Basklarinetfestival Banner

Interview: ØXN

Muzikale voorhoede van een veranderd Ierland

Het debuutalbum ‘CYRM’ van Ierse folk-supergroep ØXN is een van de uitdagendste folkplaten van 2023. Het duistere album valt op doordat het een vrouwelijk perspectief op de voorgrond plaatst, niet bepaald gebruikelijk voor traditionele folk. ‘We willen mensen opnieuw naar dit soort verhalen laten kijken,’ vertelde de band aan schrijver Justin Scholtze. Hun album werd vanuit haast alle hoeken warm ontvangen. Je leest het hele interview in onze nieuwste editie.
OXN - (c) Megan Doherty

Een debuutalbum van een band met krap drie optredens op z’n naam, dat toch meerdere eindejaarslijstjes weet te bereiken. ØXN kreeg het voor elkaar met ‘CYRM’ (spreek uit: sai-ram). Wie uitzoekt wat schuilgaat achter hun mystieke uitstraling, vindt een groep betrokken muzikanten die een van de meest uitdagende folkplaten van 2023 maakten.

We hebben met z’n allen als een stel psychopaten staan schreeuwen.

Wanneer we de band spreken via Zoom zijn de feestdagen net achter de rug. Ellie Myler, drummer van de band en net als mede-ØXN-lid John ‘Spud’ Murphy lid van shoegazeband Percolator, verstopt zich voor haar hond die in een andere kamer maar niet wil stoppen met blaffen. Katie Kim, die als soloartiest al jaren duistere, uitdagende artpop maakt, is net terug van een tiendaags bezoek aan haar familie. Radie Peat, van de recent veelvuldig bejubelde folkband Lankum, is op haar slaapkamer haar twee jaar oude kind ontvlucht. ‘Onze hersenen zijn vrij gaar door de afgelopen weken,’ deelt ze als waarschuwing mee. Enige afwezige: John ‘Spud’ Murphy, bassist/synthesizerspeler en producer van de band (en ook albums van Lankum, Kim en black midi produceerde). Hij kon er op het laatste moment toch niet bij zijn. ‘Al zou hij toch weinig gezegd hebben,’ zegt Kim lachend.

Instituut

Niet alleen is ØXN’s muziek opvallend te noemen, ook het gegeven dat de nieuwe plaat de eerste release in achttien jaar werd op het legendarische Ierse folklabel Claddagh Records, springt in het oog. ‘Ik kende hun platenzaak in de wijk Temple Bar in Dublin al jaren,’ vertelt Kim. Voor Peat, van dit gezelschap het meest geworteld in Ierse traditionele folkmuziek, is Claddagh het label dat een van haar favoriete folkalbums uitgaf: ‘The Liffey Banks’ van de Dublinse violist Tommy Potts. ‘Claddagh is een label dat niet alleen commerciële muziek uitbrengt. De helft bestaat uit archief- en antropologische opnamen. Het is geweldig om te zien hoe ze al zoveel jaar weten te overleven. En dat ze interesse in ons hadden, terwijl onze muziek toch minder folky is dan de andere muziek die ik maak,’ vertelt ze.
ØXN vindt zijn ontstaansgeschiedenis meer dan een half decennium geleden, in 2018. Toen ontmoetten Kim en Peat elkaar in een Dublinse pub bij een optreden van Rue, de band waarin Peat samen met Cormac Mac Diarmada van Lankum speelt. ‘Die avond was ik whiskey aan het drinken en was best wel dronken,’ vertelt Kim. ‘Na hun fantastische optreden raakten Katie en ik aan de praat en we konden het meteen erg goed met elkaar vinden.’ Het hielp dat de bandleden elkaar eigenlijk indirect al kenden. Allen zijn in meerdere en mindere mate betrokken bij de lokale muziekscene in Dublin en hebben ze een breed muzikaal netwerk, in de stad en daarbuiten. Die aanvankelijke ontmoeting zette het duo aan om het er gewoon op te wagen: Radie zocht op een dag al haar instrumenten bijeen en ging bij Kim langs om samen muziek te maken. Zonder een voorop vastgesteld doel: als er niks uit zou komen zou dat ook oké zijn. Maar nog voordat het duo er erg in kreeg, hadden ze al een setlist met een overkoepelend thema bijeen gespeeld, en konden ze al optredens gaan inplannen.

