De Elementen van Maarten Ploeg
Dit najaar verschijnt ‘Ploeg + Werk’, een ruim vijfhonderd pagina’s tellend, door Willem Henri Lucas samengesteld en vormgegeven boek rondom het leven en werk van Maarten Ploeg, de veelzijdige interdisciplinaire kunstenaar, popmuzikant en televisiemaker die veertien jaar geleden, in 2004, het leven liet. Het is de rijkgeïllustreerde catalogus. Nu nog het museum.
Maarten van der Ploeg werd in 1958 geboren. Hij groeide op in een tijd die historici soms de ‘kleine renaissance’ noemen: de jaren van pakweg 1958 tot 1974. Volgend op het decennium van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog brachten utopisme, een aan euforie grenzend optimisme, economische groei en technologische op- en vooruitgang die nauwelijks nog grenzen kende, ingrijpende sociale en culturele omwentelingen teweeg.
De rock- en popmuziek die, in brede zin, ook toen werd geboren is verreweg de beste indicatie van hoe ingrijpend de culturele omslag was die zich op vrijwel alle fronten voltrok. Een volstrekt nieuwe muziek (geënt op Amerikaanse blues, jazz en folk, want ze kwam natuurlijk niet helemáál uit de lucht vallen) die in korte tijd vrijwel alle andere genres in populariteit en bereik ver achter zich liet. Van de Beatles, de Monkees en de Stones, via Bob Dylan, de Beach Boys, de Grateful Dead, Pink Floyd en Group 1850 naar Jimi Hendrix, Soft Machine, Frank Zappa, de Velvet Underground… En dat rijtje bestrijkt maar een klein deel van wat er als bij toverslag en op ongekend grote schaal aan nieuwe muziek werd bedacht en gemaakt, om vervolgens – belangrijker nog – via destijds recente technologieën massaal te worden verspreid. Jong en elektrisch kwam die muziek ter wereld. Zij groeide samen op met de eerste naoorlogse generatie, een nieuwe, mondige en fiks consumerende bevolkingsgroep van relatief hoogopgeleide, goed geïnformeerde en draagkrachtige jongeren voor wie rock- en popmuziek de stem werd die de taal sprak van de tijd. Zonder dat zou er nu geen Gonzo (circus) zijn. Hoe vaak in de geschiedenis gebeurt zoiets? Je kunt je nauwelijks nog voorstellen hoe totaal anders de wereld daarvóór heeft geklonken…
Ook in de andere kunsten rommelde het en werden grenzen geslecht. Niet dat het allemaal even nieuw en nog nooit eerder gezien of gehoord was, maar veel van wat in de eerste helft van de twintigste eeuw nog incidentele avant-gardistische onruststokerij en revolutionair experiment was – denk aan dada, Duchamp, de futuristen – werd nu gangbaar, gemeengoed, en daarbij vaak nog tot de tweede of een hogere macht verheven. Hokjes verdwenen (of leken dat te doen) en kunst maken, dat kon – móést – nu met alle voorhanden materialen en technieken naast en langs elkaar, of allemaal samen in de mix, multi- en interdisciplinair, met hulp van de door een almaar voortwoekerende wetenschap en techniek gebaarde nieuwe media: platenspelers, bandrecorders, elektronica, radio’s, televisies, wasmachines, stofzuigers, video en natuurlijk, hoewel voorlopig nog stapvoets, de computer.
1968
Met het verglijden van de tijd waarin steeds ‘nu’ het voortouw neemt, willen we weleens vergeten dat ook in die vrolijke kleine renaissancejaren er overal wild in het rond werd geschoten. Neem dominee Martin Luther King en 1968, want dat is precies vijftig jaren terug, een mooi rond getal om te herdenken. King legde in dat jaar op 4 april het loodje. En Robert Kennedy blies, met uitzicht op weer een Amerikaans presidentschap in de familie, op 6 juni 1968 de kraaienmars, na twee handjesvol kogel die de avond ervoor waren afgeschoten uit de kleinkaliberrevolver van ene Sirhan Bishara Sirhan, hoewel het voor sommigen steeds nog een vraag is of niet zijn eigen lijfwacht hem het fatale nekschot toediende.
Een paar dagen eerder, op 3 juni, werd Andy Warhol in zijn New Yorkse The Factory door het frêle lijf geschoten, overdwars. De identiteit van de dader was nu eens niet aan twijfel onderhevig: Valerie Jean Solanas, actrice, radicaal feministe en schrijver van een boekje met de titel ‘SCUM Manifesto’. De verdere rest van haar leven – dat in 1988 afliep – nam Solanas het zich vooral kwalijk dat ze niet in één keer raak had geschoten. Want hoewel Warhol een tijdlang op sterven na dood was en nooit meer de oude werd, bleef hij in leven.
