Essay Het kaf en het koren


Als je de cassettes die de afgelopen vijftig jaar werden geproduceerd allemaal aan elkaar zou plakken, wordt dat een loop van hier tot aan Neptunus. Harold Schellinx heeft er heel wat stukjes en beetjes van in zijn kelder opgeslagen. Verward, verweerd, vergooid en vergeten. Alle geluid van de wereld.

 

Steekproefsgewijs

Elke keer dat ik ze op straat tegenkom in gescheurde dozen en plastic zakken, draag ik ze mee terug naar huis: de afgedankte bandjes, nog met of al lang zonder de plastic doosjes en hoesjes, die nog steeds met grote regelmaat bij het grofvuil worden gezet, omdat ze door mp3’s, streaming audio en de cloud overbodig zijn geworden. Ik denk dan steeds: “Ha, leuk voor later!” Maar eenmaal thuis verdwijnen ze weer uit zicht, want tijd om er beter naar te kijken, laat staan het allemaal – al was het steekproefsgewijs – te beluisteren, is er nooit.
Nu pas, tijdens het pakken in gloednieuwe kartonnen verhuisdozen, heb ik ze eens allemaal met de natte vinger kunnen tellen. De volle dozen staan compact gestapeld in de kelder, te wachten op de verhuizers. Het zijn er dertig, en in ieder zitten netjes op rij, stapel op stapel, ongeveer tweehonderd van die bandjes. Samen zijn het er een kleine zesduizend, met een totaal volume van ietsje meer dan twee kubieke meter.
Nog even en dan verhuis ik. Dat ‘even’ kan nog wel een paar maanden duren, maar met inpakken ben ik al begonnen. Het zou een uitgelezen kans moeten zijn om het kaf van het koren te scheiden in al het ongeregeld dat zich in de loop van vele jaren bij mij in laden, op kasten, in hoeken en gaten heeft opgehoopt. Maar de oogst aan kaf blijft voorlopig minimaal. Misschien is het omdat veel van mijn koren ooit andermans kaf was. En van kaf dat koren werd weer kaf maken, dat doe ik niet. Dat geldt bij mij met name voor één van die ouderwetse dragers van geluid en muziek: het cassettebandje.

Gebruiksaanwijzing

Het is maar een schijntje vergeleken bij de 144.567 uren alledaags geluid dat de enigmatische artieste Penelope Audela van 16 juli 1984 tot 26 juli 2004 met draagbare cassetterecordertjes opnam op net zoveel cassettebandjes, in een onvoltooid gebleven werk geïnspireerd door dat van een hoofdpersoon in George Perecs La vie mode d’emploi (‘Het leven een gebruiksaanwijzing’). In Perecs roman (die een fragment van onze wereld uitputtend poogt te beschrijven middels een gedetailleerd portret van de 99 ruimtes inclusief bewoners en objecten in een huis in de fictieve rue Simon-Crubellier in Parijs) bekwaamt een rijke Engelsman genaamd Bartlebooth zich in Parijs gedurende tien jaar in de kunst van het aquarellen. Vervolgens reist hij twintig jaar lang de wereld rond. Onderweg schildert hij ongeveer elke twee weken een landschapje. Die schilderijtjes gaan na voltooiing met de post retour Parijs, waar een specialist ze één voor één tot legpuzzels versnijdt. Twintig jaar en vijfhonderd landschapjes later keert Bartlebooth terug naar de Franse hoofdstad, om daar de volgende twintig jaar, in volgorde van het schilderen, elke twee weken een nieuwe puzzel te leggen. De als puzzel gereconstrueerde aquarel stuurt hij met de post weer naar de plek waar hij ooit het landschapje verbeeldde. Daar wordt het met een oplosmiddel behandelt: het beeld verdwijnt, en enkel de voltooide maar blanco legpuzzel blijft over.

