Dour 2013: Plus que c’est dur

NOTA VAN DE REDACTIE: onze webredacteur heeft onderstaande tekst bijeengesprokkeld uit circa 75 sms’en, 21 spraakberichten (op 4 verschillende nummers) en nog een handvol losgescheurde pagina’s uit een notitieschrift die woensdagmorgen in prior verzending vanuit Boussu op de redactie arriveerden. Normaal gezien zou geen haar op ons hoofd eraan denken om iemand met zo’n rotklus op te zadelen, maar het is nu eenmaal pruimentijd en we hebben dringend wat hits nodig.
Wij willen hier ook formeel afstand nemen van elke claim die onze (ex-)reporter hier maakt in verband met onkostenvergoeding, schadeclaims en andere remuneraties die ons ongevraagd ten laste worden gelegd. Tenslotte mag deze tekst ook gelden als een waarschuwing naar actuele en potentiële medewerkers: zelfs Gonzo (Circus) kent zijn grenzen. Wij hebben alle voorzorgen genomen zodat Roel Hertoghs op geen enkele manier nog zijn naam met ons magazine kan of mag verbinden.

ZATERDAG Dourlogo

Zaterdagmiddag, 14u15. Ik zit in de persruimte op de grond met m’n rug tegen de muur. M’n linkerschoen mist een veter – de tweede keer dit weekend dat dit voorvalt. Mijn zonnebril telt nog slechts één glas. Herstel: de zonnebril op mijn neus heeft nog maar één glas, hij is namelijk niet van mij en ik heb ook geen idee waar hij vandaan komt.
Ik moet eerlijk zijn: ik heb ook geen idee waar ik zélf vandaan kom. Enkele uren eerder werd ik in deze zelfde persruimte wakker, op een zetel en zonder hoofdpijn – wat eigenlijk zorgwekkend is als je enkel nog herinnert hoeveel rotzooi je de afgelopen nacht in je lijf hebt gestoken. Ik werd wakker geschud door een medewerker van het festival. “Je moet nu echt vertrekken hoor, ik heb je vannacht enkel maar laten liggen omdat we hebben verbroederd over het feit dat we allebei een shirt van Funkadelic dragen. We gaan zo terug open en deze ruimte moet dringend even verluchten. Hier is een bonnetje voor een ontbijt, dus opzouten en wel snel.”
Ik kijk nu opnieuw naar m’n t-shirt, vanboven staat de tekst “Free your mind”. Ik kijk omdat ik de frisse dame die op God-mag-weten-welke jongerenzender het mooie weer maakt zie staren, vanuit de zetel waarin ik zelf heb liggen stinken. Ik zet me overeind en toon haar het vervolg van de tekst onderaan: “And Your Ass Will Follow”. Ze lacht niet, ze geeft eigenlijk geen enkel blijk van enige bevatting maar haar uitdrukkingsloos gezicht spreekt boekdelen. Ik richt mijn aandacht terug op de tekst die ik net op mijn smartphone was aan het intikken, een antwoord aan de Gonzo-redactie op hun tweeledige vraag (a) waar ik in godsnaam uithang en (b) waarom ik daar op hun kosten uithang, notabene zonder enige verdere communicatie vooraf of tijdens. Blijkbaar dient daar de onkostennota niet voor. Ik wik mijn woorden, maar diplomatisch formuleren lukt moeilijk op een touchscreen. “Tik het woord “gonzo” in een zoekmachine en probeer te achterhalen wat het precies betekent, stelletje lullo’s.” En verder: “jullie mogen blij zijn met een reporter met mijn schrijfvaardigheid en kritische geest die ook nog eens bereid is voor jullie in de loopgraven te duiken, in plaats van rustig Chardonnay te zitten nippen in de VIPruimte. Heb ik weliswaar ook nog gedaan – zie onkostennota nummer 24R5 – maar ik ben daar niet langer welkom. Zodadelijk naar ‘Recorders‘ kijken, vele groetjes”
Even denk ik een flashback te krijgen naar gisterennamiddag, maar het blijkt gewoon weer een duizeling door vitaminetekort te wezen. Gelukkig zijn er ook foto’s. Tachtig percent hiervan is niet publiceerbaar, vijf percent zou me zelfs ernstige problemen voor het gerecht kunnen opleveren maar de laatste vijftien percent zijn gelukkig het gevolg van een briljant idee dat deze recensie zal redden: van elke act die ik zie trek ik één foto, met een tag erbij zodat ik achteraf tenminste kan vertellen wie ik heb gezien. Ik neem nog een slok warme Jim Beam uit een plastieken fles die me door de nacht heeft gesleurd, en duik in het archief van gisteren.

