Ruben Pater


Ontwerpers denken nauwelijks na over de impact van hun ontwerp, ondanks dat elk ontwerp per definitie politiek is. In een tijd waarin ontwerpen via internet de hele wereld overgaan, leidt dat tot ideologische botsingen. De Amsterdamse ontwerper en onderzoeker Ruben Pater schreef er een boek over.

© Michel Mees

© Michel Mees

“Ontwerpers begrijpen mijn boek niet zo goed. Ze snappen niet wat ik ermee wil zeggen. Dat komt omdat er in de ontwerpwereld normaal niet over wordt gesproken”, legt Ruben Pater uit. Zijn onlangs verschenen boek ‘The Politics of Design’ is koud een paar dagen uit en het doet al het nodige stof opwaaien. De bekende Britse designcriticus Robin Kinross stuurde hem een e-mail om uit te leggen dat Pater er niets van begrepen had én classificeerde zijn boek en passant als achterhaald.

Heeft ‘The Politics Of Design’ echt zo’n extreme boodschap? Ja en nee. Het betoog van Pater is logisch: design is een discipline die plaatsvindt binnen een maatschappelijke context en is daarmee per definitie ideologisch, en dus politiek. In elk ontwerp zie je de waarden van de cultuur terug waarbinnen wordt ontworpen. De meeste ontwerpers staan echter niet meer stil bij de manier waarop hun eigen waarden invloed hebben op hun ontwerpen, laat staan dat ze nadenken over de impact ervan. Die boodschap kan hard aankomen.

In zijn boek geeft Pater talloze voorbeelden. Het ontwerp van de verpakking van voedselrantsoenen die het Amerikaanse leger in Afghanistan dropte bleek niet te onderscheiden van de clusterbommen die dezelfde vorm, gele kleur en zwarte belettering hadden. Toch een flinke ontwerpmisser. Of de gebruikersvoorwaarden van Apple: meer dan twintigduizend woorden lang en op zo’n manier vormgegeven dat ze eigenlijk onleesbaar zijn. Dat laatste kan een bewuste ontwerpkeuze zijn geweest. Net als die van IKEA: dezelfde catalogus toont in Zweden vrouwen en mannen, terwijl die eersten in Saoedi-Arabië weg zijn gefotoshopt.

Onderwijs

De felle reactie van Kinross heeft betrekking op Paters analyse van ISOTYPE, een taal gebaseerd op afbeeldingen die in de vroege jaren 1920 is ontworpen door de Oostenrijkse filosoof Otto Neurath. Wie anno nu de symbolen bekijkt, ziet overduidelijk – ondanks de doelstelling van Neurath om een universele, objectieve taal te ontwikkelen – een westers-kolonialistische karikatuur van andere culturen. Kinross blijft stug volhouden dat dat onmogelijk is, Oostenrijk had immers geen eigen koloniën waardoor ISOTYPE onmogelijk kolonialistische trekjes kan hebben. Zijn reactie is begrijpelijk. Ondanks de beste bedoelingen is het lastig, zo niet onmogelijk om culturele waarden opzij te schuiven. Laat staan te onderkennen dat ze invloed hebben.

© Michel Mees

© Michel Mees

Logisch, meent Pater: “Erbij stilstaan is geen onderdeel van ontwerponderwijs. Op een bepaalde manier loopt onderwijs voor omdat studenten op een nieuwe wijze naar de wereld kijken, maar opleidingen zijn nog steeds op een ouderwetse manier ingericht. Op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag staat nog steeds het klassieke Bauhaus-model centraal. Dat zie je ook op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam: de aandacht voor vaktheorie is daar minimaal. Alle aandacht gaat naar beeldend vermogen en conceptontwikkeling. De studietijd is met vier jaar natuurlijk ook beperkt, maar de betekenis van beeld en de verwevenheid van ontwerpen met politiek en ideologie is onderbelicht. Daar is te weinig aandacht voor.”

Pater weet waar hij het over heeft. Als docent aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en de Design Academy in Eindhoven komt hij in aanraking met toekomstige ontwerpers. Zijn boek is ook bedoeld voor hen, al benadrukt hij dat hij geen designboek heeft geschreven. “Het is dienstbaar ontworpen, en ik schrijf op een manier die voor veel mensen duidelijk en toegankelijk is. Het boek gaat over ontwerp, maar dan vanuit een sociologisch of antropologisch perspectief.”

Design is politiek

In de vroege jaren 2000 studeerde Pater visuele communicatie aan de Academie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in Breda, en nam hij onder andere de vormgeving van Gonzo (circus) voor zijn rekening. In 2012 rondde hij zijn masteropleiding aan het Amsterdamse Sandberg Instituut af. Onder de naam ‘Untold Stories’ begeeft hij zich sindsdien op het raakvlak van vormgeving, onderzoek en politiek. Zijn inspiratie haalt hij uit het gedachtegoed van de situationisten en het Tactical Media-netwerk in Amsterdam dat in de jaren 1990 werd opgericht door onder anderen Menno Grootveld, Geert Lovink en David Garcia.

© Michel Mees

© Michel Mees

Brian Holmes verdient volgens Pater een speciale vermelding. Deze media- en kunstcriticus begeeft zich net als Pater ergens op het snijvlak van artistieke en politieke interventies. Activistisch is zijn eigen werk zeker niet, benadrukt Pater. Hij bewaart altijd een soort kritische afstand tot zijn onderwerp. ‘The Drone Survival Guide’ (2013) is daarvan een goed voorbeeld. De uitvouwbare kaart bevat een overzicht van de meest voorkomende drones in onderaanzicht. Dat maakt ze beter herkenbaar. De motieven achter de kaart laten zich raden, maar zijn niet direct duidelijk in het ontwerp zelf.

