Rojin Sharafi verliet Teheran om muziek te studeren in Wenen. Vanwege haar aanwakkerende fascinatie voor volksmuziek uit haar moederland nam ze bij vertrek uit Iran steeds folklore-instrumenten mee. Die onderwierp ze aan decompositie; berekende vervormingen ontmoeten op haar album ‘Zangaar’ onderhuidse bassen en heimelijke poëzie.
‘Een optreden moet een ritueel zijn.’
“Zangaar’ is veel intiemer dan mijn eerste album, ‘Urns Waiting To Be Fed’. Daarop vertelde ik vanuit de derde persoon over een dorp. ‘Zangaar’ komt echter voor een groot deel uit herinneringen voort, waardoor het een intiem verhaal is geworden. Ik ben dus geëvolueerd van een observerende houding naar abstracte verhalen, vanuit het eerstepersoonsperspectief.’
Wat heeft je tot deze evolutie in staat gesteld?
‘Ik heb zelfkennis ingewonnen, waardoor ik mezelf met meer afstand kan benaderen. Dan kun je ook je gevoelens beter erkennen. Ik ga nu veel minder in gevecht met mezelf en kan mijn herinneringen op een neutralere manier bevatten. Ook dat is iets waar ‘Zangaar’ over handelt: beeld je een spiegel in, die heel traag bestoft. Dat schept een onrealistisch beeld. Je kunt proberen dat stof te verwijderen om jezelf te zien, het ‘echte’ beeld, of je kunt het wazige beeld dat je krijgt accepteren en aanvaarden dat de tijd impact heeft, dat je niet alles kunt veranderen.
Klemtonen
Op ‘Zangaar’ is dit een belangrijk thema. Er zitten dan ook veel verhalen in die ik altijd al heb willen vertellen, maar waar ik nog geen uitdrukkingsvorm voor gevonden had. In die zoektocht vind ik het belangrijk om het verhaal op een niet al te directe wijze te vertellen. Ik wilde dus meer dan een verhaal brengen; de verhaallijnen lopen parallel aan elkaar en het blijft onduidelijk welke de belangrijkste leidraad is. Zo kan de luisteraar zelf klemtonen leggen, hoef ik niet te dicteren welk verhaal er verteld moet worden. Ook het leven is een beetje zo. Daarom vind ik het fijn om dat zo te laten.’
Die gelijkwaardigheid drukt zich ook uit in hoe je instrumenten behandelt ten opzichte van elektrische signalen. Je gebruikt de santoor (muziekinstrument uit de Hindoestaanse muziek, red) met dezelfde aandacht als distortion en ze worden met dezelfde zachtmoedigheid aangewend.
‘Dat klopt. Ik neem elke keer als ik van Iran naar Oostenrijk ga een traditioneel instrument mee terug en probeer hun klanken aan de hand van hulpmiddelen van hun vanzelfsprekendheid te ontdoen, om zo de mogelijkheden ervan te verkennen. Tegelijk ben ik erg klassiek onderlegd en ben ik ook vanuit die invalshoek beginnen componeren. Er zijn dus heel wat invloeden die gelijkgeschakeld worden in mijn muziek.’
Fijne ritmes
Hoe ontdek je die verborgen lagen in die instrumenten?
‘Ik kreeg de kans om voor nummer 8 van ‘Zangaar’ met augmented piano te werken. Met max patches kun je dan automatisch bepaalde toetsen besturen: zo kun je patronen of fijne ritmes programmeren die voor een pianist alleen nagenoeg onmogelijk zouden zijn. Ook kun je zo op ritmes komen waar je anders niet aan zou denken. Het worden augmented instrumenten. Aan het begin van nummer 6 is er bijvoorbeeld ook een pianoklank te ontdekken; het lijkt alsof er stenen op elkaar wrijven. Dat is een granular synthesis van de hoge noten van een piano. Ook de Perzische santoor komt op het album naar voren. De patch die ik daarop aanbracht, zorgt ervoor dat uit de opnames die ik maak van instrumenten, kleine delen geregistreerd worden; dat element kun je dan herhalen. Ik vraag me dus in eerste instantie af hoe ik klank in real time kan beïnvloeden.’
Hoe bevat je zelf de relatie tussen taal en muziek in je werk?
‘Voor mij was het erg belangrijk dat er geen hiërarchie tussen bestond en dat taal dus muzikaal werd en omgekeerd. Dat heb ik nog niet zo vaak gehoord. Ik ken enkel audioboeken en radiospel en ook daar worden vertelling en klank niet volledig gelijkwaardig behandeld. De Perzische taal was als medium echter ideaal om deze symbiose op te zoeken; je kunt er bijvoorbeeld een werkwoord helemaal vooraan in de zin zetten, er is weinig onderscheid tussen wat correct is en wat niet. De grammaticale structuur laat spel toe en laat de taal dus in de buurt komen van muziek.’
Polyritmiek
Waarom kies je ervoor microtonaliteit te hanteren in je manier van componeren?
‘Door de westerse muziekgeschiedenis heen zijn in onze toonladders alle intervallen gelijkgeschakeld. Microtonen staan je toe om om halve en hele tonen heen te denken en veel kleinere nuances te vatten. De manier waarop we praten, alle intonaties en op-en-neerbewegingen, zijn enkel via microtonaliteit te vatten. Voor mij is het dus erg logisch dat ik met microtonen zou werken, ik wil me niet beperken tot chromatische toonladders.’
Wat is de relatie van je muziek tot ritueel?
‘Toen ik begon met optreden, kon ik me geen betere vorm voorstellen voor mijn muziek dan een ritueel. Ik beeldde me in dat ik het licht zou controleren, waar ik stond ten opzichte van het publiek. Sta ik daar statisch, of verander ik mijn houding? Als een festival mij uitnodigt, denk ik dus na over vormgeving; het moet een ritueel zijn, een verzameling van elementen die een unieke ervaring verzorgt voor de mensen in de ruimte.’
In je muziek zitten elementen uit de clubcultuur. Waar komen deze vandaan, en hoe zijn ze in je muziek beland?
‘In de eerste jaren dat ik in Wenen vertoefde, ging ik graag uit. Er is dan zo’n fantastische energie in de ruimte; het is een van de meest ritualistische elementen die in onze cultuur overleven. Wat me raakte, was echter niet enkel het samenzijn. Ook de ruimtes waar deze momenten in plaatsvonden droegen bij aan de romantiek, net zoals het feit dat deze evenementen vaak niet voor herhaling vatbaar zijn. Bij raves gebeuren ze maar één keer op die specifieke plek, ze worden nooit meer herhaald. Mijn volgende album wordt dan ook experimentele dance, waarbij ik van dichterbij uitprobeer hoe ik polyritmiek kan implementeren in het genre. Ook dit album wordt op tape uitgebracht, eerder dan vinyl. Zo hoop ik dat meer mensen het zich kunnen veroorloven toegang te krijgen tot mijn muziek.’