Pierce Warnecke
Zijn nieuwste project, dat hij samen met Frank Bretschneider uitvoert, heeft alle elementen van een echte Pierce Warnecke: een optreden waarin elektronisch geluid en video samenkomen in iets dat lijkt op een wetenschappelijk experiment.
Of het nu gaat om synthetische geluiden en field recordings of onderzoekdata en beelden van gevonden materialen, het werk van Pierce Warnecke vertegenwoordigt een zekere rauwheid en textuur. Hij hevelt het ruwe materiaal dat hij kiest als uitgangspunt over naar een andere context, zoekt naar vervorming en abstrahering en probeert het materiaal als iets onbekends te ervaren. De ene keer door zichzelf en het publiek de rol van onderzoeker te geven, een andere keer door een zogenaamd onaardse machine als bemiddelaar in te zetten. “Ik houd ervan om valse paradigma’s, onbestaande takken van onderzoek en fictieve wetenschappen te verzinnen, om zo onrealistische vraagstellingen als basis voor nieuw werk te creëren”, zegt Warnecke zelf. “Er zijn structuren en verkenningen bij dit ‘onderzoek’, maar geen conclusies. Afgezien van degene die je zelf trekt.”
Warnecke, geboren in 1983 in Californië, is afgestudeerd aan het Berklee College of Music in Boston, Verenigde Staten. Vervolgens heeft hij tien jaar in Frankrijk gewerkt en momenteel woont hij in Berlijn. Hier heeft hij de Meisterschüler Studien (Kunst und Medien) aan de Universität der Künste voltooid. Hij maakt elektronische muziek, video’s, installaties en treedt op, solo en in samenwerkingen met collega’s als Rodolphe Loubatière, Matthew Biederman en Frank Bretschneider. Samen met Kris Limbach is hij de samensteller van het Emitter Micro-label en -festival, dat hij een pretentieloos project noemt. Beiden hebben geen tijd om zich er serieus aan te wijden en beschouwen het meer als een mogelijkheid om interessante elektronische muziek en video te presenteren als Limbach en Warnecke die tegenkomen, legt hij uit.
Verouderde materialen, nieuwe context
Zijn eigen geluidswerk, video’s en installaties vertonen een nauwe samenhang. Voor zijn ‘onbestaande onderzoeken en fictieve wetenschappen’ gebruikt hij regelmatig gevonden materiaal. Zo maakt Warnecke gebruik van aangetaste objecten in installaties als ‘Interpretive Panpsychism’ (2012) en ‘A Scanner Darkly’ (2013). De objecten kunnen door het publiek als waren het onbekende voorwerpen via videocamera’s worden verkend.
In de performance ‘Textures’ onderzoekt Warnecke zelf met een combinatie van gevonden objecten, video en geluid de korrelige oppervlakken en vervallen materialen. Elke uitvoering van ‘Textures’ (voor het eerst uitgevoerd in 2010) is uniek, omdat hij het materiaal ter plekke verzamelt. De objecten zijn liefst gebruiksvoorwerpen die door verval nauwelijks nog herkenbaar zijn en hun betekenis hebben verloren. In feite zijn ze abstracte objecten geworden, die hij in de context van de performance een nieuwe betekenis geeft. Daarbij combineert hij het gebruik van de objecten met video- en geluidsopnamen die Warnecke heeft gemaakt op de vindplaats.
“Ik ben geïnteresseerd in de effecten van tijd op materiaal: vervorming, verval en uiteindelijk verdwijning”, zegt hij. “Ik houd van het idee van sediment en gruizigheid, die een schoonheid in zich bergen, al is dat moeilijk te herkennen. De rijkdom in verval vormt een mooi contrast met zuiverheid: pure dingen lijken feitelijk te makkelijk, terwijl iets puurs dat tekenen van verval draagt, nog steeds het idee van zijn zuiverheid bezit, maar de kleine onvolkomenheden voegen complexiteit en variatie toe.”
Op de vraag of hij ook het verval van zijn beeld- en geluidsmateriaal als techniek gebruikt, antwoordt Warnecke ontkennend: “Ik ben geïnteresseerd in verval, maar niet op een strikt fysiek niveau van de media waarin ik werk. Dat wil zeggen: ik stel geen films of cassettebandjes bloot aan hitte en stof om er gruizigheid aan toe te voegen”, legt hij uit. “Maar het idee van veranderlijkheid van de media intrigeert me, omdat ik ben geïnteresseerd in vastleggen. In het algemeen is vastleggen voor de lange termijn een onderdeel van wat kunstenaars doen: ze scheppen iets – hopelijk met zeggingskracht – dat kan voortbestaan nadat zij weg zijn. De digitale media zijn in theorie immuun voor verandering in de loop der tijd, maar feitelijk is het waarschijnlijker dat digitaal werk eerder is verdwenen dan een marmeren beeldhouwwerk, bijvoorbeeld. Ik denk dat het die tegenstrijdigheid is die ik interessant vind om mee te werken.”
