Interview Ria Pacquée

Pompoenveld performance

De pompoenen van de De Antwerpse (performance)kunstenaar Ria Pacquée (1954) in ‘They are looking at us, we are looking at them’ groeien in rap tempo.

‘They are looking at us, we are looking at them’ wordt geen reguliere expositie – net zoals het Middelheimmuseum geen normaal museum is. De Antwerpse (performance)kunstenaar Ria Pacquée (1954) ziet evenwel veel mogelijkheden voor deze ongebruikelijke setting. Maar, zo zegt ze, het eindresultaat laat zich niet goed voorspellen. Het moet groeien.

‘Stel je vragen maar en ik zal zien of ik erop kan antwoorden.’ Aanvankelijk is het vooral een verfrissende opmerking van Ria Pacquée, gezien menig kunstenaar overal een antwoord op lijkt te hebben – met het gevaar steeds hetzelfde riedeltje af te draaien. Maar al snel blijkt die opmerking erg toepasselijk te zijn, omdat Pacquées kunst iets onvoorspelbaars heeft, vaak beïnvloed wordt door toeval, en organisch tot stand komt en groeit. Bovendien wil deze kunst zich nogal eens onttrekken aan de wil van haar maker. Een van de vragen waar Pacquée aanvankelijk geen antwoord op heeft, is hoe een performance tot stand komt. Maar daarna zegt ze: ‘Het begint vaak met de locatie. Ik heb bijvoorbeeld een voorkeur voor kelders. Als de ruimte geschikt is, begin ik naar een idee te werken en probeer ik geluid uit, of een tekst. Zoiets groeit gewoon.’

Prikkeldraad


Performances hebben bovendien iets onvoorspelbaars, ook als ze goed voorbereid worden. ‘Velen denken: zo’n kunstenaar komt even iets doen. Dat is niet zo. Vroeger bereidde ik een performance een of twee dagen van tevoren voor, nu kan ik er een week of twee mee bezig zijn.’ Performances blijken bovendien een eigen wil te hebben. ‘Soms blijkt het opeens een half uur later te zijn. Op andere momenten denk ik dat ik tien minuten bezig was en waren het er vijf. Dat laat zich niet voorspellen.’
Na een tijdje graffitikunst gemaakt te hebben, legde Pacquée zich toe op performances. In de jaren 1980 vestigde ze haar naam met zeer fysieke en uitputtende performance- en bodyart. Ze bewoog bijvoorbeeld door een ruimte die gevuld was met prikkeldraad. Daarna werkte ze aan fotoseries over twee personages die ze zelf speelde: Madame en It, twee wat wereldvreemde personen. Het waren reeksen die tussen performance en fotografie in zaten. Daarna begon ze zich zelf ook toe te leggen op fotografie, en vervolgens ook op video. Die media hielden haar in de jaren 2000 bezig. Ze voerde geen performances meer uit. Een echte verklaring daarvoor heeft ze niet. Het gebeurde gewoon.
Inmiddels heeft Pacquée het performen weer opgepakt, naast het videowerk en de fotografie. ‘Ik werd in 2009 gevraagd om toch weer een performance te doen. (Lachend:) Ik vond zelf dat die mislukt was. Maar ik kreeg er wel weer energie van om het performen weer op te pakken. De tijd was er ook rijp voor: er is inmiddels veel aandacht voor performancekunst. Ik blijf me aan die vorm vasthouden. Mijn performances zijn niet meer zo extreem fysiek als vroeger, maar zolang het kan, ga ik ermee door. Laatst vroeg een organisator me hoelang ik bezig zou zijn. Ik zei: tot ik geen stem meer heb.’

