Klank&Komma: zo begint het

Miriam Rasch verbindt in ‘Zo Begint Het’ een intiem gezinsmoment met haar concertervaring bij een optreden van Pan Daijing.
Klank & Komma

Miriam Rasch verbindt in ‘Zo Begint Het’ een intiem gezinsmoment met haar concertervaring bij een optreden van Pan Daijing.

De zaal vult zich met geluid dat laag langs de muren golft en op harthoogte door de mensen heen vibreert, van voren naar achteren en weer terug. Het podium is nauwelijks te zien in de rokerige, roodverlichte ruimte; het schimmige wezen dat achter een hoge opstelling de geluiden produceert, ze op weg stuurt naar ons, valt weg tegen het decor van gordijnen en in het flitsen van de stroboscoop. Pas na afloop van de trip kom ik erachter wat haar naam is. Pan Daijing vervangt deze novemberavond op het FAQ Festival iemand anders en is even moeilijk terug te vinden in het programmaboekje als op het podium.

De dag voor het festival was ik samen met mijn zus bij mijn moeder, die ziek is. Ze ging haar wilsverklaring opstellen, ik zou die in net handschrift opschrijven. ‘Zo begint het’, sprak ze nadrukkelijk. Het bleef stil, ik zat met de pen klaar boven het papier. Ik geloof dat ik wel wist wat er ging komen.

Op ongeveer driekwart van het optreden stapt Daijing achter haar instrumentarium vandaan, loopt ervoor langs naar de rechterkant van het podium, keert zich voor de boxen met de rug naar het publiek toe en strekt haar armen uit, als een gekruisigde. Het lijkt een totale overgave aan het geluid dat ze zelf produceert, en een uitnodiging aan het publiek om dat ook te doen.

Luisteren naar muziek, had componist Remy Alexander die ochtend gezegd, heeft te maken met voorspellen en herinneren. We zijn steeds aan het voorspellen wat er komt, op basis van de herinnering van wat we net gehoord hebben. Bij het luisteren naar experimentele muziek moet je die voorspellingsdrang laten varen. Het geluid niet direct incorporeren in dat wat je al kent, de klank niet wegschuiven als die niet binnen je verwachtingen past. Ik nam me voor me te oefenen in overgave.

Al eerder had ik zoiets bedacht, dat luisteren vraagt om overgave, en dat daar zowel loslaten alsook discipline voor nodig zijn. Ik moest leren het lichamelijk verzet tegen de golf van geluid te staken, de armen spreiden voor de box, zogezegd. Maar ook mijn geest disciplineren om de aandacht te richten op de muziek en niets anders.

Ik bedoel: ik luister graag naar harde muziek – meer nog qua intensiteit dan qua volume – en vooral als ik me moet concentreren. Het overdonderen van het gehoor lijkt een vernauwing van de gedachtegang mogelijk te maken, zodat die zich in een onderwerp of taak kan boren. Het duurde lang voor ik me realiseerde dat dit betekent dat ik de muziek dus instrumenteel gebruik en vaak niet écht beluister. Andere mensen zetten een ambient-lijst op om lekker door te werken, ik heb gewoon wat meer bas nodig. Uiteindelijk zijn beide vooral een overgave aan de werkmoraal, in plaats van aan experimentele klanken.

‘Zo begint het.’ Gespannen als een veer, de pen krampachtig tussen mijn vingers geknepen, herhaalde ik tegen mezelf: opletten, opletten, opletten! Laat je niet afleiden, zelfs niet door het feit dat wat nu gebeurt heftig-zwaar-intens is. Laat je niet afleiden door de angst voor de afleiding! Een afgeleide geest is een joy forever, maar alleen als je hem op tijd weet in te binden.

Hoe doe je dat eigenlijk, luisteren? Bedenken dat je je moet overgeven is iets anders dan het doen. Op 28 februari 1927 schrijft Marion Milner in haar dagboek: ‘I lost myself in a Schubert Quartet at the end of a Crowndale Road concert, partly by ceasing all striving to understand the music, partly by driving off intruding thoughts, partly feeling the music com-ing up inside me, myself a hollow vessel filled with sound.’

Ik wil ook een hollow vessel worden, een hol vaartuig dat zich laat vullen door de muziek. Langs een muur van de zaal zit ik op een bankje, mijn blik op het plafond gericht, weg van de stroboscoop. Ik probeer mijn lichaam voor het geluid te openen en tegelijk mijn geest erop gefocust te houden. Niet om te begrijpen – te voorspellen en herinneren – maar zodat we elkaar in bezit kunnen nemen.

Het is niet waar dat harde muziek me alleen helpt concentreren. Ik vermoed dat er ook sprake is van resonantie: tussen muziek en persoon, klank en gemoed. Filosoof Arthur Kok schrijft in een essay over de retorica van drillrap dat muziek appelleert aan een diep fundament dat met stemming te maken heeft. ‘Het is het erkennen en ontdekken van deze stemmingen dat maakt dat het als aangenaam ervaren van bepaalde muziek ook iets kan laten zien over de eigen zielsstemming.’ Mijn zielsstemming is niet per se hard, maar ‘hard’ is dan ook een te makkelijk woord om de muziek van bijvoorbeeld Pan Daijing te beschrij-ven. Net als, wat dat betreft, ‘heftig-zwaar-intens’.

Wat is hard? Mijn moeder hoort al heel lang slecht, we zijn het inmiddels gewend om op hoog volume en goed gearticuleerd met elkaar te praten. Dat neemt niet weg dat herhaling en misverstanden onze gesprekken dicteren. En hoewel we niet bang zijn voor een gesprek over de dood – in die zin zijn we misschien ‘gehard’ te noemen – mocht een misverstand hier, nu, in geen geval optreden.

Hebben jullie dat ook, vroeg ik een paar weken na het festival aan mijn medegangers, een favoriet weertype dat aansluit op je binnenste, waarmee het rustig resoneren is? Ik liet een foto zien van de Schiehaven (Rotterdam, red.) in egaalgrijze oktobertinten, een kleine rimpeling in lucht- en wateroppervlak. Zelfs het flatgebouw aan de kade leek mijn gemoedstoestand te spiegelen.

Misschien is de ervaring van resonantie – of het nu tussen weer en gemoed of muziek en stemming is – ook de ervaring om te worden ontslagen van de noodzaak tot herinneren en voorspellen. Wil ik daarom met dat holle vaartuig van me op die bank bij Pan Daijing blijven zitten.

‘Hoe begint het?’, vroeg ik mijn moeder uiteindelijk, toen de stilte gevuld met de kakofonie van mijn eigen gedachten lang genoeg had geduurd. ‘Zo begint het,’ herhaalde ze, en het bleek dat wat ze eigenlijk ging zeggen was: ‘Dit is hoe het eindigt.’

—– KADER MET FOTO —-

Miriam Rasch
Miriam Rasch is filosoof en essayist en publiceert onder meer bij NRC en Revisor. Ze is redactielid en mentor bij De Nieuwe Garde, een mentor-mentee-traject voor essayisten waarvan Domein voor Kunstkritiek aanjager is. Sinds 2020 is Miriam onderzoekscoördinator aan de Willem de Koning Academie, eerder werkte zij bij het Institute of Network Cultures. Voor het lab Klank&Komma stelt zij zichzelf de vraag hoe te schrijven over luisteren – en aanverwanten zoals geluid, muziek, stilte, de stem of het zwijgen van de ander – die ook recht doet aan een ethiek van het luisteren?

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!