GC #137

Total Occultic Mechanical Blasphemy is eigenlijk de naam van de band die voor het plebs door het leven dondert als T.O.M.B. Het trio, bestaande uit No-One, B. Zimimay en Samantha Viola of kortweg de Dreadlords, bracht sinds 1998 een dertiental platen uit, waaronder wat ep’s en splits. Voor ‘Fury Nocturnus’ tekende de band bij Peaceville, dat met deze door Abruptum, Sunn O))) en Wardruna een klasseband te pakken heeft. Het kerntrio nodigde voor de duistere intense trip die dit album is, enkele ferme gasten uit. Hellhammer, de iconische drummer van Mayhem bijvoorbeeld. Ook gitarist John Litchko (Goreaphobia, Necrotion) en Grant Richardson, die het industrial noiseproject Gnawed runt, zijn van de partij. Deze gasten werden bewust uitgekozen om de occulte sfeer van de plaat, middels soundcapes opgewekt uit menselijke en dierlijke botten/beenderen, percussie op grafstenen en grafkisten en EVP-apparatuur op zoek naar het bovennatuurlijke, te verhogen. T.O.M.B. is al altijd een band geweest met een voorkeur voor het occulte, de dood en het paranormale. Nu slaagt de band er ook echt in om een evenwichtige mix van noise, black metal, ambient, doom en industrial in elkaar te zetten. De sfeer blijft consistent, grijstinten zijn nergens te bespeuren. Donkerzwart hellevuur is wat T.O.M.B. in klanken heeft gegoten, die intens beklijven en bij momenten voor ijskoude rillingen zorgen. Een groter label heeft het trio uitgedaagd om de grenzen van hun kunnen af te tasten. Het helse ‘Fury Nocturnus’ is daarvan het schitterende resultaat, alsof Swans plots een vorm van black metal is beginnen maken, zo indrukwekkend klinkt dit album.



Vier stukken die de tienminutengrens overschrijden. Vier stukken die absoluut geen zin hebben om vaart te maken. Traag sleuren de Finnen zich door ‘Darkness Drips Forth’. Duisternis, weemoed, eenzaamheid, grimmigheid, verontrustend log en grenzend aan funeral doom schreven de Finnen de ideale soundtrack voor Halloween en de donkere, griezelige dagen die erna komen. Chris Fielding (Electric Wizard, Primordial) hielp het kwartet om de muziek quasi perfect op de band te vangen. Niet dat Hooded Menace de diepe treurnis en naargeestigheid voortdurend aan een slakkentempo beleeft. In ‘Elysium Of Dripping Death’ bijvoorbeeld is er ruimte voor een duidelijke melodie aan een iets sneller tempo, waarboven zanger Lasse Pyykkö zijn teksten uitspuwt, weliswaar zonder te versnellen. Voor fans van winter en Winter. Het tweede album van The Great Tyrant komt tegelijk uit met de derde plaat van Pinkish Black, en dat is een mooi eerbetoon aan de plots overleden bassist (zelfmoord) Tommy Atkins. The Great Tyrant komt uit Denton, Texas en stond geboekstaafd als een experimenteel rocktrio bestaande uit Atkins, Daron Beck (keyboards, synthesizers, stem) en drummer Jon Teague. Die laatste twee gingen na het verscheiden van Atkins verder als Pinkish Black, waardoor ‘The Trouble With Being Born’ een extra inzicht biedt in de muzikale evolutie van de Texanen. Op de negen nummers zit de basgitaar van Atkins prominent vooraan gemixt, zonder dat het stoort. De opnames waren bij zijn overlijden nog niet helemaal af, dat zou de reden kunnen zijn, en als eerbetoon allicht. In eerste instantie speelt The Great Tyrant een maniakaal spelletje The Birthday Party (de late periode), maar dat houdt het trio niet de hele tijd vol. Al snel duiken progressie invloeden van King Crimson en Van Der Graaf Generator binnen, en krijgen ook elementen uit doom en sludge en aandeel. ‘Softly, Everyone Dies’ is zowat het kortste nummer, waarop The Great Tyrant een potje eigenwijze black metal neerzet. ‘Handholder’ sluit de plaat traagjes af, met mokerslagen en drones zoals we die van Sunn o))) kennen. De derde plaat sinds de conceptie van Pinkish Black verschijnt, na releases op Handmade Birds en Century Media, op Relapse. ‘Brown Rainbow’ opent de plaat en we merken meteen dat het duo Beck (nu ook mellotron) en Teague (nu ook synthesizers) een ferme evolutie heeft doorgemaakt. Far Out Spacerock met net niet té gemanipuleerde zang maar wel onmiskenbaar donker, catchy, melodieus en trippend tegelijk. Daarna gaat het duo echter heel erg de progressieve (space-)rocktoer op, en eerlijk gezegd, veel kunnen we er niet mee. Het slotoffensief van de plaat, drie nummers, vinden we iets beter. Daar horen we nog sporen van The Great Tyrant terug, vooral in het drumwerk. Dat ondersteunt de synthesizerexcursies ietwat, en maakt het net iets boeiender, al is ook dat relatief.