Bandruis

Audela besluit in 1984 iets dergelijks te doen met alle op cassettes geregistreerde geluid van haar wereld: twintig jaren lang alles wat haar oren horen, alle dagen en (bijna) alle nachten, registreren, om het de daaropvolgende twintig jaar in net zoveel tijd weer allemaal te wissen. Totdat er uiteindelijk enkel nog een twintig jaar lange bandruis blijft. Of zij, in navolging van Bartlebooth tijdens al dat opnemen – recordertje in een tasje, microfoontje op de blouse – ook de wereld rondreisde, dat weet ik niet. Wel dat er van het wissen nooit iets is gekomen. Alle geluid van Audela’s wereld staat nog steeds op die bandjes, keurig gepakt in 20 verrijdbare ladekasten, één voor elk jaar. Je zou er een blok van twintig kubieke meter van kunnen maken: vier meter lang, tweeëneenhalve meter breed en twee meter hoog. De Australische kunstenaars Claire Healy en Sean Cordeiro exposeerden in 2009 net zo’n compact blok van magneetbanden, maar dan met film. Healy en Cordeiro’s werk heet Lifespan. Het is een stapel van 175.218 VHS videocassettes die allemaal samen een speelduur hebben van 60,1 jaar. Want zo lang leefde een mens gemiddeld in 1976, toen de in Japan ontwikkelde VHS videocassette op de markt kwam.

Lou Ottens

De audiocassette gaat al langer mee. Drie jaar geleden vierde het klassieke cassettebandje zijn vijftigste verjaardag. Het werd in het begin van de jaren 1960 ontwikkeld bij Philips in Hasselt, door de Nederlandse uitvinder en ingenieur Lou Ottens en zijn team. Ottens was trouwens twintig jaar later ook medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van de CD. De cassette werd in 1963 op de Internationale Funkausstellung in Berlijn gepresenteerd. Maar het is vooral te danken aan de in 1979 door Sony geïntroduceerde Walkman dat er in de halve eeuw van opgang tot ondergang, zo tussen de 50 en 100 miljard exemplaren van die bandjes, voorbespeeld zowel als blanco, werden gemaakt. Een dikke tien voor elke sterveling hier op aarde. En die schatting is waarschijnlijk aan de lage kant. Als je er een tapijt van zou weven dan zou dat zo’n 30.000 vierkante kilometer meten, genoeg om driekwart Nederland mee te bedekken.
En zou je ze allemaal achter elkaar plakken en er een laserpuntje langs laten glijden dan zou dat er ruim acht uur over doen om van het begin tot het einde te komen. Je zou het ding – met een lengte van zo’n 9 miljard kilometer – als een mega tapeloop van hier tot om Neptunus heen en weer terug kunnen draaien. Om er dan zo’n 10 miljoen jaren naar te gaan luisteren. Eerst naar de A-kantjes en dan naar de B’s, met alle muziek en vrijwel alle geluid die er in de laatste helft van de vorige eeuw in de wereld te horen was. Vaak uniek, stukjes van maar een paar seconden. Heel veel ook eens en nooit weer gesproken, maar wel opgenomen, woorden. Maar het meeste zal tijdens die miljoenen jaren toch in schier eindeloze herhaling verklinken. Stel je maar eens voor hoeveel exemplaren er van Michael Jacksons Thriller op audio cassette zijn uitgespuugd. Vergeleken met die extravagante imaginaire band collage zijn John Cage’s ASLAP (‘As Slow As Possible’), dat de komende eeuwen op een pijp na pijp geïnstalleerd en elektrisch aangeblazen orgel in een kerk in Halberstadt speelt tot ergens in 2640, en ook Jem Finers Longplayer, een stuk dat tot 31 december 2999 duren moet, minder nog dan ringtoontjes.

De-materie

Maar in onze digitale dagen stellen zulke naar mensenmaat schier eeuwig en oneindig lijkende tijdsduren en hoeveelheden eigenlijk niks meer voor. Er zijn weliswaar een hoop geklungel en pakweg 250 dagen en nachten voor nodig, maar zou ik de geluiden op het cassetteboeltje in de verhuisdozen in mijn kelder dematerialiseren door er mp3-tjes van maken, dan pasten de 6000 uren uit die twee kubieke meter doos als 360 gigabytes aan data makkelijk op een schijfje dat ik in mijn broekzak kan schuiven. Voor de 20 jaar levensgeluid op de 144.567 cassettes van Penelope Audela is er weliswaar wat meer nodig, maar ook dat past allemaal makkelijk op een handjevol schijfjes dat je tegenwoordig in elke computerwinkel kunt kopen. Om nog maar te zwijgen van de servers van YouTube. Want daar komt nu elke dag alleen al aan nieuwe video’s het equivalent binnen van een VHS cassette blok als dat van Healy en Cordeiro.