VRIJDAG

Het wordt tijd dat ik eens naar Coely ga kijken, nadat zowat elke Belgische muziekjourno en z’n moeder lopen zwijmelen dat het een belofte met internationale allure is en een live revelatie blabla – alsof ze zowaar iets van hiphop zouden kennen. Mijn frustratie is dan ook groot wanneer het wicht deze lofbetuigingen helemaal waar maakt. Sterker nog: Coely brengt me op dit ongoddelijke uur (nog maar half vier) en in de snoeiharde hitte gewoon aan het dansen, of toch het beste dat mijn wankele benen ervan kunnen maken. Ik leef echt om vakgenoten ongelijk te kunnen geven, maar in dit geval: podiumprésence CHECK, vloeiend ratelende raps CHECK, aanstekelijke beats CHECK – de hype blijkt in dit geval helemaal terecht te zijn.

Com Truise
Com Truise

Waar je op Dour niet omheen kan: Fransozen op het podium waar je van je leven niet van hebt gehoord. ‘t Zal wel een subsidiedinges zijn ofzo, ik kies er lukraak eentje uit om te bekijken en ik tref waarempel een bandje om te onthouden. Electric Electric afficheert zichzelf als “epileptic dancing noise” en dat houdt nauwelijks steek (“noise” kan helemaal niet dansen laat staan epileptisch) maar na hun optreden weet ik wel ongeveer wat ze bedoelen. Neigt allemaal iets te hard naar gelijkaardige moderne punkfunk à la Battles om er achteraf nog een plaat van te gaan zoeken, maar hier en op dit moment is de vonkende show van Electric Electric precies wat ik kon gebruiken.
Ik blijf achteraf in dezelfde tent hangen voor iets dat ik al heel lang wil doen: ik vat post voor het podium en zogauw Com Truise het podium betreedt steek ik m’n zelfgemaakte banner de lucht in met daarop de woorden: “STUPIDEST ARTIST NAME EVER”. Want geef toe: wie gaat je met zo’n flauwe woordspeling in je nom de plume ooit ernstig nemen? Seth Haley (zo heet ie echt, als u het niet doorheeft) geeft zelf het antwoord op deze nochtans retorische vraag: als je muziek maar vet genoeg is, kan het niemand nog een flikker boeien hoe je heet. Fuck it, na drie nummers verfrommel ik mijn banner tot een prop en peuzel hem al dansend smakelijk op – zo hard weet Com Truise mij te overtuigen. Slepend trage electrofunk met een constant zweverige ondertoon, de perfecte soundtrack voor deze bloedhete namiddag.

En het blijft gezellig in de Petite Maison dans la Prairie, wanneer beroepsgek Dan Deacon neerdaalt op Dour. Geflankeerd door twee drummers begint hij vrijwel onmiddellijk aan zijn persoonlijke schtick: hij vraagt het publiek om in het midden van de tent een grote cirkel vrij te maken voor een spontane danswedstrijd. Vervolgens barst hij los met het openingsnummer, een tribale orgie van ratelende drums en opgefokte electro. De open plek houdt twee minuten stand, maar tijdens de eerste muzikale climax (of zoals het tegenwoordig in jargon wordt genoemd: “drop”) vliegt het deksel van de pot en begint iedereen door het dolle heen over elkaar te buitelen. Die losgeslagen sfeer blijft de rest van het concert behouden; tijdens één nummer laat Deacon een grootscheepse polonaise ontstaat met een menselijke tunnel die rond de hele tent kronkelt. Toch valt dit niet af te doen als een gimmick-optreden. Ook muzikaal is Deacon een absolute held, die zijn overstuurde repetitieve synthloops (soms met een zweem van Reich en Glass) versterkt met sacrale maar koddig omhoog gepitchte vocals, terwijl zijn drummers de meest opzwepende polyritmes bij elkaar meppen.