Ongedwongen

Lange tijd ondernamen ze niet veel meer dan bovenstaande. Het handjevol optredens – met onder meer Myler in het publiek – was geslaagd, maar met Lankum als Peats fulltime band en Kim die in New York woonde, hadden de twee het eigenlijk te druk om er meer tijd in te stoppen. Het project kreeg pas vleugels nadat de coronapandemie toesloeg, en iedereen thuis kwam te zitten. Lankums tours werden afgelast, Katie Kim verhuisde van New York weer terug naar Dublin, en iedereen had meer dan genoeg tijd om handen. ‘Opeens woonde ik weer om de hoek bij Spud en Radie, en Ellie ken ik echt al jaren,’ vertelt Kim. Kim en Peat besloten het nog een kans te geven. Waar hun eerste optredens met twee bandleden instrumentaal redelijk mager waren, vulde Murphy hun geluid aan met synthesizer en bas en kwam Myler er op drums bij. ‘Een soort 2.0-versie.’
De band kwam in het vizier van Claddagh na een livestream, in januari 2021. ‘Dat was voor Nollaig na mBan, wat iets als ‘vrouwenkerst’ betekent. Op dezelfde dag als de bestorming van Het Capitool in de Verenigde Staten, overigens, dus dat hebben we per ongeluk ook opgeroepen,’ grapt Peat. Iemand van Claddagh zag de stream – ‘Gelukkig, want het was een eenmalig ding dat je niet kan herbekijken’ – en nodigde de band uit voor een gesprek. ‘Ze lieten weten dat ze met ons verder wilden werken en een album wel zagen zitten. Heel cool, want een album uitbrengen was onszelf nooit gelukt,’ aldus Peat. Myler: ‘We waren ook al in gesprek met labels uit het Verenigd Koninkrijk, maar het sprak ons veel meer aan om de plaat op een Iers label uit te brengen. Ierse acts doen dat lang niet altijd, omdat er maar een beperkt aantal mogelijkheden voor zijn.’
En zodoende. De band dook Murphy’s Hellfire Studios in en nam in een dag of vijf alles op wat ze nodig hadden. Het vruchtbare zaadje dat Peat en Kim aanvankelijk hadden geplant, begon met de toevoeging van Myler en Murphy echt te ontspruiten. Peat: ‘Covid was natuurlijk verschrikkelijk, maar het gaf ons wel een unieke kans om dit tot stand te laten komen.’ Het gaf de groep de luxe om belangeloos veel tijd in de muziek te steken en regelmatig te repeteren, terwijl het voor zover zij wisten net zo goed een one-off had kunnen zijn. ‘Dat het uitmondde in een album op Claddagh – die nooit druk op ons uitoefenden en vanaf het begin achter ons stonden – voelde eigenlijk als een bonus. Het proces verliep zo soepel omdat we het als band onderling ontzettend goed met elkaar kunnen vinden. We zijn echt maatjes. De meeste speelsessies eindigen erin dat we met z’n vieren bulderen van het lachen.’ Zoveel is ook merkbaar aan de onderlinge grapjes en de regelmatige lachsalvo’s gedurende ons gesprek. Groter kan het contrast haast niet zijn: zo duister de muziek (‘megadramatisch’ in hun eigen woorden), zoveel plezier halen de bandleden uit hun samenwerking. ‘Het is zo’n cathartische ervaring om in één ruimte met je vrienden je longen uit je lijf te schreeuwen, en vervolgens met z’n allen een kop thee of een pint te gaan drinken. We hebben samen een hele veilige ruimte gecreëerd voor extreme emoties.’