Die manier van werken typeert Pater. Ook in het project ‘Behind the Blue Screen’ (2014), samen met filmmaker Jaap van Heusden, is de politieke lading indirect en niet-activistisch. Pater en Van Heusden lossen er eigenlijk gewoon een probleem op: dat van Iraniërs die niet vrijuit kunnen spreken omdat de overheid altijd meeluistert en meekijkt. Dat oplossen van een probleem, in dit geval van ingewikkelde, maatschappelijke aard, is het terrein van de ontwerper.

Keuzevrijheid

Pater denkt altijd na over de consequenties van zijn ontwerpen. Het houdt hem al ruim zes jaar bezig. “De misverstanden die ontstaan door visuele communicatie en verschillende culturen fascineren me. Het is een onderbelicht thema, zeker in de visuele communicatie en het grafisch ontwerp. Vroeger was dat minder zichtbaar, maar nu ontwerpen de hele wereld overgaan is de kans op ideologische botsingen groot.”

© Michel Mees

© Michel Mees

Inzicht in de relatie tussen ontwerp en cultuur is daarom geen overbodige luxe. In de meeste voorbeelden die hij in zijn boek noemt, hebben ontwerpers genoeg keuze gehad, al voelden ze het zelf niet zo. “Ik heb zelf jarenlang voor bureaus gewerkt, waar opdrachtgevers heilig zijn. Ook daar bestaat een bepaalde machtsverhouding. Binnen de kaders van een opdracht heb je de vrijheid om ethische keuzes te maken.”

In zijn boek haalt Pater de wereldkaart aan, die volgens hem geen goede weerspiegeling is van de echte verhoudingen op aarde. “Wanneer een opdrachtgever iets met een wereldkaart wil, dan kun je er dus voor kiezen er zelf een te ontwerpen die wél recht doet aan de huidige realiteit. Wanneer je modellen selecteert voor een fotoreportage, kun je voor een groot deel zelf bepalen wie je kiest. Bij ontwerpers overheerst er een gevoel om te doen wat anderen van je verwachten, terwijl je gerust met de opdrachtgever in gesprek kunt gaan.”

Ook ontwerpers die voor zichzelf werken denken vaak niet na over hun eigen vooroordelen. Op de website van het internationale designblog Dezeen beweerden twee Deense ontwerpers onlangs dat IKEA ervoor heeft gezorgd dat Chinezen design zijn gaan waarderen. “Alsof de westerse designwaarden superieur zijn en China geen eeuwenlange cultuur heeft waarin design een rol speelt”, lacht Pater. Nog zo eentje: sustainisme is een recente trend. “In Brazilië zeggen ze dan: ‘Daar zijn wij al heel lang mee bezig.’ Wij zouden de ontwerpgeschiedenis moeten herschrijven.”

Autonomie

Er zijn steeds meer ontwerpers die nadenken over de impact van hun werk, zeker in Amsterdam. Ontwerpbureaus als Monnik, Metahaven, The Beach en Moniker kiezen voor vrijheid en het uitvoeren van zelfbedachte projecten. Als ze in opdracht werken, dan alleen wanneer ze de volledige vrijheid hebben.

© Michel Mees

© Michel Mees

Volgens Pater is dat een goede ontwikkeling, maar “het is wel een gigantische luxe. Zulke initiatieven kunnen bestaan dankzij het subsidiesysteem in Nederland. Daardoor zijn er veel mogelijkheden in de culturele sector. Ik maak daar zelf ook gebruik van. Het zorgt ervoor dat er ruimte ontstaat om af te wijken van wat de markt verwacht. Dat is belangrijk om te kunnen experimenteren met de ontwerppraktijk. Toch neigt veel ontwerp naar kunst. Het werk van Metahaven is vooral te zien op kunstbiënnales en filmfestivals. Dat is een interessant gegeven. De ontwerpdiscipline wordt breder doordat die uitbreidt naar kunst. Ik vind het dan weer jammer dat het gevaar bestaat dat daardoor het ‘gewone’ ontwerp steeds meer wordt opgepakt door de commerciële sector. Mijn studenten zijn niet expliciet tegen commercialiteit, maar ze kiezen er toch steeds vaker voor om autonoom te werk te gaan. Ze willen liever dat hun werk in het museum hangt, dan dat het gebruikt wordt.”

Pater steekt de hand in eigen boezem. Docenten op academies zijn als hij: werkend in de culturele sector, autonomie hoog in het vaandel. Dat heeft zijn weerslag op de onderwijscultuur. Een oplossing heeft Pater niet. Wel pleit hij voor het dichter bij elkaar brengen van de academische wereld en die van de klassieke kunstacademie. Zo ontstaat er meer diepgang en reflectie, gaat het ontwerpambacht niet verloren en ontstaat er ruimte voor de moderne, wereldwijze ontwerper die de essentie van Paters boek wél snapt.


Dit artikel verscheen eerder in GC #134.

Koop deze editie in onze webshop!

Bibliografie

Ruben Pater, Politics Of Design: A (not so) Global Manual for Visual Communication (Amsterdam: BIS, 2016)

Lees meer

Lees meer over Metahaven in GC # 120

Reacties