Ik bemerk dat ik mijn job zowaar ernstig begin te nemen, dus het wordt tijd om een bezoek te brengen aan de “johnnyfuik” van Dour: de Red Bull Elektropedia Balzaal, veilig afgezonderd in een hoekje van het terrein, en herkenbaar aan de videotoren en een drom van patsers in marcellekes en bikini bimbo’s errond die elkaar wat staan op te vrijen. Het perfecte decor voor de catwalk beats van de Russische dj Nina Kraviz – die volgens eigen zeggen enkel commentaar wil horen over haar dj-kunsten, en vooral niets over haar sensuele lippen en modelallures. Dus laat ons volstaan met te zeggen dat ondertussen nààst de Red Bull tent op de Cannibal Stage de mannen van AmenRa losbarsten in hun gewoonlijke razernij, iets wat ze al jaren doen voordat de Belgische pers het in de mot begon te krijgen. De jongens stammen uit Kortrijk dus ze hebben wel wat om kwaad over te zijn natuurlijk, en zolang ze niet in de moerstaal beginnen zingen mogen ze ons ermee blijven lastigvallen.

Mark Lanegan is sinds lang kind aan huis in Belgische zalen en festivaltenten, maar daar mag niemand over klagen. Eigenlijk zou iedereen elk jaar tenminste één keer Lanegan live moeten zien, om eraan herinnerd te worden wat het betekent om een echte vent te zijn. Te weten: onbewogen hangen aan het attribuut van eigen keuze (microfoonstaander dan wel barkruk) en met een ronkende bariton zijn beklag doen over de wereld in het algemeen en de vrouwen in het bijzonder. Kortom, in alle waardigheid de blues hebben. Na afloop van het concert kom ik buiten, kijk rond naar al het jongemansvolk in veel te wijde driekwartsbroeken en voorzien van de meest potsierlijke hoofddeksels en ik weet: er is nog veel werk aan de winkel voor Mark. Geen wonder dat die mens zich vrijwel constant zo slecht voelt.
Amon Tobin heeft vandaag duidelijk een minder dagje, of misschien betekent het achtervoegsel “Two Fingers” gewoon dat hij zijn dj-plicht zal vervullen met twee vingers in de neus. Hij levert een bijzonder routineuze set af die van eender welke pipo kan komen, en eigenlijk geloof ik niet dat Amon vrijwillig zijn naam zou verbinden aan deze saaie zooi van breakbeats en house. Nu ik er nog eens over nadenk: kan eigenlijk best dat ik gewoon in de verkeerde tent stond en iemand volledig anders heb gezien. De bijhorende foto in mijn archief biedt in dit geval geen uitkomst – gewoon drie vegen licht en een stukje linkerbeen. Mijn taktiek blijkt niet feilloos te zijn.

Ondertussen is de nacht gevallen, en het wordt tijd voor belangrijke zaken: drugs. In de persruimte treffen we een jolige collega die ons amicaal rond de hals valt. Net voordat ik klappen begin uit te delen informeert mijn gezelschap me dat ik met deze mens gisteren al een tweetal uren amicaal heb liggen verbroederen. Ik krijg even een duizeling door vitaminetekort, die bij nader inzien een flashback blijkt te zijn.

DONDERDAG

Ik til mijn hoofd op, en langzaam stellen mijn zintuigen scherp op een kermis van flitsend lichten en zouteloze dancepunk. “Wie… wat…” is al wat ik over mijn lippen krijg. “Dat zijn de Yeah Yeah Yeahs“, klinkt het jolig aan mijn linkerkant. Ik kijk om me heen: ik bevind me op het rolstoelpodium, met voor mij op de begane grond het gezelschap waarin ik buiten westen ben gegaan, en naast mij een breed glimlachende sympatico die me op m’n schouders slaat en een flesje water aanreikt. “Bedankt”, zeg ik, “dat is net wat ik absoluut niet wil maar wel nodig heb.” Hij stelt zich voor als K*** *** (naam gecensureerd door de redactie), schrijfbroer bij één van de weinige nationale media die bij mij geen spontane kokhalsneigingen oproept. Hij lacht spontaan wanneer ik hem dat zeg. In feite lacht hij spontaan met àlles wat ik zeg, en zulke mensen hebben bij mij altijd een streepje voor. Er ontspint zich een geanimeerd gesprek over de belabberde staat van de plaatselijke muziekjournalistiek, en we wisselen van gedachten over wat daaraan valt te doen. Zijn eigen plan is ietwat concreter dan het mijne, en berust ook wat minder op stenen smijten en in gazettenpapier kakken. Ik vertel hem dat ik in nuchtere toestand een samenwerking zeker zal overwegen. Hier kan hij enkel spontaan om lachen, en vervolgens stelt hij voor om samen nog even op Skream te gaan dansen.