Overstijgend

De muziek die daaruit voortkwam is moeilijk in een hokje te plaatsen. Hoewel geworteld in folk, zijn de invloeden van al hun muzikale achtergronden hoorbaar – naast de vooruitstrevende interpretatie van Ierse folk van Peat ook de duistere art pop/rock van Kim, en de noisy shoegaze van Myler en Murphy’s band Percolator. Als geheel is ‘CYRM’ groter dan de som van zijn delen. ØXN voelt nóg vooruitstrevender, meer avant-garde, en duisterder aan dan de andere projecten van de bandleden. ‘We zijn allemaal hele duistere mensen,’ grapt Kim. Peat voegt toe: ‘Toen we aanvankelijk nummers gingen selecteren om te spelen probeerden we daar een narratief mee uit te dragen. Niet per se als overkoepelend verhaal, maar als iets wat gevoelsmatig klopt. Meestal kozen we de nummers op basis van de sfeer die je erin terugvoelde en de wereld die ze belichaamden. Het moest allemaal op elkaar aansluiten, zoals een visuele slideshow of abstracte film dat doet.’ Kim: ‘De sfeer die we proberen te vangen is ook verwant aan de thema’s die door het album heen lopen: onderdrukking, schaamte, … Het zijn best duistere thema’s, dus daarom voelde het intuïtief juist om bij dit geluid uit te komen.’
Het album, dat bestaat uit herinterpretaties van bestaande nummers, put uit een diep vat. Van traditionele folknummers (‘Love Henry’ en ‘The Trees They Do Grow High’) tot singer-songwritermuziek van een paar jaar terug (‘The Wife Of Michael Cleary’), en van Scott Walker (‘Farmer In The City’) tot eerder eigen uitgebracht materiaal (‘The Feast’ van Katie Kim). Daardoor krijgt het album een tijdloos gevoel, waarbij de briljante samenkomst van verschillende elementen die het als een instant-klassieker doet aanvoelen. Van ‘The Trees …’ hoorde Kim bijvoorbeeld de versie van Joan Baez die haar direct aansprak. ‘Omdat een vrouw de hoofdrol speelt, wat niet vaak voorkomt in folknummers,’ legt ze uit. ‘Meestal gaat het om mannen, bijvoorbeeld bij murder ballads, waarin mannen vrouwen vermoorden. Maar met dit nummer, en Radies versie van ‘Love Henry’ (een traditioneel nummer dat ook onder de naam ‘Young Hunting’ bekend is, jsz) is het andersom.’

Historisch

Dat de nummers vanuit vrouwelijk perspectief worden verteld, zonder dat het direct zoetsappige liefdesliedjes zijn, werkt verademend. Peat: ‘Deze verhalen zijn gelaagder, hebben meer vlees aan de botten. Het zijn problematische verhaallijnen, die vrouwen als de vijand neerzetten. Zelfs als het nummer vanuit hun perspectief is verteld. Ze zijn tegelijk ook op zo’n manier opgetekend dat je je kan afvragen wie nou echt de slechterik is. Wie krijgt je sympathie? Dat komt in veel van onze nummers terug.’ Het past bij de huidige tijdsgeest, waarin men het dominante witte, mannelijke perspectief steeds meer bevraagt, waardoor gevestigde sociale normen veranderen. Kim: ‘Dat is het interessante eraan: veranderen dit soort verhalen mee met de tijd, en dan vooral de manier waarop we over deze vrouwen oordelen? Zijn het nog steeds eenvoudigweg monsters? De sociale normen binnen de nummers zijn super ouderwets, vrouwen hebben weinig autonomie en als ze van de norm afwijken, stoot de maatschappij hen af.’ De albumtitel heeft daar ook mee te maken. De titel verwijst naar een sirenenzang van de Romeinse godin van het alfabet Carmenta. ‘Die werd gebruikt als een soort heksachtige manier van vrouwen om mannen te bezweren. Vrouwen zijn daar ook echt voor vervolgd en vermoord,’ vertelt Kim. ‘Die titel zegt: hier is onze sirenenzang.’
Ierland heeft in het bijzonder een duister verleden als het op dit onderwerp aankomt. Zoals de Magdalene Laundries (door de katholieke kerk gerunde instituten waar ongehuwde moeders hun kind gedwongen dienden af te staan voor adoptie) waar Peat in ons gesprek naar verwijst. Vanuit het bewustzijn over die geschiedenis, waarvan dat maar één voorbeeld is, heeft de band juist zo’n scherpe blik op het onderwerp. ‘We willen mensen er opnieuw over laten nadenken,’ zegt Kim. ‘We krijgen ook te horen van mensen dat ze nadat ze de nummers hoorden die geschiedenis zijn gaan uitzoeken. Mensen willen het precieze verhaal kennen. En wanneer ze op onderzoek uitgaan, vinden ze echt gruwelijke dingen.’ Tijdens die laatste zin begint Peat te lachen, als uiting van hoe het zwaarmoedige, duistere gehalte van hun muziek soms zo ver doorgedreven wordt, dat het weer omslaat en haast grappig wordt. Waar Kim nog grappend aan toevoegt: ‘Horrific histories, volume one!’