Relicten als geesten
In de installatie en film ‘Mem-ry Fr-gm-nts’ (2014) wordt een groot aantal samenhangende, maar gevarieerde fotografische beelden onderworpen aan diverse technieken. De beelden zoomen in, versnellen en worden in lagen over elkaar gelegd. Het resulteert in een fragmentarische reeks die is te zien als de verwording van herinneringen.
Eenzelfde techniek heeft Warnecke toegepast bij de video ‘Paths End’ (2014). Field recordings en natuurbeelden worden digitaal bewerkt; de gefotografeerde details naderen door de snelle opeenvolging abstractie. De film lijkt vergeten paden, doodlopend in wildernis, maar ook persoonlijke desoriëntatie te verbeelden. De interesse in verval en verdwijning is inderdaad door te trekken naar herinneringen, zegt Warnecke: “Ik beschouw geluid- en beeldopnamen als zeer vergelijkbaar met het menselijk geheugen: via het medium van de zintuigen slaan we specifieke sequenties op om later terug te halen. Herinneringen vind ik, evenals beeld- en geluidopnamen, een soort geesten: het zijn relicten uit een verleden die specifieke dode contexten in het heden doorzetten, hoewel die vergeten en verdwenen hadden moeten zijn. Ik geloof niet in geesten of etherische werelden, maar ik geloof wel in ons vermogen om te worden achtervolgd door het verleden. Of dat gewoon herinneringen of echte spoken zijn, is een persoonlijk standpunt”, zegt hij glimlachend. Overigens ziet Warnecke ook de objecten die hij verzamelt als een soort geesten van het verleden: “Als fragmenten van een plek behouden ze ergens – met hun vorm, met de toegevoegde korrel – een deel van de grotere context waaruit ze zijn genomen, vergelijkbaar met audio- en filmopnamen.”
Geeft Warnecke in de eerder genoemde performance ‘Textures’ de verzamelde objecten een nieuwe betekenis door ze in een nieuwe omgeving te plaatsen, recenter is die nieuwe context voor de gevonden objecten er vooral een van leegte. In ‘O.O.’ (Obscure Objects, 2013) bijvoorbeeld haalt hij de voorwerpen juist helemaal los van elke context of herkomst door ze in een neutrale omgeving te plaatsen. Enorme brokken roestig metaal draaien rond tegen een zwarte achtergrond. “Ik vind het een mooi idee dat ze in een zeer geïsoleerde context worden geplaatst, alsof ze deel uitmaken van een wetenschappelijk onderzoek of een ontberingsexperiment”, zegt Warnecke. “Door de afzonderlijke objecten in de neutraalst mogelijke omgeving te plaatsen, gaat alle aandacht naar elk voorwerp. In die steriele omgeving is elke aanwijzing die het object zelf geeft over herkomst, ouderdom en dergelijke, een subjectief vermoeden. Hopelijk schept dat ruimte voor de verbeelding.”
Concreet
De aanpak lijkt vergelijkbaar met wat een pionier in musique concrète als Pierre Schaeffer halverwege de vorige eeuw onderzocht. Eenvoudig gesteld, sneed hij een geluidsopname los van zijn bron: een klank werd op zijn intrinsieke kwaliteiten geselecteerd, gemanipuleerd en gebruikt om een nieuwe compositie te maken. “De processen achter musique concrète vormen beslist een sterke invloed”, bevestigt Warnecke. “Ik heb geprobeerd ze op mijn manier uit te breiden naar video. De Franse pioniers gebruikten een grote variëteit aan geluidsbronnen, maar beperkte technische benaderingen om hun basale geluiden te veranderen – toonhoogte, volume, duur, frequentie-inhoud (frequenties in het centrale deel van het signaal, rm). Zo neem ik een fysiek object en verander basale video-eigenschappen zoals licht, rotatie, hoek en snelheid. SINN+FORM met Frank Bretschneider (een project dat afgelopen januari in Berlijn in première ging, rm) is zeker een voorbeeld van hoe ik probeer de maximale mogelijkheden te onderzoeken van een eenvoudig visueel element door het veranderen van belichting, snelheid, rotatie, zoom, kleur enzovoort.”
“Ik beweer niet dat dat een originele techniek is”, vervolgt hij. “Mensen hebben dat al een flinke tijd geleden gedaan: Man Ray bijvoorbeeld maakte ook films met voorwerpen. Ik wil alleen aangeven dat mijn benaderingswijze van video zeker elementen ontleent aan benaderingen van de traditionele experimentele muziek.”
