevende rode zuilengalerij, werd geschilderd door Gaston Bogaert, een Belgische componist die zijn focus verlegde naar schilderen en schrijven. In de hoestekst valt te lezen hoe Bruzdowicz en Bogaert, muziek en beeld, elkaar beïnvloedden.

Zo stelde Bogaert: ‘Moge mijn blijdschap over het verenigen van mijn inspiratie met die van Joanna Bruzdowicz beloond worden door haar vreugde bij het horen van haar muziek en weergalmen in de zalen van de denkbeeldige kastelen van mijn schilderijen’. Waarop Bruzdowicz schreef: ‘Ik vind in het werk van Bogaert hetzelfde wat ik voel wanneer ik mijn muziek componeer. Ik denk dat voor zowel mij als Bogaert geldt dat kunst een onthulling is van de mens en diens bestemming, van alles wat die heeft meegemaakt en nog zal meemaken.’

Keukentafel

En net als de duif op de voorgenoemde albumhoes, maakte Bruzdowicz vele vluchten in haar rijke, kosmopolitische leven. Vanaf 1975 werd ze Frans staatsburger en woonde ze in België. Samen met haar man, de artistieke Duitse EU-topfunctionaris Horst-Jürgen Tittel, voorzag ze de Duitse TV-serie ‘Stahlkammer Zürich’ (1985-2001) van vijftien uur muziek. In haar studio in Brussel componeerde ze op papier en achter de piano nieuwe muziekstukken die ze ‘s avonds aan haar man en drie kinderen voorspeelde.

Ze componeerde ook in de studio in hun vakantiehuis in de Pyreneeën, dichtbij de Catalaanse cultuur, waar ze veel van hield. Verder voelde Bruzdowicz zich verbonden met de New Yorkse mentaliteit, gaf vaak masterclasses in de Verenigde Staten en maakte werk in opdracht. Zo presenteerde ze in 1997 in het Holocaust Memorial Museum in Washington ‘Song Of Hope And Love’, een compositie voor piano en cello, gebaseerd op ‘Flight’ (1944), een gedicht van de Pools-Amerikaanse dichter Czesław Miłosz.

Rauw

Bruzdowicz voelde zich sterk aangetrokken tot politieke of historische onderwerpen. Ze voelde een verantwoordelijkheid om wat er in de samenleving gebeurt naar muziek te vertalen. ‘Ik ben geïnteresseerd in onderwerpen die te maken hebben met het lot dat mensen over zichzelf hebben afgeroepen. Ik denk dat dat zeer relevant is omdat we een nieuw tijdperk van beschaving betreden waarin er minder plek is voor individualiteit, waarin fanatisme hoogtij viert en de mens wordt getransformeerd tot een robot’, zo citeert het Polish Music Center haar in zijn retrospectief.

Voor zulke tragische overpeinzingen werd, zo vertelde Bruzdowicz in 2010 in gesprek met Stefan Drajewski, tijdens haar jeugd in Polen al vroeg een basis gelegd: ‘Ik ben politiek geëngageerd. Ik heb een dubbele opvoeding gehad: thuis leerde ik over de echte geschiedenis, terwijl ik op school iets heel anders gedoceerd kreeg. Ik koester dan ook mijn sociale gevoeligheid.’ Door het abstracte karakter van haar muziek, kon ze ongehinderd kritisch zijn op tirannieke overheden. Onderdrukte mensen liet ze via een omweg aan het woord, door middel van snaarinstrumenten, omdat die klankmatig lijken op de menselijke stem.

Heftige, geëngageerde, rauw schurende viool- en cellopartijen keren regelmatig terug in haar muziek en raken letterlijk en figuurlijk een gevoelige snaar bij de luisteraar. Haar sterk ontwikkelde inlevingsvermogen kwam Bruzdowicz goed van pas bij haar ontwikkeling tot filmcomponist. Toen ze in 1972 haar eerste, op Franz Kafka’s werk gebaseerde opera ‘La Colonie Pénitentiaire’ ten gehore bracht, zeiden aanwezige filmmakers dat ze voor film zou moeten gaan schrijven omdat ze beeld en tekst goed aanvoelde en, naast complexe composities, ook simpele, goed in het gehoor liggende muziekthema’s schreef.

Zwerfster

Een andere belangrijke samenwerkingspartner voor Bruzdowicz was Agnès Varda, de grootmoeder van de in de jaren 1950 begonnen Franse kunstfilmbeweging ‘La Nouvelle Vague’. In een recent interview voor LaCinetek vertelde Bruzdowicz trots over hun eerste samenwerking, Varda’s film ‘Sans toit ni loi’ (1985). De film, die op het festival van Venetië de Gouden Leeuw won, gaat over het lot van een door Sandrine Bonnaire gespeelde jonge zwerfster op het Franse platteland.