Een week na de dood van Martin Luther moest op de Kurfürstendamm in het toenmalige West-Berlijn Rudi Dutschke eraan geloven. De aanvoerder van de Duitse Socialistische Studentenbond werd er door een jonge rechts-extreme arbeider uitgemaakt voor smerig communistenzwijn en daarbij in de schouder en twee keer in het hoofd geschoten. Net als Warhol overleefde ook Dutschke de aanslag, net zo ternauwernood. Hij bezweek een kleine twaalf jaar later pas aan de gevolgen ervan.
Ondertussen werd er door staten in het kader van oude, nieuwe en hernieuwde internationale en lokale conflicten ook in de rest van de wereld lustig dóór gemoord en geplunderd, met een inzet en passie die niet onderdeed voor die van vandaag. Business as usual. Aan het niets en niemand ontziende schaakspel met landen en volkeren kwam geen einde, wereldoorlog of geen wereldoorlog.
Actie = reactie
Het bracht vooral het links voelende deel van de op kolkende stromen van rock-’n’-roll en vernieuwing groot gegroeide eerste naoorlogse generatie ertoe steeds vaker en steeds harder oproer te kraaien. De slachtingen in Vietnam, rassenscheiding, vrouwenrechten, uitbuiting ver weg in ‘derde werelden’ en uitbuiting thuis in fabrieken, een net nog met veel bloed en tranen overwonnen gedacht fascisme dat in nieuwe kleren en met nieuwe namen als van oudsher zijn gang ging… Allemaal waren het redenen om de zittende machten naar huis te wensen. Ook de voortdurende oudbakken strenge scheiding, inclusief bezoekverbod, tussen studentenhuizen voor jongens en voor meisjes was zo’n reden, bijvoorbeeld in Nanterre, aan de rand van Parijs. Toen op 3 mei 1968 de decaan besloot de studenten die al maandenlang met sit-ins en demonstraties hamerden op opheffing van het sexverbod de toegang tot hun faculteit in Nanterre te ontzeggen, trokken die en masse naar de Sorbonne in het Parijse Quartier Latin. Als ze op verzoek van de rector vervolgens daar door de politie worden weggehaald is het hek van de dam. Actie = reactie. Het was het klassieke principe van de Newtoniaanse mechanica dat die nacht de barricades deed verrijzen, de uit de straten gebroken klinkers en de molotovcocktails door de lucht deed vliegen en rijen van voituren ontvlammen. In een meimaand vol geweld verspreidde de onrust zich als een lopend vuurtje over een groot deel van de Franse universiteiten, hoge en ook middelbare scholen, om vervolgens via fabrieken en kantoren het godganse land te besmetten. Vakbonden riepen op tot totale staking, de grève générale. Niet minder dan tien miljoen geregistreerde stakers legden Frankrijk dagenlang plat. Er was geen benzine meer te krijgen en ook radio en (staats)televisie gingen uit de lucht. Als bovendien De Gaulle, de eerste president van zijn eigen Vijfde Republiek, op een goed moment spoorloos is, lijkt een nieuwe Franse Revolutie niet langer vermijdbaar te zijn. Toch loopt het dan ineens allemaal met wat sissers af. Omdat revolutie niet – velen waren er diep van overtuigd – historisch is bepaald en zichzelf bestiert? Omdat er zo snel geen echt bestuursalternatief voorhanden is? Omdat wat goed gekozen concessies, hervormingen en beloftes de angel uit de protesten trekken? Of was het vooral toch omdat het zomerreces voor de deur stond en er veel slaap moest worden ingehaald dat Jan Janssen nog geen twee maanden later, op 21 juli 1968, gewoon de Tour de France won?
Kouwe Oorlog
De revolutie werd in dat sleuteljaar 1968, of even daarna, niet alleen in Frankrijk neergeslagen. Snel werd duidelijk dat, ingrijpende sociaal-culturele veranderingen en technologische vooruitgang ten spijt, het aardse paradijs nog even op zich ging laten wachten. En van uitstel, tja, komt daar geen afstel van? De meisjes en jongens van de tweede naoorlogse generatie, de kouwe oorlogsgeneratie, werden groot met de sociale en culturele verworvenheden van de kleine renaissance. Voor hen waren het al vanzelfsprekendheden. ‘Dat is logisch. Daar zijn we mee opgegroeid,’ antwoordt Maarten Ploeg wanneer een interviewer hem – het is midden in de tijd van punk en ultra – naar invloed ‘uit de psychedelica’ op de muziek van zijn band Soviet Sex vraagt. Het is de ene kant van de medaille, die er ook voor zorgt dat op de Amsterdamse Gerrit Rietveld Academie een ‘ontregel(en)d kunstenaar’ als Jos Houweling vrij spel krijgt om jong talent ongegeneerd in het diepe te gooien, audiovisueel en interdisciplinair. Maar aan de keerzijde is er sprake van een generatie die in het reine moet komen met de desillusie van utopieën die door een stagnerende economie, olie- en andere crises, door inflatie en snel oplopende werkeloosheid als zeepbellen op muren van truttigheid en politiek en maatschappelijk cynisme uiteen waren gespat. Neem dan nog eens de overtuiging die daarbij wortel schoot dat het uiteindelijk allemaal toch voor niks zal zijn, omdat er immers een derde, allesvernietigende, wereldoorlog voor de deur staat, en voilà: daar heb je de mengelmoes van geestesgesteldheden die ook in Nederland rond 1978 de voedingsbodem leverde voor heel veel moois later.
