Aurélie Lierman
Het werk van de Belgisch-Rwandese componist, zangeres en voormalig VRT-radiomaker Aurélie Lierman onderzoekt het gebied tussen documentaire, geluidskunst, improvisatie en hedendaagse muziek. Wereldwijd is ze er een grote naam mee aan het opbouwen. Tijd voor een interview – haar eerste Nederlandstalige als componist!
Net terug van twee trips naar de Verenigde Staten en Dar Es Salaam in Tanzania, en vlák voor een nieuwe tournee door Estland en Finland, heeft Aurélie Lierman dus nog net even een paar uurtjes tijd voor haar allereerste Nederlandstalige interview over haar muziek.
In de Verenigde Staten deed ze een tour met geïmproviseerde solo vocale concerten, in Dar Es Salaam maakte ze een geluidsinstallatie bij een expositie. Lierman is de afgelopen jaren over heel de wereld omarmd als groot nieuw talent, maar in haar thuisland zijn nog maar weinigen zich daar goed van bewust. Haar cv van de laatste tien jaar doet nochtans duizelen.
Ze won drie vooraanstaande compositieprijzen met composities die ze maakte op basis van geluidsopnames uit Oost-Afrika, ‘KARIAKOO’ (eerste prijs in de Sonic Art in Rome), ‘iota mikro’ (derde plaats in de Grand Prix in Boekarest) en ‘Anosmia’ (eerste prijs in de Monophonic 2014 in Brussel). Ze maakte diverse geluidsinstallaties, waaronder recent in de Kunsthalle Basel met de Belgische beeldend kunstenaar Vincent Meessen, en werkt aan een nieuwe installatie plus een nieuwe compositie voor Slagwerk Den Haag. Ze zingt in improvisatieband Varkenshond, maakte twee cd’s met Nurse With Wound en zong in vocaal kwartet The Screaming Bitches.
Rwanda
Naar een rode draad is het in eerste instantie even zoeken in haar werk. Zelf ziet ze die vooral in het feit dat in alles wat ze doet de menselijke stem centraal staat: zingend, sprekend, fluisterend, grommend, maar altijd als vehikel voor verhalen.
En verhalen heeft Lierman in overvloed. Niet de minste daarvan is haar persoonlijke biografie. Lierman werd geboren in Rwanda en op tweejarige leeftijd geadopteerd door een familie uit Brugge. Het officiële verhaal was dat ze was gevonden op het lijk van haar moeder en dat de identiteit van haar vader onbekend was. Maar toen ze op 22-jarige leeftijd terugreisde naar Rwanda, kwam ze er na veel rookgordijnen en omwegen achter dat zowel haar moeder als haar vader nog leefden en ontmoette ze beiden, én haar twintig nieuwe broers en zussen. Ze maakte er twee radiodocumentaires over voor de VRT en RVU, en verzamelde uiteindelijk nog eens vele honderden uren aan geluidsmateriaal in Oost-Afrika, dat de bron vormde voor vrijwel al haar composities tot nu toe. Zo is het continent voortdurend en ongrijpbaar aanwezig in Liermans muziek.
Maar natuurlijk valt Lierman ook dáárop niet helemaal vast te pinnen. Momenteel werkt ze bijvoorbeeld aan een nieuw stuk met Poolse teksten. Lierman: “Ja, ik ga een nieuw stuk schrijven voor een Poolse percussionist, waarin zij ook haar stem zal gebruiken. We waren materiaal aan het bekijken. Ik ga in dat stuk een onderzoek doen naar de relatie tussen stem en muziek. De grens tussen spraak en muziek en alle vage dingen daar tussenin. Het Pools is een fantastische taal, echt ongelofelijk rijk aan klanken, dus ik heb haar gevraagd om boeken uit te pluizen op zoek naar materiaal voor het stuk. Ze is geen professionele zangeres maar heeft wel een heel specifiek stemgeluid. Een hele hoge, lichte stem, zoiets heb ik nog nooit gehoord. De eerste keer dat ik haar sprak dacht ik al dat ik daar ooit iets mee wilde doen.”
Improvisatie
Werk je vaker zo, vanuit een geluid dat je fascineert?