Varda vroeg Bruzdowicz stukken uit haar eerste strijkkwartet ‘La Vita’ (1983) te gebruiken en nieuwe composities voor snaarinstrumenten in dezelfde stijl te maken, maar meer toegespitst op bepaalde scènes. Daar was ze blij mee, en ze stemde toe met de opdracht. ‘Agnès weet veel over muziek en weet goed wat ze wil. Voor een componist is dat soms moeilijk omdat je een ander gevoel hebt bij een beeld, maar de regisseur beslist uiteindelijk.’ Ze herinnert zich een moment waarop ze in de studio in Brussel waren en Varda een ander stuk muziek wilde omdat Bruzdowicz’ compositie te mooi en te sterk was en de beelden zou overweldigen.

‘Ik wilde met mijn muziek de eenzaamheid en nood van de hoofdpersoon onderstrepen. De landschappen zijn geweldig, beelden van het strand bijvoorbeeld, maar het zijn tegelijkertijd vijandige landschappen, dus de muziek moest ook koud zijn. Er zitten ook geweldsmomenten in de film en in de muziek, om de tragedie van het hoofdpersonage, haar dood aan het eind door de kou en angst, te benadrukken.’

Soms werd de muziek die ze aanleverde in de montage middenin een noot afgebroken, maar dat droeg eigenlijk juist bij aan het verder benadrukken van de kou van de omgeving en het ontbreken van medeleven voor de hoofdpersoon. Bruzdowicz was ook blij dat er verder geen geluidseffecten bij gebruikt werden, waardoor de focus sterk op haar verhalende muziek kwam te liggen.

Speelsheid

De film ‘Sans toit ni loi’ betekende het begin van een samenwerking en vriendschap met Varda, die zou duren tot Varda’s dood in 2019: elke keer wanneer Varda een nieuw werk had gemaakt, kreeg Bruzdowicz de ruwe montage onder ogen. Ze communiceerden dan daarna via de telefoon over de soundtrack. Bruzdowicz droeg onder meer bij aan de bekroonde film ‘Les Glaneurs et la Glaneuse’ (2000), een docufictiefilm over het in het Franse recht vastgelegde gebruik dat men, nadat de boer geoogst heeft, de achtergebleven gewassen mag meenemen. Voor de film maakte Bruzdowicz meerdere variaties op een herkenbaar modern klassiek thema met snaarinstrumenten.

Haar muziek sloot naadloos aan op de speelsheid van Varda. In een scène waarin Varda bijvoorbeeld als een kind in een auto op de snelweg vrachtwagens in haar vuist laat ‘verdwijnen’, voegt Bruzdowicz dromerige percussie toe. De diversiteit qua instrumentatie van de soundtrack is in het algemeen ook een passende afspiegeling van de essayistische, poëtische manier van Varda’s cinécriture (een samentrekking van écriture cinématographique, films schrijven met de camera).

Machines

Bruzdowicz was, net als Varda, een van de grandes dames die in de voorhoede van de jaren 1960 lieten zien dat je als kunstenaar je vrouwtje kan staan in een door mannenbolwerken gedomineerde kunstwereld, zolang je maar genoeg tijd krijgt om je te ontwikkelen. In een interview uit 1994 met Joan Quinn merkte ze op: ‘We moeten de mensen bedanken die (huishoudelijke) machines voor ons maken, zodat we (als vrouwen) ons talent meer kunnen laten zien.’

En nu zijn er dus digitale audiomontagesystemen waar elektronische en akoestische instrumenten samenvloeien, en waarmee je snel je muzikale ideeën kunt vastleggen en bewerken, en zodoende dus gemakkelijker dan ooit je muzikale universum kan uitbouwen. Laten we hopen dat er snel meer vrouwelijke componisten in Bruzdowicz’ voetsporen treden en groot worden, zoals bijvoorbeeld recentelijk Hildur Guðnadóttir. Mogen zij, net als Bruzdowicz, hun muzikale ideeën laten uitwaaieren over alle genres en media en ons emotionele palet verrijken, opdat wij hier op deze al dan niet beschaafde aardkloot nog lang begeistert als mens mogen rondvliegen door de kosmos, en niet als robot.


Dit artikel verscheen eerder in GC #167.

Koop deze editie in onze webshop!

Discografie

George Antheil / Joanna Bruzdowicz – Spring In America (Pavane Records, 1996)
Joanna Bruzdowicz – Musique Pour Les Films De Agnès Varda (Milan, 1991)
Joanna Bruzdowicz – La Colonie Penitentiaire : Drame Musical D'Aprés Franz Kafka (Adda Records, 1987)
Lutosławski / Penderecki / Bruzdowicz – Varsovia String Quartet (Pavane, 1983)
Joanna Bruzdowicz - Bruzdowicz • Bogaert (Pavane Records, 1981)

Reacties