Wilde Piraten
Maarten van der Ploeg koopt een elektrische gitaar en begint in 1978 op de Rietveld met Peter van de Klashorst als basgitarist een bandje. Net als Gerard Reve zijn ‘van het’ schrapte, schrappen ook de twee jonge kunststudenten de tussenvoegsels om als Peter Klashorst en Maarten Ploeg aan de slag te kunnen gaan. Met beide handen en tomeloze energie grijpen ze de mogelijkheden voor creatief ondernemen die in die dagen in de grote steden en elders ruimschoots worden geboden binnen de krakende, gekraakte en als een hardnekkige en ongereguleerde bloedzuiger via een veelvoud aan tentakels met de in crisis verkerende samenleving verstrengelde anarchistische parallelle wereld: do it yourself. ‘Vind je de tv slecht, dan begin je je eigen station. Vind je Amsterdamse discotheken niks, idem dito. Vind je de popmuziek niet helemaal oké, dan begin je gewoon je eigen band. Zo simpel ligt dat bij ons,’ kijkt Maarten Ploeg niet zo heel veel later terug op de tijd waarin het duo het nog vóór ze van de academie afzwaaien met veel bravoure voor elkaar krijgt om met ruw kwastwerk en expressieve quasi-naïeve, cartooneske figuratie als hun eigen stroming, de Nieuwe Wilden, met succes tot het officiële kunstcircuit door te dringen.
Avontuurlijker nog waren de tijdelijke vrijplaatsen die Klashorst en Ploeg voor henzelf en geestverwanten creëerden. Als krakers van de bouwvallige vroegere behuizing van een meubelhandel in het centrum van Amsterdam, een pand aan de Rozengracht dat in rap tempo en met de hulp van vele handen bruikbaar werd gemaakt als alternatief muziekpodium en discotheek, Disco Bizar. En samen met Ploegs broertje Rogier van der Ploeg door als televisiepiratenzender P.K.P. (Klashorst tussen twee Ploegen) vanaf een zolderkamer in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt ’s nachts in te stralen op het toen nog prille stedelijke kabeltelevisienet.
Mooie Liedjes
Een volle 25 jaar stonden schilderen, popmuziek en film/video centraal in het leven van Maarten. In ‘Ploeg+Werk’ komt het allemaal voorbij, in vier elkaar opvolgende periodes. Aan de hand van een aantal beschrijvende en reflecterende teksten, maar vooral als een caleidoscopisch knipselplakboek met een stortvloed aan beeld, waarbij de vele foto’s, de stills uit video’s en de zonder toegevoegd commentaar uit kranten en blaadjes geknipte interviews en recensies steeds opnieuw weer vooral ook een intrigerend tijdsbeeld schetsen, waarin de kijkende lezer zijn eigen weg kan kiezen en zijn eigen ideeën mag vormen.
De periodes zijn die van de verschillende bands waarin Ploeg actief was. Een opportune keuze, want daar zijn het makkelijkst lijnen te trekken. Na de uitbundige academie- en ultrajaren, 1978-1982, met bands Interior en het eerste Soviet Sex, scheiden Klashorst en Ploeg hun wegen. Ploeg kiest voor meer bedachtzaamheid en bezinning. In zijn eentje als schilder, maar ook in het muzikale groepswerk dat volgt, met onder meer broertje Rogier en zijn levenspartner Ryu Tajiri, eerst als Blue Murder (1982-1987), vervolgens met de Astral Bodies (1987-1992). De new wave en postpunk van de vroege jaren 1980 zijn niet langer maatgevend. Het mooie liedje staat centraal en er wordt onverbloemd teruggegrepen op de pop/rock van de jaren 1960. ‘Het gaat mij vooral om de emotie. Gevoelens houden mij constant bezig en ik zing daar dus over,’ zegt Ploeg in een interview met muziekkrant ‘OOR’. Muzikaal gezien is het allemaal niet bijster origineel, maar wel eerlijk en direct. Het – relatieve – succes, nationaal en internationaal, dat Blue Murder in 1986 tot op het podium van Pinkpop brengt, is dan ook zeker verdiend. En originaliteit is er wél in ruime mate in de videoclips die de bands met veel inventiviteit en steeds heel beperkte middelen (papier, karton en verf) vormgaven en zelf produceerden. Wat mij betreft zijn het dan ook niet zozeer de cd’s als wel het pure-geluid-met-puur-beeld van de clips dat we ons van Blue Murder en de Astral Bodies moeten blijven herinneren.
