728x90 MM

Gewezen Schatten: Plus Instruments

Onvoorspelbare instrumenten maken het spannend

In New York was de No Wave-beweging in 1981 nog altijd ‘hot’. Maar Plus Instruments presenteerde hun muziek liever als ‘Eurobeat minimal-wave’. Dat klonk wat exotischer, ginds in de Big Apple. Een terugblik met Truus de Groot.
Vrouw met bril omgeven door elektronische instrumenten

In New York was de No Wave-beweging in 1981 nog altijd hot. Maar Plus Instruments presenteerde hun muziek liever als ‘Eurobeat minimal-wave’. Dat klonk wat exotischer, ginds in de Big Apple. Een terugblik met Truus de Groot over Plus Instruments en de totstandkoming van ‘Februari – April ’81’.

Kunstenaars, en popmuzikanten vooral, worden altijd weer aangesproken op hun vroegste werk, ook al is hun meer recente oeuvre veel omvangrijker. Maar ja, the first cut is the deepest, zoals Cat Stevens in 1965 al schreef en Rod Stewart het later tot een wereldhit zong.
In het geval van Truus de Groot (Eindhoven, 1960) is dat niet anders. Sinds de eeuwwisseling speelde en zong ze tientallen albums vol. Toch wordt haar naam nog altijd vooral geassocieerd met die lp ‘Februari-April ‘81’ uit 1981, die ze onder de groepsnaam Plus Instruments maakte met drummer David Linton en Lee Ranaldo.
Zelf kan ze daar niet echt mee zitten. ‘Mensen willen nu eenmaal een identiteit aan een naam koppelen,’ zegt ze. ‘Het ligt natuurlijk ook aan hoe je er zelf mee omgaat.’ In haar geval is dat niet al te gecompliceerd. We spreken elkaar in het Rotterdamse Worm op de dag dat daar de expositie ‘GRIT. Truus de Groot in New York City’ geopend wordt. Foto’s uit de tijd dat ‘Februari-April ‘81’ ontstond. Geen muziek zonder context.