Hoewel hij met geluid en beeld hetzelfde nastreeft, is zijn manier van werken in beide media maar ten dele vergelijkbaar, vindt Warnecke: “Op technisch vlak is het werken vrij eender. Montagesoftware voor geluid en video is zeer vergelijkbaar. Daarbij gebruik ik MaxMSP, dat geluid en beeld kan combineren. Maar afgezien daarvan … Ergens heb ik het gevoel dat ik te veel wil zeggen met geluid, en niet genoeg met video. Of misschien lukt het me minimaal te zijn met video op een manier die me bij geluid niet lukt. Wellicht heb ik meer visueel geduld dan sonisch geduld – mensen hebben verschillende drempels voor wat ze aankunnen: hard geluid, trage video en dergelijke. Soms heb ik het gevoel dat ik zo dicht op de muziek zit, dat ik er een beetje blind voor ben geworden. Ik voel me in video vaak vrijer werken.”
Het werken in de studio of het optreden ervaart hij als een groot verschil. In het algemeen betekent studiowerk vooral componeren, terwijl optredens voor een groot deel door improviseren worden bepaald. “Hoewel ik er ook van houd om te improviseren in de studio en vaste composities live te brengen”, relativeert Warnecke. Echter, studiowerk stelt hem in staat voorbereidend werk te doen en “eindeloos te herwerken en herzien”. Hij zoekt naar perfectie. “Optreden is echter heel emotioneel: er is daarbij sprake van veel energie, die in de studio maar moeilijk weer is op te roepen. Spelen in het duo dat ik vorm met Rodolphe Loubatière, is een extreem fysieke en ontladende gebeurtenis. Ik heb niet veel projecten die zo’n mate van loslaten toestaan, maar dat is oké. Ik houd van helder denken en een idee uitwerken en herwerken.”
Breed palet
De relatie tussen beeld en geluid verschilt per project, maar kan zelfs binnen een project veranderen. “Ik houd erg van de fluctuerende relatie tussen klanken en video”, zegt Warnecke. “Ik vind het mooi als een stuk een sterke synchronisatie suggereert, dan een complete scheiding en een andere keer misschien iets dat synchronisatie nadert – zonder dat die samenhang duidelijk is vast te pinnen. Ik houd ervan om geluid te creëren door videoanalyse en daarna andersom. Het eindresultaat is misschien niet zo heel anders, maar het maakt wel degelijk verschil voor de kunstenaar als hij ermee werkt. Het mixen van al die verschillende combinaties van audio en video geeft je meer mogelijkheden als componist, naar mijn idee.”
Om dezelfde reden beperkt hij zich niet tot louter elektronisch gecreëerde klanken, maar gebruikt hij ook (al dan niet gemanipuleerde) field recordings. “Sommige mensen kunnen terecht bij een specifiek deel van een medium dat hun creatieve wensen volledig vervult”, stelt hij. “Zo kunnen mensen die in analoge modulaire synthese duiken, tamelijk puristisch daarin worden. Dat heeft zijn voordelen: dingen zijn vanzelfsprekend helder en georganiseerd, en hebben vanzelf een logica waarover je je geen zorgen hoeft te maken. Er is een overeenkomstige factor die alles samenbindt. Het is uitdagend om te componeren met het breedst mogelijke palet dat een medium te bieden heeft. Het risico is dat het resultaat geen identiteit of ‘bindmiddel’ heeft, maar ik vind het meer verrijkend om toch te proberen.”
“Mijn recente stukken met field recordings waren ook een beetje een reactie op mijn persoonlijke verzadiging met digitale synthese”, bekent Warnecke. “Hoewel ik nu weer terugkeer in puur elektronische synthese, concreet met het werk ‘Perspection’ dat ik met Matthew Biederman maak.”
De noise, drones, textuur, intensiteit en alles gebaseerd op concepten: het is tamelijk abstract en eh … ‘serieus’. Heeft hij in het verleden niet ook luchtige synthpop gemaakt? “Ja, ik heb veel synthy, op beat georiënteerde muziek gemaakt”, zegt Warnecke. “Het laatste spul is uitgebracht bij een fantastisch klein Nederlands label: Fremdtunes (‘The Machine Re-grets’, 2012, rm). Ik vind het nog steeds leuk om naar dat soort muziek te luisteren, maar niet meer om ze te maken. Een tijdje was ik bezig met twee benaderingen van elektronische muziek: die van mijn jeugd – die ik ontgroeid ben, en behoorlijk zelfs – en de academische, waar ik nu volledig mee bezig ben en waarin ik steeds beter probeer te worden. Dus je kunt wel stellen dat ik nu het ‘serieuze’ pad volg”, concludeert hij glimlachend.
Dit artikel verscheen eerder in GC #129.
Koop deze editie in onze webshop!Discografie
Darkness in Daylight (Gruenrekorder, 2014, mp3)Pierce Warncke + Rodolphe Loubatiere - Non Lieu (Gaffer Records, 2013, lp)
Textures (Khalija, 2013, casette + vhs)
Variations (Split met Gerald Fiebig, Attenuation Circuit, 2013, cd-r)
The Machine Regrets (Fremdtunes, 2012, lp)
Reacties