Zanger ter linkerzijde Robert Wyatt doorgelicht

Robert Wyatt heeft een uitzonderlijke loopbaan achter de rug. Eerst als drummer. Daarna noodgedwongen als zanger. René van Peer zag biograaf Marcus O

Altijd weer anders, dat is de vlag waaronder de biografie van zanger en drummer Robert Wyatt vaart. René van Peer las het boek ‘Different Every Time, The Authorised Biography of Robert Wyatt’ en zag schrijver Marcus O’Dair gaandeweg wegglijden naar een onbevredigend slot.

‘Different Every Time’ noemde muziekjournalist Marcus O’Dair zijn biografie van zanger en drummer Robert Wyatt, naar een regel uit ‘Sea Song’ van diens bekendste album ‘Rock Bottom’. Aanleiding voor deze terugblik, al wordt daar niet over gerept, zal zijn dat Wyatt zeventig jaar zou gaan worden en zijn muzikale loopbaan wilde beëindigen. Tegelijkertijd met het boek verscheen een keuze uit Wyatts muziek op een gelijknamige dubbel-cd, die in Gonzo (circus) #125 besproken werd.
Aan beide uitgaven heeft Wyatt zelf meegewerkt. Hij selecteerde de nummers voor de cd’s, liet zich uitgebreid interviewen door O’Dair en hechtte zijn goedkeuring aan het resultaat. Voor degenen die Wyatts loopbaan enigszins kennen zal het geen verrassing zijn dat het boek in twee delen uiteenvalt, met als dramatische waterscheiding zijn val uit een raam tijdens een feestje in 1973. Hij brak zijn rug en is sindsdien verlamd aan zijn onderlichaam. Chris Cutler, drummer van Henry Cow en oprichter van het alternatieve label Recommended Records (nog steeds actief onder de ironische naam ReR Megacorp), noemde hem our wheelchairman, met instemming van Wyatt zelf. Die verlamming betekende het einde van zijn loopbaan als drummer, maar ook het begin van een solocarrière. Met zijn innemende persoonlijkheid wist hij wel een groot aantal musici aan zich te binden voor zijn projecten, lid van een band is hij na zijn ongeluk echter niet meer geweest.

Canterbury-scene
Het meest interessant is het eerste deel. Het is prettig om eens iets te lezen over Wyatts jeugd en zijn familieachtergrond. En over zijn verblijf op Mallorca, waar in bedekte termen naar wordt verwezen in de hoestekst bij de debuut-elpee van Soft Machine, de groep waarmee hij doorbrak. Hij logeert er in de villa van familievriend Robert Graves, de Britse schrijver die roem vergaarde met ‘Goodbye to All That’, zijn Eerste Wereldoorlog-memoires, en de historische romans over de Romeinse keizer Claudius.
Het stormachtige begin van Soft Machine biedt O’Dair ruime gelegenheid in te gaan op de Canterbury-scene in diverse vertakkingen. Vrijwel iedereen die uit die kring aan het woord komt bestrijdt dat het gaat om een herkenbare muzikale stijl. Veeleer kun je spreken van een bijzonder veerkrachtig en levendig sociaal netwerk van musici dat opvallend lang in stand blijft. Een van die mensen is Roxy Music-gitarist Phil Manzanera, die Wyatt vanaf 1996 zijn studio ter beschikking stelt voor het opnemen van zijn cd’s.
Dieptepunt in die eerste periode is Wyatts gedwongen vertrek uit Soft Machine, vanwege artistieke verschillen en vanwege zijn drankmisbruik, dat ook de oorzaak is van zijn noodlottige val. Hoe ongelukkig Wyatt ook was over de koers die de band was ingeslagen na het tweede album, met breed uitgesponnen instrumentale nummers, de scheiding der wegen voelde als een persoonlijke tragedie voor hem; hij was degene geweest die de groep bij elkaar had gebracht.
Hoe onevenwichtig Wyatts bestaan in die tijd was, blijkt ook uit de beschrijvingen van zijn liefdesleven. Dat is uitgesproken losgeslagen tot hij kunstenares Alfreda Benge ontmoet, zijn toekomstige echtgenote. Hij vergezelt haar naar Venetië, waar ze meewerkt aan de opnamen van Nicolas Roegs film ‘Don’t Look Now’. Daar schrijft hij het merendeel van ‘Rock Bottom’, geïnspireerd door het water dat het wezen van de stad bepaalt; de titel verwijst niet naar zijn verlamming. Benge ontwerpt de hoes, en zal dat blijven doen voor alle albums die Wyatt daarna uitbrengt.