Eddy Merckx
Het begint voor haar allemaal in de vroege jaren 1970, wanneer ze de muziek van Yoko Ono leert kennen. En de muziek van Brian Eno, die dan nog bij Roxy Music speelt. ‘Ik was zelf nog helemaal niet bezig met muziek maken. Maar wat Yoko deed, dat was zo buiten de gebaande paden; dat sprak mij meteen aan. Op een gegeven moment, ergens halverwege de jaren 1970, had je in Sunny Explosion, een disco in Eindhoven, een maandelijkse jamsessie. Iedereen uit de Eindhovense scene van die tijd kwam daar – de jongens van de Flying Spiderz en zo. En ik trad daar soms op als Yoko-achtige punk singer.’
‘Een vriend van mij, Wim van Oevelen, was ook goed bevriend met Ernst Jansz, die bij C.C.C. Inc. gespeeld had. Hij wist dat Ernst op zoek was naar muzikanten voor een nieuwe band die zou meegaan met het rondreizende Festival Of Fools in 1978. Ik moest daar volgens hem bij, samen met Anouk Strijbos en nog wat mensen uit de scene. Dus wij naar die hippiecommune in Neerkant. Ik was helemaal geen geschoolde zangeres, maar dat deed je gewoon in die tijd. Dat werd de Fools Band Doe Maar. Daarmee hebben we toen drie maanden door het land getourd. Ernst was echt heel motiverend en stimulerend.’
‘Het laatste optreden met die Fools Band was in Deurne. Daar stonden ook die jongens van Nasmak in het publiek. Zij vroegen mij na afloop om bij hen te komen zingen. Maar na een half jaar begon ik mij eigenlijk toch alweer te vervelen. Die repetities en die gewone ‘liedjes’, dat was niets voor mij. Toen zag ik Michel Waisvisz, die met allerlei elektronica pionierde, in Poort van Cleve in Eindhoven optreden met een drummer – ik geloof dat het Han Bennink was – en dacht ‘Wow! Zo kan het dus ook!’’
‘Ik deed in die tijd ook al dingen samen met Bregt Camphuijzen, die bas speelde in een meisjesband. We waren bevriend en hielden van experimenteren. Michel Waisvisz zei: ‘Als je naar Steim in Amsterdam komt, dan kun je daar opnemen.’ Daar hebben we toen dertien liedjes geïmproviseerd. Heel absurd allemaal. Wally van Middendorp van het Plurexlabel hoorde het, vond het te gek een wilde er meteen een EP van uitbrengen. We noemden onszelf BAndT + Instruments – Bregt en Truus plus Instruments, dus.’
‘Het was allemaal improvisatie. En het ontdekken van die apparatuur. Er stond daar in Steim een viersporen reel-to-reel tape recorder, maar ook een harmonizer en een delay. Allemaal nieuw voor ons. En we waren heel intensief in de weer om daar liedjes mee te verzinnen. Gewoon twee meiden die urenlang bezig zijn. Dan maakten we een nummer van twintig minuten over de wielrenner Eddy Merckx.’
Truus begint met een soort robotstem te zingen: ‘Merrrrrckx, Merrrrrckx. En daar ging Bregt dan doorheen met (piepstemmetje): ‘Eddy Merckx, Eddy Merckx’. Dat combineerden we weer met een kraakdoos (elektronisch instrument, waarbij klanken gegenereerd worden door contact met de vingers, red.) of andere rare geluiden. Nooit standaardklanken of ‘formule-akkoordenschema’s’. Ik gebruik liever speelgoedinstrumenten of van die analoge synthesizers waar Eno destijds ook al mee werkte. Die zijn onvoorspelbaar, net als de kraakdoos. Dat maakt het spannend voor mij. Het ging altijd om het ontdekken. Het heeft mij ook nooit getrokken om een ‘echte muzikant’ te zijn, zoals die jongens van Nasmak dat waren – al was ik wel een goede zangeres.’

Loft
‘Op 2 november 1980 kwam Rhys Chatham naar het Apollohuis in Eindhoven, waar het programma een maand lang in het teken stond van The Kitchen in New York. Ik was twintig en heel erg gemotiveerd door de liefde – eigenlijk was ik altijd verliefd. David Linton speelde drums bij Chatham. Ik viel als een blok voor hem en we brachten twee nachten samen door. Hij nodigde mij uit om naar New York te komen. Geen idee of hij het meende – waarschijnlijk niet; Amerikanen zeggen dat soort dingen zo gemakkelijk – maar ik nam het serieus.’
‘Die muziek vond ik geweldig, die New Yorkse No Wave, dat had echt grit. Dat sprak mij zo aan. Ik kende ook dat door Eno geproduceerde album ‘No New York’ uit 1978 met James Chance en Lydia Lunch. Dat was voor mij al een game changer geweest. De energie die in die muziek zat. Echt artrock, waarbij niet de muzikale traditie maar het artistieke avontuur vooropstond.’
In januari 1981 vliegt Truus naar New York en trekt voorlopig in bij David Linton in diens loft in Tribeca waar ook Lee Ranaldo woont. In haar bagage een cassettetape met basistracks van een aantal Plus Instruments liedjes. Binnen enkele dagen zijn de drie een band. ‘Ik denk wel dat zij direct begrepen waar ik mee bezig was. David speelde al drums bij Rhys Chatham en Lee gitaar bij Glenn Branca. Maar ze waren ook op zoek naar een groep waar ze meer van hun eigen ideeën in kwijt konden. Ik ging meteen op pad om optredens te organiseren. Waarom ik? Oh, ik had natuurlijk een grappig accent en ik was een meisje. Het ging heel gemakkelijk. Ik ging langs bij Hilly van CBGB, bij The Peppermint Lounge en Club 57 aan St. Mark’s Place. Ik liep daar gewoon binnen en we mochten spelen.’
‘No Wave leefde nog volop in die tijd. Maar wij noemden onze muziek ‘Eurobeat minimal-wave’. Dat was onderscheidend. In februari hebben wij toen in een paar dagen dat album opgenomen met het geld van die eerste concerten. Met die tape zijn we naar Nederland gegaan. Carlos van Hijfte, die samen met Ton van Gool het label Kremlin Records had, was meteen enthousiast.’

