Bijzonder album, ‘Wat Doen De Handen’: hij klinkt als een poëzievoordracht begeleid door (schijnbaar?) geïmproviseerde muziek. Plinkeploink-gitaren en banjo’s worden aangevuld of afgewisseld met impressionistisch aandoende strijkers. Regelmatig wordt de spanning opgevoerd en ontaardt dat in gitaarriffs die ergens tussen punk en Captain Beefheart in zitten. De abstractere kant van Tom Waits is ook een prima referentiepunt, maar dan niet zozeer voor de zang. De vocalen bestaan op ‘Wat Doen De handen’ namelijk uit spoken word die geïnspireerd is op het werk van Samuel Beckett. De teksten van twee nummers zijn ook van hem. De overige teksten passen daar goed bij met hun mengeling van vervreemding en humor. Puntje van kritiek is wel dat de vocalen relatief zacht ingemixt zijn en wat meer op de voorgrond hadden mogen staan zodat ze net wat beter verstaanbaar zouden zijn. Daardoor, en door het improvisatorisch en impressionistisch aandoende karakter van de muziek, is ‘Wat Doen De Handen’ geen heel makkelijke zit. Gelukkig is de plaat zeer goed gedoseerd –iets meer dan een halfuurtje muziek– en valt er voor de doorbijters genoeg te beleven.
(mab)