TERUG VRIJDAG

Skream
Skream

Nu herinner ik me hem weer. “Hoe was Skream nog?”, vraag ik.
“Ge waart er toch bij?”
“Dat wil voor de rest niks zeggen. Uw oordeel graag in één hapklaar citaat, als het kan.”
Ik noteer zijn vakkundige one-liner achterop een flyer van Crammerock, die ik later in z’n geheel als filterpapier voor mijn joints verscheur. Vervolgens duwt hij me een fles in de hand met daarin een vloeistof die geen aardse kleur vertoont. “Vodka Red Bull”, zo verklaart hij. We nodigen hem uit voor een nachtelijke zoektocht naar mdma, of op zijn minst een stevige upper om het tot de morgen uit te houden. En dat gaat als volgt: we stellen ons op in het midden van het festivalterrein, en na twee minuten dient zich de eerste verkoper aan, een jonge Marokkaan die ons na wat zwakke onderhandelingspogingen van onze kant een veel te klein zilverpapieren bolletje in de hand duwt. Nauwelijks is de transactie verzegeld, of naast ons duiken twee spichtige punkers op die met wijd opengesperde ogen vragen of we “iets” nodig hebben. Halverwege onze (nochtans zeer bondige) weigering springt er een als non verklede rasta in m’n nek: “moet er hier nog iemand drugs!”
In een oogwenk is onze vierkante meter op de wei veranderd in een vergaarplaats van dealers, en wanneer het opbod in een ernstige rel dreigt te ontaarden maken we van de verwarring gebruik om met enkele buitgemaakte zakjes de plaat te poetsen. Na een eerste lik mdma bergt mijn collega de vangst op in zijn tabakszakje, en we bestellen een rondje Hoegaarden om te vieren. Op de achtergrond speelt Four Tet een liveset die veel te subtiel en gelaagd is voor dit uur van de nacht, maar gelukkig is hij zo slim om er een vier/vier beat onder te mixen die het dansende volkje aan de gang houdt.

Uit de massa duiken twee bekenden op die even wat tabak komen schooien. Ze rollen een sigaretje, slaan even gezellig een praatje en verdwijnen dan weer in het feestgedruis. Drie minuten later slaakt mijn collega een kreet van ontzetting: “Godmiljaarde, ze zijn toch niet met m’n tabak gaan lopen zeker!” Four Tet of geen Four Tet, de tabak, en vooral de daarbij gestockeerde buit van de avond wordt plots onze belangrijkste focus. In mijn opwellende roes ontpop ik mij gezwind tot strategische leider van de expeditie. Ik troon het gezelschap mee naar de Red Bull tent, waar Dave Clarke de ene inwisselbare plaat na de andere legt. “Ik ga rechts, gij gaat links en den derde door het midden”, roep ik nog en zonder de reactie af te wachten verlaat ik het verbouwereerde gezelschap op zoek naar de onverlaten.
De rest van de nacht ren ik van tent naar tent, maar die tabak vind ik niet meer – evenmin als mijn reisgenoten, laat staan mijn bed. Ik spendeer enige uren ineengezakt op een DIXI-toilet in de persruimte. Wanneer ik buitenkom tref ik een medewerker die aanstalten maakt om mij richting uitgang te begeleiden. In het volle besef dat ik geen tien meter ver meer zal geraken, rakel ik mijn beste Frans op en ik spreek hem aan op het eerste aanknopingspunt dat me opvalt: “Allez mec! Wij zijn volgens mij de twee enigen met een Funkadelic t-shirt op heel Dour”.

tekst:
Roel Hertoghs
beeld:
Com-Truise
geplaatst:
zo 28 jul 2013

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!