Schlaflose Nächte
De plaat, die ‘Februari-April ‘81’ gaat heten, verschijnt in de tweede helft van 1981 Een dik half uur muziek. Acht nummers, waarvan vijf helemaal op naam van Truus staan, terwijl bij drie stukken Truus en Lee Ranaldo de credits delen. Als je het in z’n tijd beschouwt is het een ontzettend alternatieve en tegendraadse popplaat. Alleen al de openingsmaten van het nummer ‘Big Man’, dat De Groot samen met Ranaldo schreef, met dat zwaar stotterende gitaargeluid, zijn ongekend vervreemdend.
Goed, The Velvet Underground dateert al van vijftien jaar eerder. En in Engeland zijn Throbbing Gristle en Cabaret Voltaire ook al langer bezig met door strakke pulsen gestuurde muziek. Maar de conceptie van Sonic Youth heeft bijvoorbeeld nog niet plaatsgevonden. De muziek van Plus Instruments is de verbindende schakel tussen de New Yorkse No Wave, Ultra in Nederland en de Neue Deutsche Welle. Truus de Groot zingt nota bene twee nummers in het Duits.
‘‘Vom Ertrunkenen Mädchen’ van Brecht en Weill was voor veel mensen het opmerkelijkste nummer van die plaat. Dat was één van de liedjes waarmee ik in Nederland ook al solo had opgetreden, omdat ik het zo’n mooi lied vond. ‘Elektronische Brecht’ werd het wel genoemd. En in het nummer ‘Manhattan’, dat door Lee Ranaldo wordt gezongen, hoor je inderdaad al iets van Sonic Youth terug. Ik denk wel dat hij die stijl bij Plus Instruments begon te ontwikkelen. David en Lee waren goede muzikanten, maar zelf nog niet zo heel origineel bezig. Mijn manier van werken was echt nieuw voor hen. En eenmaal in Europa introduceerde ik hen bij groepen als Schlaflose Nächte, D.A.F. en Sprung Aus Den Wolken. Dat vonden ze geweldig.’

Sclavunos
‘In juli of augustus was de Plus Instruments-bezetting met David en Lee al uit elkaar gegaan, nog voordat het album verscheen. De rek was eruit. David had geen zin meer en Lee ging weer met Glenn Branca naar Europa en begon later dat jaar ook bij Sonic Youth. Ik ben toen als Plus Instruments verder gegaan met Craig Kafton en Jonathan Schneider op gitaar en bas. Ik drumde. We hebben toen nog een album opgenomen voor het Zick Zack label, maar zij wilden het niet uitbrengen. Geen geld. Er verscheen alleen een 12” ep, samen met Nasmak. Later, in 2012 is die lp er toch nog gekomen op het Vinyl On Demand label. Daar staan ook nog wat latere opnamen met James Sclavunos op…’
Die laatste was in de vroege jaren tachtig al een ‘naam’ in de New Yorkse scene. Hij heeft al bij verschillende groepen rond Lydia Lunch gespeeld, wanneer hij in 1982 door Rhys Chatham gevraagd wordt als drummer voor diens ‘Kitchen Sink Tour’ door Amerika. Truus de Groot en Craig Kafton gaan ook mee en spelen gitaar. Truus kent James al langer, maar ditmaal is er echt een klik. De breakup met Kafton is pijnlijk, maar zo gaan die dingen. Plus Instruments gaat door met Sclavunos.
‘Er bleven opties komen voor tournees, ook al was er geen nieuwe plaat. Ik kende boekers, zowel in Nederland als in de Verenigde Staten. Zo kreeg je concerten. Dat heeft geduurd tot ergens in 1983, denk ik. Toen logeerde gitarist Jim Duckworth – die bij Tav Falco’s Panther Burns en later ook een tijdje bij The Gun Club speelde – een keer bij ons en ontstond het idee voor Trigger And The Thrill Kings. We hebben twee of drie maanden bij Duckworth in Memphis gerepeteerd en zijn toen op tournee gegaan. Dat was een soort punkabilly. Maar dat bleek een beetje te vroeg voor Europa. Die stroming brak daar pas een paar jaar later door.’
‘Fotograferen deed ik vanaf het moment dat ik in New York aankwam. In Nederland had ik dat trouwens ook al gedaan, tijdens de tours met Nasmak. Altijd een beetje absurd en abstract. Ik benaderde het eigenlijk net zoals ik muziek benaderde. Ik maakte daar soms ook kleine boekjes van: zwart-witfoto’s met haiku’s. Maar ik had in mijn wildste dromen geen idee dat ze ooit geëxposeerd zouden worden.’

