Rubber Ring
Muziek kan een reddingsboei zijn, maar is in onze decadente tijden veelal verworden tot tijdverdrijf en achtergrondruis. Dat we toch nog te redden zijn, bewijst de muziek van Sufjan Stevens.
Beste Sufjan,
Wat moeten we toch aan met indiefolk? Ik vraag het je, omdat je met je platen ‘Michigan’ en ‘Illinois’ min of meer de geestelijk vader werd van dat inmiddels volkomen uit de hand gelopen en terecht geridiculiseerde genre, waarin ironie, vormverheerlijking en oprechtheid bijna niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Maar als ik nu die platen weer luister, word ik getroffen door de grote empathie in je teksten. Verscheurd door twijfels als ik ben de laatste tijd – of ik mijn talenten voldoende benut, of ik mij wel genoeg inzet voor waar ik in geloof, wáár ik eigenlijk überhaupt nog in geloof – denk ik in je muziek te horen dat jij net zo verward en spiritueel op zoek bent als ik, maar dat jij die verwarring viert, omarmt en tot op het bot ontleedt, met de nieuwsgierigheid van een kind boven een opengesneden kikker.
Neem je de twee vrijwel gelijktijdig verschenen nieuwe platen van dit jaar: ‘Carrie & Lowell Live’ en ‘Planetarium’, een songcyclus die je maakte met Nico Muhly, Bryce Dessner en James McAlister. Op beide balanceer je tussen bombastische orkestraties en teksten waarin je juist de allerkleinste details blootlegt in al hun emotionele rijkdom. ‘Carrie & Lowell Live’ is een opgeblazen, caleidoscopische herinterpretatie van je meest recente, pijnlijk intieme studioplaat, waarop je de rouw over de dood van je moeder onderzocht, hoe de hele subjectieve kosmos soms doordrongen lijkt van herinneringen, pijn en verdriet. Je zingt: ‘Should I tear my eyes out now? / Everything I see / Returns to you somehow’ en leidt je band in ‘Fourth of July’ naar een grootse finale waarin jullie keer op keer triomfantelijk ‘We’re all gonna die’ brullen. Op het origineel was dit een klein, intiem liedje. Doordat je hier juist zo’n pijnlijke waarheid transformeert tot een groepszang toon je iets prachtigs aan: juist, of misschien wel alléén door onze angsten die het meest privé zijn en onze onzekerheden met elkaar te delen, kunnen we ons verbonden voelen.
Op ‘Planetarium’, met de stortvloed aan mythologische verwijzingen in de teksten, krijg ik vooralsnog weinig grip, maar zelfs daartussen verwerk je regels als ‘Methodist summer camp: you show me yours, I show you mine.’ Het jammere is dat jij de werking hiervan begrijpt, maar vrijwel al je genregenoten die les straal gemist lijken te hebben. Neem de nieuwe single van Grizzly Bear, van wiens ‘Veckatimest’ ik jaren geleden zo ondersteboven was. Daarin hoor ik nu alleen maar lege beelden, verpakt in tot de punten beheerste productietrucjes. ‘Four cypresses / Seen from the neighbor’s yard / No memory / A future / Drawing down’: een stel beelden die zo vaag zijn dat iedereen er het zijne in kan zien, omdat er eigenlijk niets inzit. Wat zegt het over mij en de wereld waarin ik mij begeef als dát de muziek is die mij ontroerde?
Op dit moment ben ik diep onder de indruk van de nieuwe platen van SZA en Vince Staples, in alles het tegenovergestelde hiervan. SZA maakt gladde, muzikaal niet sterk opvallende r&b, maar haar teksten zijn brute en eerlijke exploraties van haar soms tegenstrijdige behoeftes aan enerzijds liefde en contact en anderzijds onafhankelijkheid en eigenwaarde als jonge, zwarte vrouw: ‘Is it warm enough for ya outside baby? / Is it warm enough for ya inside me?’
Vince Staples geeft een ijzingwekkende blik in het leven van een getroebleerde, cynische twintiger die vanuit het gangleven terecht is gekomen in een misschien nog veel verwarrendere carrière als bejubeld rapper. Voor SZA en Staples lijkt muziek een manier van overleven, van orde vinden in de chaos van hun leven. Natuurlijk kan geen enkele witte, goed opgeleide banjo spelende folker daar tegenop qua urgentie, Sufjan, maar toch: als ik ‘Carrie & Lowell Live’ luister word ik telkens overvallen door een hernieuwde waardering voor het banale, het lullige en nietige van onze irrelevante kleine leventjes, omdat je er zo vol overgave induikt en laat zien hoe waardevol en kwetsbaar het allemaal is. Puur omdat het nu eenmaal is wie en wat we zijn. Of dat nu genoeg is of niet.
—
In Rubber Ring praat Benjamin van Vliet terug tegen de muzikanten die hem van zijn sokken bliezen.
Dit artikel verscheen eerder in GC #141.
Koop deze editie in onze webshop!Discografie
Sufjan Stevens - Carrie & Lowell Live (Asthmatic Kitty, 2017, digitaal)Sufjan Stevens, Bryce Dessner, Nico Muhly, James McAlister - Planetarium (4AD, 2017)
Grizzly Bear - Four Cypresses (RCA, 2017, digitaal)
SZA - CTRL (Top Dawg / RCA, 2017)
Vince Staples - Big Fish Theory (ARTium / Blacksmith / Def Jam, 2017)
Reacties