Pompoen


Performance speelt een grote rol in de aankomende expositie, die eveneens op haar eigen manier aan het groeien is. Die zal van 25 mei tot en met 22 september te zien zijn in het Middelheimmuseum, dat in weerwil van de naam geen traditioneel museum is, maar een beeldenpark. ‘Ik kom als bezoeker al heel lang in het Middelheim, maar had nooit verwacht dat ik er ooit zou tentoonstellen. Het is natuurlijk echt een beeldenpark, en ik ben bezig met fotografie, video en performance. Hoe dat zo is gekomen? Ik werd een jaar of twee, drie geleden geselecteerd als mogelijke kunstenaar voor de Biënnale van Venetië. Gezien ik niet meer met een vaste galerie werk, heb ik drie partijen steun gevraagd voor mijn dossier: de Beursschouwburg, Argos en het Middelheim. Ik werd niet gekozen, wat ik ook niet zo erg vond, maar de partnerschappen bleven. Pieter Boons, de curator van het Middelheim, heeft me later gevraagd of ik een expositie wilde maken.’
De minder typische locatie vraagt om een dito aanpak. ‘Een normale tentoonstelling speelt zich binnen vier muren af en daar kun je enigszins een visuele voorstelling van maken. Met zo’n park kan dat niet. Het is nog moeilijk om uit te leggen wat er precies gaat gebeuren zonder dat ik er beelden van kan laten zien; de opbouw moet nog beginnen. Maar er zijn verschillende invalshoeken. Ik wil de video ‘As Long As I See Birds Flying I Know I Am Alive’ laten zien, maar dan in een binnenomgeving, dus wordt daar een hok voor gebouwd. Ik wil ook foto’s laten zien, maar hoe doe je dat in het park? Ik wil niet van die grote, opgeblazen foto’s. Maar ik ben gek op de grote palen in moestuinen. Daarom leg ik zo’n tuintje aan, met de foto’s op zulke palen. Ik koos voor pompoenen omdat die snel groeien. Als de tentoonstelling in september eindigt, hebben ze misschien wel mijn werk overwoekerd.’

Thuiswedstrijd


De expositie opbouwen lijkt eigenlijk op hoe een performance tot stand komt. Ook hier is de locatie van groot belang, legt ze uit, waarna zich mogelijkheden begonnen uit te tekenen. ‘Er is bijvoorbeeld een eilandje in het centrum van het park. Daar wilde ik graag iets mee doen. In de maand juni zit ik dan elke dag van twaalf tot zes daar – ik neem een hoop boeken mee die ik nog wil herlezen. Ook staat er een grote speaker, omdat ik geluiden laat horen die ik over de hele wereld heb opgenomen en omdat ik teksten zal uitspreken. Op het eilandje staat een muur met nissen en daar zal ik ook werk in maken. Het eindresultaat van die dertig dagen zal daar te zien zijn. Als je er een naam aan wilt geven, zou je het een performatieve artistieke residentie kunnen noemen.’
Het Middelheim is eigenlijk een thuiswedstrijd voor Pacquée. ‘Als ik gevraagd was voor een expositie in New York, had ik de kans gehad om mezelf in de schijnwerpers te zetten. Deze expositie is in Antwerpen, waar ik zelf ook vandaan kom. Niet om op te scheppen, maar iedereen in de kunstscene hier kent me. Ik hoef me niet te bewijzen. Daarom kan ik nu een stapje achteruit doen. Ik heb bijvoorbeeld andere kunstenaars uitgenodigd om performances te doen: Suchan Kinoshita, Minja Gu, Lilibeth Cuenca Rasmussen en Tsubasa Hori. Ze komen alle vier uit het Oosten, maar hebben een connectie met het Westen.’

Mens-zijn


Dat de expositie in de publieke ruimte plaatsvindt, is toepasselijk. Pacquées werk wortelt in de stad, niet alleen in de brede zin van het woord, maar ook in specifieke steden. ‘Ik ben echt een stadsmens. De natuur vind ik prachtig, maar na twee uur denk ik wel: o, alweer een boom. De chaos van steden, vooral oude, prikkelt me veel sterker.’ Haar kunst wordt dan ook regelmatig geplaatst in de flaneurtraditie die onder meer Baudelaire en straatfotografie omvat. Hoe ze zichzelf beschrijft ligt ook in die lijn: als ‘een lege huls die gevoed moet worden met ervaringen’, die ze vervolgens in haar kunst door kan geven. ‘Ik begon met foto’s maken omdat ik graag door de stad loop. Fotografie heeft iets heel lichamelijks. Als ik op reis ben, loop ik van zeven tot zeven door een stad en pak ik zo veel mogelijk indrukken mee, met behulp van mijn camera en geluidsrecorder.’
Wat haar specifiek interesseert is menselijk gedrag. Haar verblijf in Jeruzalem bijvoorbeeld staat haar goed bij: ‘Die stad is een mierennest van mensen die kwaad zijn op elkaar en die hun plaats proberen te veroveren. Het is fascinerend om te zien wat mensen elkaar aandoen in een conflict dat nooit opgelost gaat worden – althans, als buitenstaander is het interessant. Als het je dagelijkse realiteit is, is dat vreselijk. Wat mij boeit, is dat in elk van die ruziënde mensen iets van mezelf zit. Ik bestudeer mensen, want dat is het enige dat ik ken: mens-zijn.’

