Trippen in Berlijn

Terwijl Desertfest Antwerpen de eerste namen (Sleep, Bongripper, EyeHateGod, …) aankondigde voor de nieuwe editie in oktober, was Gonzo (circus) te gast op het Berlijnse luik van het nichefestival dat al een flink aantal jaren grossiert in stoner, (heavy) spacerock, krautgrooves en alles wat daar naast, boven en onder floreert.

Naast die filialen is er ook nog Londen en recent werd er ook nog een hoofdstuk in New York aan toegevoegd; om maar te zeggen dat er wel degelijk wereldwijd vraag is naar dit soort programma’s. Een wachtrij met een Bijbelse omvang op dag 1 voelt daarom wat onwezenlijk aan. Voor een organisatie met een palmares als dit, is dit soort mankementen onvergeeflijk. Elke promoter heeft wel ‘ns te maken met schoonheidsfoutjes (in het begin) of brute pech (de rest), maar dit was het soort beginnersfout waarvan een gemotiveerde muziekfan niet echt vrolijk wordt. Precies op dat type publiek teert een festival als Deserfest. Dit zijn doorgaans mensen die élke band willen zien en bereid zijn om daarvoor ver en lang te reizen. Lange rijen, zowel aan de avondkassa, de perskassa en de plaats waar het polsbandjes dienden te worden afgehaald, zorgden voor gemor. Voor heel wat bezoekers was het halen van de eerste bands bijgevolg onbegonnen werk – een organisatorische blunder waarvan je toch mag verwachten dat zoiets na acht plaatselijke edities is weggewerkt. Misschien had de nieuwe locatie, een gigantisch fabriekspand aan de Spree, ermee te maken. In vergelijking met de vorige editie waren er gelukkig ook heel wat gebreken weggewerkt; zoals bijvoorbeeld dat vervelende gedoe met drankbekers. Dit jaar was het anders. De recycleerbare beker bijvoorbeeld kon op het einde van het feestje niet meer worden ingeruild voor cash. Die zou dan eindigen als souvenir in het beste geval; of als afval in de vuilnisbak of berm in het slechtste. Een biertje van 40cl kost 4 Euro, maar je moet wel een plastic beker kopen van 2 Euro die niet wordt terugbetaald. Wie dus 1 biertje drinkt, betaalt 6 Euro. (Maar die persoon zijn we niet tegen gekomen.) Als je je beker vergeet op dag 2 of 3, wordt het allemaal een beetje onbetaalbaar. Allemaal een beetje cynisch uitgerekend in de week van de 1.Maifestspiele waar ook en vooral werd betoogd tegen de groeiende ongelijkheid en levensduurte én de pan uitrijzende huurprijzen in de Duitse hoofdstad. Maar goed, we kwamen voor de muziek en niet om te zeuren.