Vertrouwen

De gedeelde voorgeschiedenis van samenwerking met Murphy droeg enorm bij aan de soepele maakproces van het album. Kim: ‘Toen ik met hem aan mijn soloalbums werkte, zeiden we ‘Let’s throw the kitchen sink at it en dan zien we wel wat wel en niet werkt’, en dat hebben we hier ook gedaan.’ Diezelfde methode gebruikten ze voor Lankum, vult Peat aan. Haast alle ideeën die opkwamen werden aangegrepen, om vervolgens wat niet paste weg te snijden, of bij te stellen. Nummers gingen door tal van versies heen, veranderden constant. ‘We hebben rubberen handschoenen tegen elkaar aangeslagen, met chipszakjes gefrommeld, met z’n allen tegelijk gedrumd en als een stel psychopaten staan zingen. Het leuke eraan was dat niemand vond dat we te ver gingen. Er was een hele fijne sfeer,’ aldus Kim. Ook was er een enorm onderling vertrouwen, vertelt Myler. ‘Daardoor konden we van alles opnemen, Spud er een paar dagen mee aan de slag laten, en dan kwam er elke keer uit wat we gezamenlijk in gedachten hadden. Zelfs wanneer we dat op het moment niet precies konden overbrengen.’
En dat heeft zijn vruchten afgeworpen, ‘CYRM’ is lovend ontvangen, zowel door fans van stoner/sludge als bij folkies. ‘Het album overstijgt genres,’ merkt Kim op. ‘Ik was echt verbaasd hoe goed het ontvangen werd.’ Myler: ‘We hoorden dat de passages waar we ons vooraf het meeste zorgen om maakten, zoals Maija Sofia’s ‘The Wife Of Michael Cleary’, vaak juist de favorieten van mensen zijn. Dat was overigens sowieso doodeng, een nummer van een van je vrienden coveren. Je bent dan meteen bang dat ze met hun ogen zullen rollen wanneer ze het horen, ofzo, maar niets was minder waar.’ Kim vult aan: ‘Of ‘Farmer In The City’, op papier een gewaagde albumafsluiter, dertien minuten lang en met een kakofonisch einde, maar de reacties waren ontzettend positief. We zagen het al voor ons, dat we bij Claddagh aankwamen, ze dat nummer hoorden en dachten ‘Oh fuck, waar hebben we ‘ja’ op gezegd?’ Maar ze vonden het gelijk goed! En het publiek ook. Het album heeft helemaal geen quick hitters, geen poppy oorwurmen, maar toch horen we dat men het album vaak van begin tot eind doorluistert. Dat is natuurlijk het grootste compliment dat je kan krijgen.’ Het album eindigde zelfs in redelijk wat eindejaarslijstjes, vertelt Peat. Onder andere die van The Irish Times en The Quietus, alsook hier bij Gonzo (circus). Zelfs bij die-hard trad-fans valt het album in de smaak. Niet iets wat je op voorhand verwacht; de soms eeuwenoude traditionele nummers zijn in de versie van ØXN volledig omgebouwd. ‘Dat het album zo warm is ontvangen hadden we echt niet verwacht. Het voelt wat dat betreft alsof Ierland echt veranderd is,’ sluit Myler af.

GC180 - Cover Gonzo (circus)

Dit artikel verscheen eerder in Gonzo #180

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!