Sigaretje


De op straat gemaakte foto’s komen terecht in verschillende series. Op YouTube zijn bijvoorbeeld de ‘Streetramblings’ te zien: slideshows van taferelen in de steden waar ze liep, van Marseille en Madrid tot Istanboel en Bangkok. Ook maakte ze verschillende reeksen onder de titel ‘Archive’. ‘Die laatste begon met een serie over bollen. Daar ben ik door gefascineerd. Die kwam ik overal te wereld tegen: van Antwerpen tot Jemen. Toen ik door India wandelde, was dat in een enorm chaotische stad, maar toen ik een mooie bol tegenkwam, maakte ik een foto. Sindsdien is dat een soort rustmomentje: foto maken, sigaretje opsteken. Daar kwamen later lijnen bij, en daarna mensen die dezelfde kleren droegen, mannen die naar wegwerkzaamheden kijken enzovoort. Die foto’s bewaarde ik vroeger in fysieke mappen, en nu in digitale: ik heb mappen voor ‘Archive’ en de ‘Streetramblings’, en voor foto’s die ik misschien voor een performance kan gebruiken of voor ruimtelijk werk. Het zijn eigenlijk een soort visuele notitieboekjes. Ik schrijf ook veel op, indrukken, woorden en zinnen die ik tegenkom, en als ze dan onder elkaar staan, blijken ze opeens een tekst te vormen. Uit die verzamelingen en notities groeien nieuwe dingen, al blijft dat onvoorspelbaar. Net als de pompoenen in het Middelheim.’

Globalisering


Zoals gezegd nodigt Pacquée oosterse artiesten uit die een connectie hebben met het Westen, maar zelf heeft ze ook een connectie met het Oosten. Ze reist veel, bijvoorbeeld naar Jemen, Palestina en Israël. De kiem van al dat reizen ligt in Antwerpen. Pacquée gebaart door de kamer: ‘Daar is de Chinese straat, de Afrikaanse, daar de Turkse straten, daarachter de Marokkaanse wijk. Ook is er verder in de stad natuurlijk nog de oude Joodse buurt. Binnen vijftien minuten kan ik allerlei continenten zien. Ik heb dat nodig om mezelf te voeden. Daardoor begon ik ook naar het buitenland te reizen: ik wilde meer weten over andere culturen dan alleen de westerse waarin ik ben opgegroeid.’


‘They are looking at us, we are looking at them’ is een opmerkelijke titel in het huidige klimaat waarin de woorden ‘wij’ en ‘zij’ nauwelijks onschuldige zijn. Ze worden aan beide uiterste kanten van het politieke spectrum agressief gebruikt om groepen aan te duiden: iedereen die bij ‘zij’ hoort, hoort er niet bij. Volgens Pacquée verwijst de titel vooral naar het performatieve karakter van de expositie. Ik haal de performance ‘Us And Them’ (2016) aan, en Pacquée merkt op dat die echoot in de titel. In die performance roept ze de woorden ‘us and them’ en ‘you and me’, tot ze alleen nog abstracte klanken worden en die tegenstellingen opgelost lijken. ‘Maar iedereen kan de titel op zijn eigen manier lezen.’ Vrijheid speelt immers een belangrijke rol in Pacquées werk, en het zou raar zijn als ze de toeschouwers geen interpretatievrijheid zou toestaan.

Ijsblok


We praten over een specifieke performance: ‘All I Have To Do Is Breathe’ (2017). Vier vrouwen lopen rond een kerk, terwijl ze een draagbaar omhooghouden waar een smeltend blok ijs op ligt. Ondertussen roept Pacquée vanuit de kerk teksten door een speaker, waaronder ’Everybody should be able to move wherever they want, whenever they want and for whatever reason they want’. ‘Die zin heb ik gestolen van iemand die het over immigratie had. Maar je kunt er ook iets filosofisch in zien, iets breder politieks, en een statement over kunst. En dat smeltende ijsblok heeft natuurlijk ook te maken met de klimaatverandering.’
De vrijheid waarover ze in die performance spreekt, is essentieel voor Pacquée. ‘Toen ik jong was, dacht ik antwoorden op veel dingen te hebben. Naarmate ik ouder werd, werd dat veel minder en is de wereld complexer geworden. Bij kunst voel ik mij fijn, omdat ik daarin geen antwoorden hoef te geven. Een performance kan ook mislukken, maar daarna ga ik gewoon verder en maak ik weer een ander werk. Ik kan gewoon opnieuw beginnen, zonder schaamte.’

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!