AL: “Dat verschilt eigenlijk per stuk. Zeker nu, omdat ik tegenwoordig steeds vaker in opdracht schrijf. In Dar Es Salaam heb ik een stuk gemaakt voor een tentoonstelling. Ik heb het geluid gebruikt van een video die daar is te zien. Ik werk wel vaker met gevonden materiaal, meestal zelf opgenomen geluid. Zo heb ik onlangs een stuk gemaakt voor het huwelijk van een bevriend koppel in Seattle, waarin ik field recordings gebruikte uit YouTube-filmpjes en teksten van de Italiaanse schrijver Italo Calvino. Ik heb een altvioliste laten luisteren naar enkele van die teksten die ik had laten inspreken, en zij heeft op basis van die opnames geïmproviseerd. Ik nam haar improvisaties op en knipte er stukken uit, die ik vervolgens samen met de field recordings manipuleerde.”
“Soms probeer ik een constructie op voorhand te maken en schrijf ik op papier uit hoe ik het wil, maar als ik dan echt begin te werken gooi ik dat vaak allemaal weer weg. Ik werk eigenlijk altijd op een vrij intuïtieve manier, vaak samen met de performers. ‘Anosmia’, mijn grote stuk over Rwanda, schreef ik voor ‘Fearless Radio’, een concept van Saout Radio en Kunst Radio in Wenen dat was gebaseerd op een tekst van Michel Foucault over ‘Parrhesia’: het idee dat je dingen durft te zeggen die misschien tegen je gebruikt kunnen worden over onderwerpen die politiek, sociaal of moreel heel gevoelig zijn. Het was meteen duidelijk dat mijn ervaring in Rwanda daarin zou passen. Ik ben vertrokken vanuit een tekst van een vriend van me. Die tekst heb ik zelf ingelezen en mijn stem verwerkt in software om daar toonhoogtes en ritmes aan te ontlenen en een partituur van te maken. Die partituur heb ik aan een pianist en een trombonist gegeven, waarna van hun spel een opname is gemaakt. Verder heb ik ze gevraagd te luisteren naar mijn stem en mijn fluctuaties en manier waarop ik spreek te imiteren en daarmee te improviseren. Ten slotte ben ik ook zelf piano gaan spelen. Alles komt samen in dat stuk: de tekst die ik lees, field recordings, partituren gebaseerd op stem, pure improvisaties. Ik weet niet of die manier van werken echt een methode is. Het is half improvisatie, half het vastleggen van noten. En ik heb dus gemerkt dat alles van tevoren vast leggen gewoon echt niet mijn voorkeur heeft.”
Doobiedoobiedah
Je achtergrond als documentairemaakster is ook nog altijd sterk van invloed. Je stukken klinken meestal als iets halverwege op de lijn van documentaire naar geluidskunst.
AL: “Absoluut. Ik vind het fijn om een hybride vorm te vinden. Ik ben begonnen als radiomaakster, dat is echt mijn grote liefde. Lange tijd wilde ik het combineren, muziek en radio, maar het bleek eigenlijk niet haalbaar om dat allebei als hoofdberoep naast elkaar te doen. Dus ben ik puur muziek gaan maken, maar altijd met het idee dat ik ooit weer radio zou gaan maken.”
Hoe is die transitie verlopen?
AL: “In 1999 ben ik bij de radio begonnen als freelancer terwijl ik studeerde, en kreeg mijn eerste contract bij de VRT toen ik afstudeerde in 2002. Ik heb daar gewerkt tot 2006, 2007, en in 2005 had ik besloten daar ook muziek bij te gaan maken. Ik ging toen jazz-zang in Leuven studeren, maar dat bleek toch niet helemaal mijn ding. Ik dacht dat ik alle vrijheden zou hebben binnen jazz, maar het bleek dat je eigenlijk gewoon een traditie krijgt aangeleerd. Dat lijkt vrij omdat je ‘doobiedoobiedah’ mag zeggen, maar als je daar uit wil springen ben je niet vrij omdat je alleen maar die traditie op zich kent.