Ironie
Na zijn val wordt het langzaamaan stiller. Wyatt wordt minder productief. Plankenkoorts weerhoudt hem er grotendeels van op te treden. Benge en hij verhuizen van Londen naar het Britse platteland. Zijn wereld wordt kleiner. Daardoor valt er voor O’Dair blijkbaar steeds minder te vertellen; hij beweegt zich voornamelijk van album naar album.
Een aantal van de zijpaden die hij inslaat is zonder meer de moeite waard. Belangrijk is met name de rol die Wyatts linkse sympathieën (hij is jarenlang lid van de Britse communistische partij CPGB) spelen in zijn werk. Het maakt hem een geestverwant van Chris Cutler. Wyatt treedt op met diens band Henry Cow. Hij zingt het nummer ‘The Dark Year’ op een ep die Cutler in 1984 uitbrengt om geld in te zamelen voor mijnwerkers. Die zijn verwikkeld in een strijd met de aartsconservatieve Margaret Thatcher, vanwege haar voornemen om een groot aantal kolenmijnen te sluiten, en delven na een landelijke staking van een jaar het onderspit.
In vergelijking met de felle, ondubbelzinnige opstelling van Cutler is de benadering van Wyatt op zijn eigen albums een stuk milder. Hij geeft de voorkeur aan humor, ook al steekt hij die in een jasje van bittere ironie, zoals in ‘Born Again Cretin’ op ‘Nothing Can Stop Us’. Daarin zingt hij: ‘Laat Mandela maar verrekken in de gevangenis, ze zouden hem duidelijk moeten maken wat een geluk hij heeft. Hij moet beseffen dat hij ons nodig heeft, met onze cultuur, onze charme en ons verstand.’ Zijn politieke ideeën en zijn breekbare stem maken hem ook de ideale vertolker van ‘Shipbuilding’, het nummer dat Elvis Costello schreef uit protest tegen de Falklandoorlog. Het wordt Wyatts enige hit.

Hagiografie
O’Dairs beschrijvingen van de opeenvolgende albums zijn de moeite waard; ze laten je naar de muziek zelf grijpen. Gaandeweg ontaardt de levensbeschrijving echter in een aaneenschakeling van schouderklopjes. De ene beroemde musicus na de andere mag vertellen hoe aardig en briljant Wyatt is. Zo zegt Paul Weller, voorman van The Jam en Style Council en gitarist op twee nummers van het album ‘Shleep’: ‘“Free Will and Testament” kegelde me gewoon omver. Ik vond het gewoon een fucking amazing song.’ Jazz-bassist Charlie Haden: ‘Robert is een muzikaal genie. Zijn benadering van muziek en de ideeën die hij over zijn projecten heeft, zijn gewoon heel uniek en heel speciaal.’ De citaten komen uit interviews die O’Dair met deze musici had. Blijkbaar nam hij genoegen met deze vaststellingen. De vraag wat er dan zo speciaal aan was lijkt niet bij hem te zijn opgekomen.
De oppervlakkige, onhandig verwoorde loftuitingen geven je het ongemakkelijke gevoel verzeild te zijn geraakt in een eigentijdse hagiografie. O’Dair nuanceert dat wel met een passage over Wyatts chronische overmatige drankgebruik, dat bijna leidt tot een breuk met Benge. Toch krijg je nauwelijks inzicht in wat Wyatt beweegt. Hij valt van zijn politieke geloof af en levert zijn lidmaatschapskaart van de communistische partij in. Maar als het erop aankomt zijn keuze te beargumenteren vervalt hij in algemeenheden, waar O’Dair genoegen mee neemt.
Het lijkt alsof respect voor zijn onderwerp de journalist ervan heeft weerhouden om door te vragen, en Wyatt zodoende uit te dagen zich werkelijk bloot te geven. Door die opstelling slaagt hij er niet in de lezer dichter bij zijn hoofdpersoon te brengen. Misschien staat zijn innige contact met Wyatt en Benge de drang om tot de kern door te dringen in de weg. Het resulterende gebrek aan diepgang springt steeds meer in het oog. Ook ziet O’Dair ervan af om het boek af te ronden met een overkoepelende analyse of een scherpe observatie. Of dat nu een kwestie is van onwil of onvermogen, het boek glijdt in een traag tempo af naar een onbevredigend slot. Zijn besluit om elk hoofdstuk een titel te geven die is ontleend aan Wyatts nummers doet gekunsteld aan. En de titel van het boek is eigenlijk vooral nietszeggend. Bij het dichtslaan van ‘Different Every Time’ overheerst uiteindelijk een gevoel van teleurstelling.

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!