Wat hebben Nine Inch Nails, Bauhaus en Joy Division met elkaar gemeen? Stuk voor stuk blijken ze ooit te hebben opgekeken naar de Amerikaanse avant-garageband Pere Ubu. Oprichter David Thomas vond zijn inspiratie in het absurdisme: beginnend bij het negentiende-eeuwse toneelstuk ‘Ubu Roi’ en voorlopig eindigend bij de experimentele songteksten van Brian Wilson, waar hij veelvuldig aan terugdacht bij het maken van zijn nieuwe plaat ‘Trouble On Big Beat Street’.
Ik snapte niet dat Herb Alpert en Zappa uit twee verschillende werelden kwamen.
David Thomas, het enige altijd actief gebleven lid van Pere Ubu, zit thuis in Londen enigszins nukkig met een scheef geïnstalleerde camera achter zijn laptop wanneer we hem spreken via een videoverbinding vlak voor de release van ‘Trouble On Big Beat Street’. Met zijn ogenschijnlijk onverschillig uitgekozen baseballcap zie je hem zo uit een stoffige pick-uptruck stappen, ergens langs Route 66 of een andere verkeersader die dwars door de Amerikaanse Midwest loopt.
Hoe casual Thomas er ook uit mag zien, bombastische grootspraak zoals wij Europeanen die weleens met de Verenigde Staten associëren, is hem niet vreemd. Zo claimt hij gekscherend dat zowel Pere Ubu’s debuut als de laatste plaat van de band grote mijlpalen zijn in de muziekgeschiedenis: ‘‘The Modern Dance’ markeerde het einde van de rock-’n-roll en ‘Trouble On Big Beat Street’ markeert het einde van het liedje’, is de slagzin die Thomas bedacht heeft om zijn nieuwe album te promoten. Waarom hij vindt dat liedjes vandaag de dag niet meer bestaan, daar komen we gaandeweg achter in het gesprek.
Underground
Hoewel A&R-managers nooit grote sier hebben kunnen maken met nieuw werk van Pere Ubu – de verkoopcijfers van de band waren immers zelden om over naar huis te schrijven – hebben Thomas en de zijnen niet de minsten geïnspireerd. Denk aan bands en artiesten als Nine Inch Nails, Pixies, Bauhaus en Henry Rollins. Pere Ubu en Joy Division stonden in 1980 met de release ‘The Art Of Walking/Unknown Pleasures’ op Factory Records zelfs beiden met een aantal nummers samen op dezelfde plaat, weliswaar een mispress op Factory Records.
Zelf is Thomas door werkelijk van alles en nog wat beïnvloed, al had hij als tiener in eerste instantie vreemd genoeg weinig op met muziek. Het begint al bij de naam Pere Ubu, afgeleid van ‘Ubu Roi’, een absurdistisch toneelstuk uit 1896 van de Franse schrijver Alfred Jarry. Ook bij het maken van Pere Ubu’s recent uitgekomen album ‘Trouble On Big Beat Street’ liet Thomas zich inspireren door eerder werk, namelijk de albums ‘Song Cycle’ van Van Dyke Parks en het nooit officieel uitgebrachte ‘SMiLE’ van The Beach Boys. Die wirwar van invloeden biedt veel gespreksmateriaal voor deze Bij_Voorbeeld.
David, ik begreep dat je 53 jaar geleden een artikel las over het album ‘Song Cycle’ en dat ‘Trouble On Big Beat Street’ een late reactie is op wat je destijds las?
‘Ik weet het eigenlijk niet goed meer. Ik wist toen niet wie Van Dyke Parks was, maar ik weet wel dat ik destijds een artikel las over zijn nieuwe album en daar stond in dat het vreemde muziek was waarvan het niet waarschijnlijk was dat je het leuk zou gaan vinden. Het moet een reclamefoldertje geweest zijn in een lp van een andere artiest, van Frank Zappa wellicht. Uiteindelijk hoorde ik ‘Song Cycle’ pas veertig jaar later maar ik heb er tot die tijd denk ik wel iedere twee maanden een keer aan gedacht. Dat stukje tekst heeft dus op een heel vreemde manier een enorme invloed op me gehad.’
En in al die tientallen jaren ben je nooit op het idee gekomen om die plaat eens te gaan beluisteren?