Mondo Generator, de band van voormalige Queens Of The Stone Age-bassist en ex-Kyuss lid Nick Oliveri, was de echte openingsband van het festival. Helaas ging het optreden vanaf het eerste moment gepaard met technische problemen waardoor de gitarist klonk alsof hij met een kapotte broodrooster aan het spelen was. In het begin van de set zou zelfs een nummer van Kyuss zijn geslopen, maar door de geluidsbagger konden we dat op geen enkele manier met zekerheid bevestigen. Bovendien geraakte dat geluid maar niet in balans waardoor het één groot rommeltje werd en bleef. Oliveri probeerde zich boven die soep schreeuwend te handhaven, maar de kolossale Arena Hall was daarbij eerder zijn tegenstander dan zijn vriend. Het viel ook op hoe eendimensionaal en beperkt zijn geschreeuw was; een groot zanger is aan deze verder sympathieke Amerikaan niet verloren gegaan. Meer dan middelmatig werd het nooit; een fenomeen dat een rode draad zou vormen doorheen het volledige festivalaanbod – de spreekwoordelijke uitzonderingen uiteraard niet nagelaten. De weergoden waren het festival dit jaar niet bijster goed gezind waardoor de buitenzone, inclusief een oud rivierschip (“Hoppetosse”), een barbecuezone, een traditionele Biergarten én een zonneterras, niet onmiddellijk uitnodigde tot lui chillen in het zonnetje. Integendeel: het was bijzonder fris voor de tijd van het jaar en een gure wind zorgde voor een onaangenaam winters gevoel. Geen dankbare plaats om in je eentje te moeten spelen. Wino (Robert Scott Weinrich van Saint Vitus, The Obsessed en Shrinebuilder) mocht bovenop de boot in zijn eentje opdraven en stond daar behoorlijk verloren als de eerste de beste straatmuzikant te spelen voor een publiek dat grotendeels geen ene fuck om hem en zijn akoestische gitaar gaf; hier en daar een nog zijn weg nog zoekende en acclimatiserend hardrocker niet nagelaten. In deze fase van het festival willen de meeste bezoekers namelijk bijkletsen met oude vrienden en kennismaken met nieuwe. De echte fans van de man staan links van hem mee op de boot, zo lijkt het toch tenminste, maar Wino staat met zijn gezicht naar het publiek onder hem aan wal. Beetje knullig, surrealistisch ook, maar vooral ook een pijnlijk gebrek aan respect en empathie van de organisatie. In een mouwloos T-shirt werkt Wino zich echter vastberaden door zijn set, maar we hadden meer medelijden met deze oude rocker dan goed was voor ons hart. De Zwitsers van Monkey 3 brachten wat van hen werd verwacht: we hoorden een aanstekelijke en opmerkelijke heavy mix van doom, sludge, psychedelische drones, progrock en post-rock. Clichés zou hoog als de bergen in hun thuisland, maar wel goed en overtuigend gebracht. Nog méér stereotype riffs bij Earthless, dat heavy rock bracht die zo leek te zijn weggelopen uit de jaren 1970, gecombineerd met invloeden uit blues en psychedelica. Het klonk allemaal retro en daardoor was het zowat de verpersoonlijking van de meest gehoorde sound van dag 1. Dé headliner van die dag was Witch met J. Mascis op drums. Die band kreeg hier automatisch een heldenstatus want Mascis is natuurlijk ook de nasale heerser van Dinosaur Jr. (Op donderdag speelde Witch overigens nog een zogenaamde secret gig voor een kleine schare gelukkigen.) Mascis zit dus in een dienende rol en gaat 100% voor het plezier. Seventies hardrock met vette doom -en spacerock-randen – we proberen alweer krampachtig het woord ‘retro’ te vermijden, maar dat lijkt de ganse duur van het festival een onhaalbare klus- passeert de revue, maar het publiek lust er duidelijk pap van. Het geluid is alweer opmerkelijk beter in de Market Zone dan in de zaal zelf. Witch belichaamt in zowat alles de spreekwoordelijke gewonnen match. Het viertal knalt hard, speelt strak en doet het stalen gebinte van de Arena daveren. Wanneer ze ‘Isodora’ spelen uit hun eerste titelloze album uit 2006 gaat het dak er definitief af. All Them Witches ten slotte brengt een acceptabele mix van progrock, stoner en psychedelica. Lang, té lang uitgesponnen bij momenten musiceren ze gedreven om zich vervolgens volledig uit te freaken en daarbij toch die (noodzakelijke) groove niet te vergeten. Geen spek voor onze bek, maar de reacties van het publiek spreken boekdelen.

Recupereren op dag twee

De band die stilistisch misschien wel de mascotte is van het volledig festivalconcept heet Kuyss en na Mondo Generator staat er met Fu Manchu een tweede groep op de affiche met een voormalig lid van die ondertussen mythische Californische band in de line-up. Op het moment dat we opnieuw de Arena betraden – het was dan al ruim na tienen, Berlijn is immers de stad van eindeloze en haast onmogelijke keuzes – was de hal omgetoverd in een zweterige sauna. Dat zegt alles over de figuurlijke temperatuur want buiten was nog steeds geen lente te bespeuren. De Japanners van Kikagaku Moyo met hun psychedelische progrock hebben we gemist, maar uit verschillende (min of meer) betrouwbare bronnen hoorden we dat zij verantwoordelijk waren voor die plaatselijke klimaatverandering. Onnavolgbaar vreemd en pretentieus, volgens de enen; magistraal en geniaal gek volgens de anderen. Feit is dat blijkbaar niemand onverschillig bleef bij deze vreemde, maar opmerkelijk populaire rare snuiters. Met een set die begint met een ellenlange intro brengen de Amerikanen van Fu Manchu de zaal nog meer aan de kook, maar echt bekoren deed het ons allemaal niet echt. Een concert vol proto-hardrockelementen dat symbolisch werd samengevat in een (niet slechte) cover van  Blue Öyster Cults ‘Godzilla’, staat dan ook mijlenver van de selectie in onze platenkast. Maar ook hier en alweer: over kleuren en smaken wordt niet geredetwist.