Ophthalmology
Als schilder reduceerde Ploeg zijn altijd weer aan zijn eerste liefde – strips en cartoons – refererende figuren steeds vaker tot een samenspel van een klein aantal elementen, ontleend aan een heel private geometrie, waarbij er altijd toch de suggestie blijft van ogen die naar je kijken, of voetjes die van je af of naar je toe willen lopen. Op zoek naar de essentie van een abstractie die voor hem op het schilderdoek vooralsnog ongrijpbaar leek, zette hij bij het dagen van weer een volgend tijdperk voor die speurtocht ook de toen nog heel nieuwe digitale media in. Hij werd, in de periode van 1988 tot 1996, de onbetwiste Hollandse meester van de Amiga, een homecomputer die wat grafische mogelijkheden betreft zijn tijd ver vooruit was. Een van de hoogtepunten is ‘Ophthalmology’, waarvan diverse versies waren te zien als onderdeel van de nachtelijke ‘1 ding 1 uur, puur beeld en geluid’-uitzendingen die het mede door hem opgerichte Park4DTV-collectief van 1991 tot 2006 wereldwijd op kabelnetten verzorgde. Wat erin zat, in de Amiga, dat haalde Ploeg eruit. De beperkingen in kleur en resolutie werden de kracht van de rap elkaar opvolgende ‘digitale schilderijen’ met geprogrammeerd variërende karakteristieken, waardoor lijnen gaan lopen en over het scherm golven, spiralen in het verre verdwijnen, cirkels aan en af zwellen, vierkanten botsen, patronen verspiegelen. Het is digitale op-art die onverminderd blijft fascineren, als bewegend en als klinkend beeld, want ‘Ophthalmology’ is óók elektronische muziek, een elektro-loop, gemaakt met onder andere een Yamaha multi-effecten-kast en een DX9-synthesizer, het goedkopere broertje van de DX7, die in de vroege jaren 1980 de eerste succesvolle digitale synthesizer was. De muziekloop die net als het beeld in de één uur durende computervideo’s regelmatig herhaalt, duurt precies 256 seconden. Natuurlijk, want dat is een macht van twee.
TV-Matic
Als muzikant was Maarten Ploeg steeds onderweg naar dat éne perfect mooie liedje. En ook als schilder, naar dat éne schilderij. De computer werd bij die zoektocht een partner, en het is tegelijkertijd wel en geen ironie als de Amiga in ‘Barnett’s Day Off (fast)’ (1993) een vol uur lang, begeleid door een geluid dat veel op dat van marcherende soldaten lijkt, in hoog tempo plaatjes van schilderijen genereert die allemaal door Barnett Newman geschilderd hadden kunnen zijn. Of door Richard Paul Lohse, in het ook heel mooie ‘Lll’ (Long Live Lohse, 1994), waar tientallen allemaal even brede maar steeds weer anders gekleurde balkjes in en uit mekaar schuiven in een tempo dat lijkt gerelateerd aan de hoogte van een door de computer gegenereerde gedragen tweeklank, die met die balkjes in- en weer uitfadet, steeds weer opnieuw, zonder ooit te stoppen. Want als er niet iemand of iets een keuze maakt, is niks ooit af en niks ooit goed. En niks vat het allemaal beter samen dan ‘Counting’ (1998), waarin Maarten Ploegs TV-Matic met een blikkerig vintage computer stemmetje tevergeefs poogt het zo fundamentele tellen machtig te worden. ‘OK! Here we go!’ zegt hij, met nimmer aflatend enthousiasme. ‘1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 16 … Oh no! Shit! … What the hell is going wrong? Just give me one more chance. I shall not give up now. I will start again…’
Het grote ‘Ploeg+Werk’-boek wordt op 13 september publiekelijk gepresenteerd in studio-drukkerij Lenoirschuring, Amsterdam-Noord. En op 14 oktober, de dag dat Maarten Ploeg zestig jaar zou zijn geworden: ‘Ploeg+Werk’-Party in Paradiso, Amsterdam, met vele bands en artiesten, van toen en van nu.
Dit artikel verscheen eerder in GC #147.
Koop deze editie in onze webshop!Live
14/1013/09
Reacties