Toen ben ik meer richting pure improvisatie gegaan, maar dat was me weer té vrij. Ik heb toen lang zelf onderzoek gedaan en gestudeerd. In 2009 volgde ik een workshop bij Eric Thielemans, waar een performancegroep uit voortkwam genaamd Insect. Officieel was het een experimenteel koor, maar zo veel gezongen hebben we uiteindelijk niet, wel heel veel nagedacht en geëxperimenteerd op de grenzen tussen performance, experimentele zang, puur geluid en omgaan met de ruimte. Ik denk dat het bij de audities was dat Eric tegen me zei: ‘Wat je nu aan het doen bent is compositorisch denken.’ Ik antwoordde: ‘Com-po-si-to-risch denken, wow!’ (lacht) Toen is het denk ik langzaamaan bij mij beginnen binnen te sijpelen dat ik richting compositie moest gaan om die structuur te vinden waarnaar ik op zoek was.”
Verliefd
“Dat werd nog eens versterkt toen ik een paar maanden later in het Concertgebouw in Brugge een workshop gaf aan kinderen van 6 à 7 jaar om ze kennis te laten maken met hedendaagse muziek en improvisatie. Ik vond dat eerst heel leuk, maar op een gegeven moment stonden we in de Grote Zaal waar Stefan Prins voor die kinderen improviseerde op prepared piano, en ineens besefte ik: ‘Ik sta hier aan de foute kant.’ ”
“Hoe fijn het ook was om die kinderen te vertellen over muziek, ik wilde eigenlijk zelf creëren en zelf optreden. Het voelde een beetje zoals wanneer je verliefd bent op iemand en het moment is daar om voor het allereerst te gaan kussen, maar het gebeurt nét niet. Heel pijnlijk. Ik was hevig verliefd op de muziek. Weer een maand later, in maart 2010, had ik het laatste concert met Insect tijdens een dag met allerlei happenings. Na dat optreden stapte ik van het podium af en voelde ik me een beetje verloren, vroeg me af wat er verder ging gebeuren die dag. Dus ik sprak iemand uit het publiek aan om dat te vragen en we raakten verder aan de praat. Ik vertelde hem dat ik er steeds meer aan zat te denken om muziektheorie en compositie te studeren. Aan het einde van mijn verhaal zegt hij: ‘Ik ben zelf componist en als je wilt kun je bij mij studeren.’ En dat was Yannis Kyriakides (Cyprisch-Nederlandse componist, bvv). Dus dat ben ik gaan doen, bij hem en Martijn Padding. Dat doe ik nu inmiddels vijf jaar.”
Kloppen en krabben
Hoe kwam de documentaire benadering weer terug in je composities?
“Ik was eerst van plan om te componeren voor kamermuziekbezettingen, maar kwam toen twee boeken tegen die me enorm veel leerden. Het eerste was ‘A Practical Guide to Musical Composition’ van Alan Belkin, dat me fundamentele inzichten gaf in compositie en basisprincipes belichtte over structuur en vorm los van welke muzikale traditie of conventie dan ook. En het andere boek was ‘Sonic Experience: A Guide to Everyday Sounds’ van Jean-François Augoyard. Dat boek gaf me een heel mooie woordenschat over alledaags geluid. Het is moeilijk om dít soort geluid (klopt en krabt op tafel) vast te leggen in noten, maar dat boek vertrok vanuit het idee dat je heel veel geluiden hebt en daarmee composities kunt maken als je compositorisch denkt.”
“Door die twee boeken besefte ik ineens dat ik mijn ervaring als radiomaker kon gebruiken als componist, maar dan losgetrokken van het puur documentair denken of van het idee dat geluid betekenis moet hebben. Ik leerde dat er eigenlijk heel veel overeenkomsten zijn tussen hoe je een documentaire of een reportage monteert en hoe een orkest soms bepaalde overgangen maakt.”
“Toen is mijn onderzoek begonnen om radio en de geluidswereld te combineren met de wereld van akoestische instrumenten. Eerst als een klein, persoonlijk onderzoek, uiteindelijk is dat toch een heel belangrijke rode draad geworden in wat ik doe. Toen is ook het plan ontstaan om terug naar Oost-Afrika te gaan en daar een aantal maanden gewoon geluiden op te nemen. Zonder te weten wat ik daar mee zou doen, gewoon beginnen me onder te dompelen. Ik kwam toen thuis met veel te veel materiaal. Het was in eerste instantie heel lastig om te bepalen wat ik ermee moest doen, of ik er nu als radiomaakster of als muzikant mee aan de slag moest. Ik was bang voor mijn westerse blik en het koloniale verleden. Ik voelde me erg verantwoordelijk voor het beeld dat ik zou geven als ik met die geluiden aan de slag ging. Maar uiteindelijk heb ik besloten dat die last een gegeven was, en ik me daar niet teveel van moest aantrekken. En dat ik vooral moest proberen om te werken vanuit de verwondering die ik ooit had bij het woord ‘Afrika’ als zesjarig kind, zonder ballast. Toen ik me dat besefte viel er een enorme last van mijn schouders en ben ik gewoon met een enorme vaart dingen gaan maken.”