Reset-button
Tien jaar woont Truus in New York. Dan vindt ze het welletjes. ‘Het was er smerig. Overal ratten. Viezigheid. Ik deed bijna alles te voet, omdat het in de subway stonk. Trigger And The Thrill Kings liep af toen Jim Duckworth ermee stopte. Ik speelde nog een paar jaar met andere bands, maar dat ging uiteindelijk nergens heen. In 1988 ben ik gestopt. Er kwam ook steeds meer criminaliteit. Mijn relatie met Jim Sclavunos was voorbij. Ik wilde weg en in 1991 kwam ik via een vriendin in Seattle terecht.’
Ze vindt een goede baan bij een Nederlands visexportbedrijf en leidt opeens een ‘normaal leven’, zoals ze het zelf noemt. ‘Seattle was mijn reset-button: Wat ga ik met de rest van mijn leven doen?’
Het antwoord dient zich een aantal jaren later aan, als ze de Amerikaanse kunstenaar Basko Hrnjak ontmoet, met hem trouwt en bij hem in Californië gaat wonen. Hij stimuleert haar om weer muziek te gaan maken. Onder meer het project ‘Salton Sink vol. 1: Salton Sea’ uit 2010, waarover ze al uitgebreid sprak in Gonzo (circus) #134. Maar er verschijnt ook een reeks releases onder haar eigen naam, als Plus Instruments en in andere samenwerkingen.
‘Dat ik altijd ver bij de reguliere pop-business vandaan ben gebleven was geen bewuste keuze. Ik deed gewoon alleen wat ik zelf wilde. In die New Yorkse tijd hebben we ook wel geprobeerd om opnamen bij een major label te slijten. Maar dan was het al meteen: ‘Zou je niet liever dit… En kun je ook niet dat…’ Daar hield het voor mij al meteen op. Ik heb ook nooit het idee gehad dat ik mijn levensonderhoud uit de muziek zou halen. Ja, heel in het begin in Nederland misschien even, maar niet in New York. Daar heeft iedere muzikant een baan ernaast. Zo leef je daar.’
‘In Amerika is het tegenwoordig lastig om aan optredens te komen met het soort muziek dat ik maak. Ik treed er vooral solo op. In het kunstcircuit: galeries, gesubsidieerde festivals. Een probleem zijn de afstanden. Er is een podium in Ohio dat mij regelmatig uitnodigt en waar ik graag kom. Maar één optreden kost mij dan drie dagen. Toen ik nog jong was maakte dat niet uit. Toen deed je gewoon alles. Dat lukt mij niet meer. Wat dat betreft is het in Nederland beter. Hier stap je in de trein en even later ben je er.’

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!