‘Ik was zelf niet geïnteresseerd in muziek, maar had op de middelbare school twee vrienden: één van hen hield van Herb Alpert & The Tijuana Brass en de andere van The Mothers of Invention. Ik had niet door dat die twee artiesten afkomstig waren uit twee verschillende werelden. Voor mij was het allebei rock-’n-roll, grotendeels ook doordat ik niets over muziek wist. Maar goed, op een gegeven moment heb ik ‘Uncle Meat’ van Frank Zappa gekocht. En toen ‘Hot Rats’ van hem uitkwam, ben ik dat album gaan halen in de winkel. Captain Beefheart zingt op die plaat. ‘Dit is interessant’, dacht ik toen, en vervolgens heb ik ‘Mirror Man’ aangeschaft, nog altijd mijn favoriete plaat van Beefheart. Maar ook nadat ik Beefheart had leren kennen, wist ik eigenlijk nog nauwelijks iets van muziek.’
Van een tiener die niets met muziek had naar een gevierd artiest. Hoe is het mogelijk?
‘Na de middelbare school ben ik als designer gaan werken voor The Scene, een lokaal muziektijdschrift. Met een zakje pruimtabak en een fles wodka naast me werkte ik de hele nacht door. De artikelen die in die krant verschenen, waren zo erbarmelijk slecht geschreven dat ik ze begon te corrigeren. Hier en daar een apostrof erbij, dat werk. En toen beseften ze dat ze een hoop tijd zouden besparen als ik de stukken zou gaan schrijven, dus werd ik gevraagd om redacteur te worden. Laat ik dan de materie maar eens gaan bestuderen, dacht ik toen. Langzaam begon ik kennis te vergaren en muziek te begrijpen. Mijn hersenen gingen aan de slag met wat er voor me kwam te liggen.’
Schrijven over muziek is niet hetzelfde als muziek maken…
‘Ik interviewde ooit een artiest in het lokale rock-’n-roll-hotel van Cleveland. Ik herinner me dat ik tijdens dat interview dacht: ik weet wat je gaat zeggen en eerlijk gezegd kan het me niks schelen. Ik ben toen naar huis gegaan en besloot: als ik dan toch zo slim ben en alles beter weet, laat ik dan in godsnaam zelf muziek gaan maken. Toen ben ik met wat andere jongens die bij de krant werkten een band begonnen. Heb jij trouwens ooit iemand gesproken die slimmer is dan ik?’
Bouwsteen
Laten we terug gaan naar ‘Song Cycle’ van Van Dyke Parks. Wat heeft die plaat te maken met jullie nieuwe werk ‘Trouble in Big Beat Street’?
‘In zekere zin is ‘Trouble’ net zozeer een reactie op ‘SMiLE’ van Brian Wilson als op ‘Song Cycle’. Die twee albums zijn met elkaar verbonden vanwege de connectie tussen Wilson en Van Dyke Parks. Wilson wilde het perfecte album maken rondom de single ‘Good Vibrations’. Maar ‘SMiLE’ werd hem voor de neus weggehaald of hij kapte ermee. Hoe het ook zij, uiteindelijk is ‘SMiLE’ het perfecte album geworden simpelweg omdát het niet bestond. Er waren alleen bootlegs. Ik heb zelf een half dozijn bootlegs van ‘SMiLE’ in mijn kast staan en ik heb ze volledig grijsgedraaid. Met al die bootlegs voor je neus weet je nog steeds niet wat nou echt de bedoeling was van de artiest en dus is het aan de luisteraar om je voor te stellen wat er gebeurd zou kunnen zijn. ‘SMiLE’ is gemaakt in de geest van de luisteraar, dat is de enige plaats waar het bestaat.’
Vertel eens iets meer over de relatie tussen Van Dyke Parks en Wilson?
‘De bijdrage van Van Dyke Parks aan Wilsons werk was op dat moment enorm. Hij legde de basis voor wat het perfecte album werd, puur en alleen omdat het alleen in de verbeelding van de luisteraar bestaat. Kijk je naar de tekst van bijvoorbeeld het nummer ‘Surf’s Up’, dan kom je de woorden ‘Colonnaded Ruins Domino’ tegen. Iemand als Mike Love (mede-oprichter van de Beach Boys, red.) keek naar die tekst en dacht bij zichzelf: wat is dit voor onzin? Nou, wat mij betreft is zo’n tekst een van de belangrijkste bouwstenen van de rock.’
Is dat dan de connectie tussen Pere Ubu en jouw twee voorbeelden? Het absurdisme?