Radio
Je gebruikt in je omschrijving van de stukken die je maakte met materiaal uit Afrika nog steeds het woord ‘radio’. Dat is een erg diffuus begrip dat de laatste jaren vooral een synoniem is voor platte popmuziek en hysterisch schreeuwende deejays. Wat betekent dat begrip voor jou?
AL: “Dat klopt, mainstream radio is zo’n beetje het enige dat nog bestaat, omdat al het andere wordt wegbezuinigd. Dat was ook één van de redenen dat ik niet meer ben teruggegaan naar werken voor de radio. Maar veel van die mensen die de afgelopen jaren weg moesten bij de nationale zenders zijn toen begonnen met hun eigen manier van radio maken via andere kanalen. Nieuwe vormen van radio die zowel het uitzendprincipe als de manier verbreden van het ontvangen van programma’s. Daar zitten mensen bij die nog altijd puur radio maken, maar ook mensen zoals Luc Ferrari die over grenzen kijken en de vorm van de documentaire oprekken of nadenken over luistermanieren, bijvoorbeeld met een gezamenlijke luistersessie in een café, een verlaten kerk of een duikboot. Zoeken naar nieuwe vormen van intiem luisteren. Want als je samen met andere mensen luistert naar een heel mooi verhaal dat heel mooi gemaakt is, heb je toch nog diezelfde een-op-een-intimiteit als wanneer je in de keuken naar een programma luistert dat je raakt. Net zoals je in de cinema allemaal samen naar hetzelfde kijkt, maar toch een heel individuele ervaring hebt.”
Bevrijding
“Ik zou kunnen zeggen dat ik gewoon met geluidskunst bezig ben, maar als ik aan geluidskunst denk, denk ik aan abstracte sinustonen of aan glitch of elektronisch geluid. Ik vind het fijn om dat helemaal open te houden en alles toe te laten: zowel abstracte tonen als echte muziek als pure lappen tekst of omgevingsgeluid. Voor mij is dat radiokunst: alles toelaten. Dus ik gebruik documentaire elementen, maar op een niet-traditionele en niet-conventionele manier. Waardoor het resultaat soms veel meer richting theater of een hoorspel gaat dan naar pure documentaire, maar wel altijd met een verhalend element. Ik ben gewoon erg gefascineerd door de menselijke stem. Als je die gebruikt, hoe abstract ook, zullen mensen daar altijd iets van verhalen en betekenis in zoeken. Puur door de frasering, de manier van ademhalen. Het verhalende is mijn dada.”
Hoe belangrijk is de vraag of de luisteraar de achterliggende verhalen uit je stukken haalt? In ‘Anosmia’, je stuk over de burgeroorlog in Rwanda, duurt het bijvoorbeeld ruim een half uur voordat het de luisteraar duidelijk wordt waarover het gaat.
“Ja, dat is opzettelijk, want het is zo’n beladen onderwerp. Ik weet niet of ik het in woorden zou kunnen vatten, dus vind ik het prettiger om metaforisch te werken. Toen ik terugging naar Afrika in 2011 heb ik heel bewust besloten: er is nog ongelooflijk veel dat ik kan vertellen over Rwanda, maar ik heb op dit moment niet altijd de behoefte om dat in woorden te vatten. Dus probeer ik nu voorbij het talige dingen uit te leggen, misschien nog wel met een soort van verhaallijn, maar niet per se met woorden die dingen objectief proberen weer te geven. Want soms maken woorden de dingen alleen maar ingewikkelder dan ze al zijn. Het voelt als een bevrijding dat ik dat heb kunnen loslaten, en puur met klank bezig kan zijn.”
Live
19/11, Maisons des Cultures, Molenbeek, lamaison1080hethuis.be
08/03, WORM, Rotterdam, worm.org
Reacties