Cloud

Alle informatie, onze samenleving en cultuur, alles wordt in een razend tempo eindeloos vermenigvuldigd, maar vrijwel uitsluitend nog digitaal. En het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht. Het is allemaal per slot van rekening nog maar net begonnen, dus het beste of het ergste, het moet allemaal nog komen. Gelijk op met die digitalisering gaat de dematerialisatie van onze cultuur. En daarmee van ieders persoonlijke, maar ook van ons collectieve geheugen. Dat zou wel eens hele onverwachte (hoewel niet noodzakelijk ook ongewenste) gevolgen kunnen gaan hebben. Want een volledig digitaal geheugen – de harde (en binnenkort misschien ook wel zachte) schijven van de cloud volgeschreven met de enen en de nullen die al onze woorden, beelden en geluiden coderen – is een geheugen dat kan verdwijnen zonder ook maar enig fysiek spoor achter te laten. Met een simpele druk op een knop is het allemaal weg. In een handomdraai verdamp je alle geheugen, verdamp je een hele cultuur en wordt alles – heel letterlijk – gebakken lucht.
Analoog geregistreerde woorden (op papier), beelden (op papier, celluloid en magneetband) en geluid (op vinyl en magneetband) raak je lang zo makkelijk niet kwijt. Hoewel vergooid, verwaaid en verworpen, zwerft een groot deel van alle in onbruik geraakte magneetband steeds nog rond. Veel van dat 30.000 vierkante kilometers metende plastic tapijt met miljoenen jaren aan geluid en muziek geschreven in de magneetkorreltjes van Ottens’ cassettes kwam in stukjes en beetjes verscheurd en verkneukeld op vuilnishopen terecht. Een deel zal wel verbrand zijn. Dat is dan weg. Als je er een vuurtje van stookt bakt ook analoog geheugen lucht.
Maar het meeste ging ondergronds.

Casettispaghetti

Sinds de massale inruil van cassettebandjes voor mp3-tjes zijn ze weliswaar vrijwel volledig uit het straatbeeld verdwenen, maar decennia lang vormden de verknoopte, verfrommelde en verwarde slierten cassettetape die verstrikt waren geraakt in bomen, heggen, struiken, bovenleidingen, goten, lantaarnpalen, verkeerslichten, in alles wat zo’n lang smal bruin plastic lintje vast wist te houden, een intrigerend random deel van ons buitenbeeld. In steden, langs snelwegen, in parken en publieke tuinen… Overal waar onderweg naar muziek of ander geluid op cassette werd geluisterd. Op de fiets, in het openbaar vervoer of te voet met walkmans. Of in automobielen met de cassettespelers die standaard werden meegeleverd. Vrijwel altijd kwam dat tape afval uit driftig weggesmeten cassettes waarvan de band zich tot ergernis van de luisteraar onverwacht klem had gedraaid in het mechaniek van de walkman of autospeler. Als cassettispaghetti werd die band er dan, niet zelden met geweld, weer uit tevoorschijn getrokken.

Voddebandjes

Alle dooie dingen worden beeld. De onzichtbare handen van wind, weer en toeval weefden die lange linten vol onhoorbaar geluid tot intrigerende structuren. Overal en altijd kwam je ze weer tegen. Toch kregen ook kunstenaars pas relatief laat oog en oor voor dat verknoopte en verwrongen stille geluid, die verwarde en bevroren tijd, die in grote hoeveelheden op straat voor het grijpen lag. In de prachtige korte film Lost Sound (2001) legde de Engelse cineast John Smith in samenwerking met geluidskunstenaar Graeme Miller het cassette afval vast dat hij in de periode 1998 – 2001 aantrof in de buurt in Oost Londen waar hij woont. En in 2002, net even na Smith’s film, deed de Britse klankkunstenares Zoë Irvine op internet een oproep aan iedereen die zulke stukken verweerde en verknoopte voddeband op straat tegenkwam, deze op te rapen en aan haar toe te sturen. Ze liet er speciale envelopjes voor drukken. Magnetic Migration Music, heette haar project.