GC #128

We keken zowaar uit naar het derde album van Goatsnake. Er verstreek namelijk vijftien jaar sinds hun tweede plaat, ‘Flowers Of Disease’, die toch wel sterke staaltjes doommetal bevatte. Greg Anderson, inderdaad, de bezieler van Southern Lord en prominent lid van Sunn o))), jamde met bassist Guy Pinhas en drummer Greg Rogers na het opheffen van The Obsessed en Goatsnake was geboren, in 1996 alweer. Pete Stahl (Desert Sessions, Scream, Wool, Earthlings?) nam de honneurs als zanger waar en zette meteen zijn stempel met zijn zware, bluesy hardrockstem. Doorheen de jaren viel Goatsnake meermaals voor een langere periode uiteen of stil, maar sinds 2010 lijken ze er echt weer zin in te hebben. Bassist Scott Renner (Sourvein) vervangt Pinhas, en voor de rest doken de originele leden opnieuw op, vooral bij speciale gelegenheden. En nu is er een plaat, in die zelfde bezetting en net zo doom als voorheen. Stahls stem is meteen heel herkenbaar en ook de loodzware riffs van Anderson klinken moddervet. Zeker bij openingsnummer ‘Another River To Cross’. Het nummer begint ingetogen, een akoestische riff die na een eind plots wordt vervangen door dezelfde riff maar dan elektrisch. Het akoestische gedeelte werd ingespeeld door David Pajo (Slint, Aerial M, Papa M). Later op de plaat duiken nog wel enkele opmerkelijke gasten op. Matthias Schneeberger speelt piano, Petra Haden voegt viool en zang toe en ook Dem Preacher’s Daughters komen hun keel open zetten. Het zijn allemaal pogingen van de band om het geluid wat open te trekken, om te pogen de eindeloze herhaling te vermijden zodat de nummers toch niet stuk voor stuk inwisselbaar zijn. Want dat is het grote gevaar met dit ‘Black Age Blues’. Het lijkt alsof Anderson, en ook Renner, steeds maar weer, negen nummers lang, dezelfde machtige riff speelt, en al de anderen telkens proberen er een andere aanvulling bij te verzinnen. Soms echte stoner, soms met veel blues of metal, doet iedereen zijn best. Maar dat is niet goed genoeg voor een band als deze. Eenheidsworst troef, en daar houden we niet zo van.