‘Het concept absurdisme ontstond op hetzelfde moment dat Thomas Edison de rock-’n-roll uitvond door de creatie van de grammofoon en de microfoon. Deze twee dingen veranderden de twintigste eeuw totaal. Absurdisme en surrealisme zijn nu overal. Surrealisme is mainstream geworden. Het is in iedere kunstvorm dominant. Absurdisme is niets meer dan het samenvoegen van twee dingen die nergens op slaan. De gedragswetenschapper Skinner stelde dat wanneer een mens geconfronteerd wordt met twee irrationele gedachten, hij dan automatisch geneigd is een derde irrationeel element te accepteren. Dat ligt aan de basis van het UFO-fenomeen en eigenlijk aan de basis van alles wat menselijk is. Mensen zijn geprogrammeerd om rede, logica en betekenis te vinden. Ze zijn erop ingesteld. Laat ze een onverwacht geluid horen en mensen worden gek. Dat is wat me altijd aangesproken heeft aan het absurdisme.’
Van Dyke Parks en Pere Ubu hebben allebei dingen samengevoegd die logischerwijs niet bij elkaar passen.
‘Zeker niet, want vanuit het standpunt van de maker past het allemaal bij elkaar, snap je? Maar eigenlijk luister ik liever naar muziek dan dat ik muziek maak. En dan klinken dingen al gauw willekeurig. Vroeger gebruikte ik iTunes, om mijn hele bibliotheek in willekeurige volgorde af te spelen – tegenwoordig noemen ze dat anders. Ik doe dat met meer dan achtduizend nummers en als ik aan het werk ben, heb ik geen idee wat het volgende liedje zal zijn. Je begint met Metallica en dan is het volgende liedje van de Carter Family. Ik hou daarvan en het voelt volkomen logisch.’
Auditie
Je zegt dat ‘Trouble On Big Beat Street’ het einde van het liedje markeert. Wat bedoel je daar precies mee?
‘De eerste keer dat je een liedje speelt is er geen goed of fout. Het is gewoon de muziek, het moment. Het is het moment van creatie van iets door een groep mensen die het met elkaar eens zijn. Elke keer dat je dat liedje vervolgens opnieuw speelt, wordt het een compositie. Het gaat over goed en fout. Het concept fout, dat er eerder nog niet was, wordt geïntroduceerd, zo van: je hebt dit niet gespeeld, je speelde dat niet goed. De compositie wordt een statische entiteit. Als je in Engeland naar de radio luistert – ik weet niet hoe dat in Nederland is – merk je dat er geen variatie is. Letterlijk dezelfde liedjes worden steeds opnieuw gedraaid, dezelfde als drie, vier, vijf jaar geleden. Het is een euvel dat heerst binnen de rock-’n-roll in de breedste zin van het woord, en dan bedoel ik zeker ook de elektronische muziek. Dat is voor mij een van de grootste bewijzen dat het liedje dood is. Big Beat Street zit in de problemen.’
Jullie gaan tegen deze werkwijze in. De band heeft de nummers maar een keer gespeeld, vertelde je voorafgaand aan dit interview. Hoe letterlijk moeten we dit nemen?
‘We zijn hier in deze kamer samengekomen met de band en aan het improviseren geslagen. Ik had een A4’tje met wat ideeën en toen zijn we gewoon gaan spelen. Vervolgens hebben we twee keer in Cafe OTO, een obscuur zaaltje in Londen, gespeeld en die sessies hebben we opgenomen. We hadden zestien nummers waarvan we er een in tweeën hebben geknipt. Daarna ben ik begonnen met het opschonen van de tracks. Ik heb een paar zanglijnen die niet goed waren opgenomen opnieuw ingezongen en ik heb voor een paar kleine secties bandleden uitgenodigd om een stukje in te spelen, en dat was het eigenlijk.’
‘Alex Ward is een van de nieuwe bandleden. Hij stuurde me een coverversie van ‘The Long Rain’, een van mijn solonummers. Ik vond het briljant. Ik heb hem toen gezegd dat hij me maar een mailtje moest sturen als hij in de band wilde en dat heeft hij gedaan. Ik wist op dat moment niet dat hij meer kon dan gitaar spelen en dat ene liedje zingen, maar ik zag meteen dat hij iemand was met wie ik wilde werken. Ik wist niet eens dat hij een bekende improvisatiemuzikant is. Er is eigenlijk maar één iemand die ooit auditie heeft gedaan voor Pere Ubu. Dat was in 1975 en hij heeft het niet gered.’