Magnetic Migration

Zoë’s oproep was vijftien jaar geleden voor mij de directe aanleiding om ook zelf al het audiotape afval dat ik op mijn weg tegenkwam te gaan verzamelen. Maar ik heb er nooit iets van naar Zoë gestuurd, want ik was altijd veel te nieuwsgierig om te ontdekken wat er op die stukken en knopen voddeband te horen zou zijn.
Je kunt dat niet zien. Vaak droomde ik van elektronische bandluizen die als vliegende en kruipende magneetkopjes over al dat bandafval konden dolen om al doende het analoge signaal te digitaliseren en per wifi gelijk naar mij toe te sturen. Maar zover is het nooit gekomen. Ik heb om er achter te komen wat er op zo’n voddebandje staat nog steeds heel veel handwerk en veel geduld en tijd nodig. Want je moet het boeltje ontknopen, weer aan elkaar plakken, min of meer glad strijken, en het dan terug in een leeg cassettehulsje spoelen, zodat het als bandje weer speelbaar en hoorbaar wordt.
Toen Zoë aan haar project begon dacht ze dat die stukken tape in veel gevallen uit verre streken bij ons aan waren komen waaien. Dat is een mooi idee.
Maar het is niet waar.
Iemand gooit zo’n stukgetrokken tape op straat. Daar wordt de plastic cassette vertrapt of kapot gereden. Het bruine lint raakt er aan de lucht. Het bandje verscheurt en verwaait, maar vindt daarbij zoveel obstakels op zijn weg waar delen zich omheen kunnen winden, in verward kunnen raken, dat de uiteindelijke vindplaats nooit zo heel ver van de plek is verwijderd waar het ding oorspronkelijk werd gedumpt.

Sociografie

In de vijftien jaar dat ik ze van de straat raap, ze uit bomen, heggen, van bovenleidingen, uit modderpoelen en hondendrollen trek, of ze van de rails van de Parijse metro en RER vis, heb ik een kleine achthonderd van die knoeten en slierten verworpen magneetband verzameld. Allemaal gedocumenteerd in woord en beeld, en allemaal maakte ik ze – zo goed en kwaad als dat ging – weer hoorbaar. Vrijwel zonder uitzondering weerspiegelt wat er dan te beluisteren is heel direct de plek waar zo’n bandje werd gevonden. Franse rap en hip-hop, Koran recitaties en veel Arabische muziek in Parijse buitenwijken; Edith Piaf, de Beach Boys en klassiek in het Parijse centrum; carnaval, meneer pastoor en het kerkkoor in Maastricht. Het zijn slechts een paar voor de hand liggende voorbeelden, want behalve muziek in alle maten en soorten komt er nog heel wat meer tevoorschijn. Gesproken liefdesbrieven; dagboeken; lessen in vele talen; een heer die in een café een dame gestreng onderhoudt over 3700 euro’s in een door hem aan haar toevertrouwde enveloppe die spoorloos verdwenen is; een verwarde vrouw die gilt en krijst dat zij de wereld en de helft van de hemel heeft gered, omdat het beest haar zeven levens gaf; instructies in het Arabisch; berichtjes van een anonieme hijger op iemands antwoordapparaat; waarom vader nooit meer door Ben Kok gebeld zal worden; de telefonische afwijzing van het werk van een onbekende Franse muzikant door een producer van Warner Brothers…
Al dat geluid verkeert bovendien in verschillende stadia van ontbinding. Want ook dat is het grote verschil met digitaal. Digitale informatie is er wel of hij is er niet. Maar analoog opgeslagen woorden, beelden, geluiden, muzieken, die raken verwond, die raken beschadigd. Elke dag klinkt het weer een beetje anders dan gisteren. Maar hoe lang een ‘Thriller’ tape ook in de modder lag en hoeveel trucks er ook over heen zijn gedenderd, je kunt nog steeds donders goed horen dat dit ooit eens Michael Jackson was.
Dat gedegenereerde en verweerde dat vergooid geluid vergaard, dat vind ik het mooiste…

Mentaal

Van al mijn vondsten koos ik fragmenten die ik vervolgens digitaliseerde. Ook omdat het iets paradoxaals heeft om al dat analoge audioafval op een harde schijf te gaan bewaren. Samen werd het een collage helemaal in de geest van de imaginaire loop van hier tot Neptunus. Hij is weliswaar niet zó lang, maar duurt toch bijna vijftien uur.
Allemaal is het kaf en allemaal is het koren, random gesampled, gewoon van de straat.
Het is alle geluid van de wereld.
..
(Dikke proppen afvaltapes zoals ik die zo vaak op parkeerplaatsen en langs de snelweg vond, die doen mij steeds weer aan hersenkwabben denken. Ook die zitten vol geluid. En eigenlijk had dit essay willen gaan over hoe wij mentaal muziek registreren en weergeven, stilletjes, van binnen!
Maar daar is het dit keer te laat voor.)


Dit artikel verscheen eerder in GC #137.

Koop deze editie in onze webshop!

Reacties