GC #127

Het begint met een enkele bastoon, maar voor je “Sunn O)))” kunt denken, is er een maelstrom van tonen en drones opgestoken. Terwijl je mee wordt gevoerd in het suizen van de sirocco draaien felle Arabische blazers cirkels rond je hoofd. Het begin van ‘Dar Al-Hikma’ is veelbelovend; opzwepend, hypnotisch, meeslepend. Baron Oufo is Jérôme Alban (gitarist van Year Of No Light) en Eddie Ladoire, en samen willen ze de luisteraar onderdompelen in een donkere en overvloedige geluidswereld, vol exotische invloeden. Op het tweede nummer nemen ze wat gas terug, introduceren een elektronisch tamboerijn om de spanning vast te houden, terwijl de gelaagde drones op de plaats rond draaien. Een mooie zoethouder in aanloop naar een ontlading – die nog op zich laat wachten, want het derde nummer blijft steken in een grijze geluidssoep, Moon Zero gehoord in de kelder van de lokale bazaar. Pas op de laatste track, die meer dan de helft van de plaat in beslag neemt, vindt de Baron het mystieke pad weer terug. Een lange, statige start van orgeltonen maakt plaats voor dissonante horrordrones en kosmisch geborrel. En als de rust dreigt weer te keren, en de plaat gewoon dreigt uit te doven, doemt er opeens vreemde elektronische percussie op, te midden van zaagtandtonen en gitaargehuil. Alsof een onbegrijpelijk, haperend mechaniek zich uit het woestijnzand een weg naar het oppervlak tracht te graven, om in de nacht te verdwijnen.

GC #123

Inter Arma had na ‘Sky Burial’ geen zin in een eenvoudige opeenvolging van nummers. Eentje, ja, dat wel. Eentje waarin ze al hun eieren in een keer kwijt konden, waarin alle invloeden aan bod konden komen en waarin niet op een minuutje moest worden gekeken. ‘The Cavern’ dus, één stuk van veertig minuten, dat de bouwstenen van de reeds behoorlijk ongewikkelde, en voortdurend van stijl wisselende lange stukken van datzelfde ‘Sky Burial’ oprekt tot een onnavolgbaar episch nummer. Doom, black, sludge, psychedelica, mathrock en alsmaar meer progrock zijn de duidelijkste elemeneten. Het kwintet doet het ook dit keer hoofdzakelijk instrumentaal, en als er al een stem opduikt, leunt die aan bij de meest sinistere black metal. Was de voorganger nog enigszins te behappen, ‘The Cavern’ is een ferme kluif die ook na meerdere keren luisteren, zijn geheimen nauwelijks openbaart. Deze plaat is allicht bedoeld voor progrockliefhebbers die tegen een stootje kunnen. Wij weten nog steeds niet wat we eraan hebben. Pig Destroyer kan uiteraard niet onder doen. De band die meestal sneller dan het licht nummers erdoor jaagt, besloot om, naar hun normen, twee epische nummers uit te brengen. Deze werden overigens opgenomen in 2007 tijdens de laatste uren van het inblikken van ‘Phantom Limb’. De muziek is echter uitermate traag en log. Doomy, versplinterend heavy. Het titelnummer neemt bijna twintig minuten in beslag, een tijdsduur waarin deze grinders normalerwijze een tiental nummers erdoor blazen. En een overschotje is dit nummer niet. Het is een schoolvoorbeeld van logge, zware en tranceverwekkende doom, geworteld in de hoofden van Sunn O))) en Sleep. ‘Red Tar’ is met zijn zeseneenhalve minuut een stuk minder episch. Een uitermate boze Melvins, zo klinkt het nummer. Ruw, niet sneller dan het gemiddelde Buzz-epos en een gorgelend stemgeluid. Voor onze portie grindcore gaan we te rade bij ‘Vicarious Living’, waarin de vier heren van Columns stellen dat ‘We Grow Old And Find Our Exits’. Het is het vijfde nummer van dit debuut, eentje waarvan we nauwelijks doorhadden dat ze al aan het vijfde nummer waren. Het kwartet heeft dan ook geen tijd voor tierelantijntjes, maar raast lekker door. Grindcore en death metal is wat Columns ons door de strot ramt. En het is zoals het hoort te klinken: snel, heavy, een beetje ziek, onverstaanbaar, met vette riffs en overal korte metten mee maken. De leden zijn dan ook allen veteranen. Sommigen zaten in de legendarische grinders Hemdale in een ver Relapse-verleden, anderen zitten nu bij deathmetalbands als Wretched, Vehemence en Glass Casket. De invloeden komen dan ook van elk van hen. Adam Cody opent zijn beerputje, en de rest doen Exhumed en Brutal Truth eer aan. Snot uit de oren, frustratie weg: dat is de bedoeling. Een goed half uur later is Columns met glans geslaagd in zijn opdracht. Alles en iedereen kapot!