Sabotage

Ook de derde en laatste dag hebben we in grote mate aan ons laten voorbij gaan. Pas naar het einde van de zondag  toe werd het opnieuw interessant; niet in het minst omwille van de enige echte vreemde eend in de bijt: Wovenhand. Die positie had de band eerder en dat leidde bijvoorbeeld op Roadburn tot een onvergetelijk scherp concert in 2011. Toen gaf Wovenhand namelijk zowat de volledige concurrentie van dat jaar het nakijken. David Eugene Edwards hoeft na zijn tijd bij 16 Horsepower en meer dan tien albums als Wovenhand de facto niets meer te bewijzen. Lag het precies daaraan of was het gewoon zijn dag niet want het concert werkte voor geen meter, wat korte oprispingen verspreid over de set uitgezonderd. De show stak ietwat moeizaam van wal (“zijn ze nu al begonnen of is dit de line-check?”) met een lange instrumentale intro, veelbelovend dreinend en dronend met een industrieel aandoende atmosfeer. Edwards was echter zichtbaar in zichzelf gekeerd; er volgde een woordenwisseling met de drummer en de interactie met het publiek liet heel lang op zich wachten. Om zijn sjamanentrekken en  maniëristische bewegingen te zien, diende er geduld te worden uitgeoefend. En dat was veelzeggend. De setlist was er niet om het publiek te plezieren, maar – dat bleek al snel- was stug en compromisloos. Al na vier nummers ontstond er opvallend veel geroezemoes in de zaal, tot ver vooraan zelfs, die bovendien al niet van het begin echt vol stond. Wovenhand kon het publiek nauwelijks bij het nekvel grijpen en de zaal dunde vanaf dat moment zienderogen verder uit. Edwards stem lag meer naast en op in plaats van in het geluid. Van een echt samenspel tussen hem en zijn band was eveneens echt sprake. Meestal gebruikt hij twee microfoons, ditmaal maar een. Alweer: lag het daaraan ? Het eerst rustpunt net voorbij de helft van de set was ook al geen goeie keuze: een rush naar de bar van een hele hoop bezoekers zal ook wel niet de bedoeling zijn geweest. Inspiratie en richting leken nu helemaal weg. Door regelmatig (bewust of onbewust) de spanningsboog uit de set te halen, leek hij zijn eigen set herhaaldelijk te saboteren. Een slechte Wovenhand show bestaat niet, maar memorabel was het deze keer niet echt. Om het helemaal onderuit te halen, waren er ten slotte die irritante videobeelden, die niets wezenlijks toevoegden aan het geheel. Dat we die(zelfde) beelden zowat het ganse weekend hadden zien passeren, begrepen we al allemaal niet. De laatste band die mocht opdraven in Berlijn was OM (met Al Cisneros van Sleep) en die begonnen hun set op een betoverend en hypnotiserend manier. Dit was sfeervolle krautrock 2.0. volgens het boekje. Spookachtige keyboarddrones zorgden voor een tranceopwekkende atmosfeer. Zeker in het begin klonk dat avontuurlijk en spannend. Een flink deel van het publiek lag dan al murw in bed, maar de volhouders kregen een concert dat, naarmate het vorderde, grasduinde in de ondertussen flinke discografie van het trio en liet horen waarom zij en niemand anders het festival mochten afsluiten. Een terechte headliner dus.

Ondanks kritiek op het conservatieve karakter van het programma – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Roadburn – bleek ook dit jaar weer de formule te werken. Het publiek heeft namelijk altijd gelijk en vergeeft de kleine en mindere schoonheidsfoutjes in een oogwenk. Volkomen terecht want Desertfest Berlin is een blijver. Het aftellen in die internationale scene naar de komende editie in Antwerpen kan beginnen.

Gezien: Desertfest Berlin – 03 t/m 05 mei 2019 – Arena Berlin

tekst:
Serge De Pauw
beeld:
OM
geplaatst:
vr 10 mei 2019

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!