‘De muziek is groot en ik ben klein’ – Bedenkingen en bekentenissen bij ‘How Music Works’ van David Byrne

Lange tijd gold Talking Heads-voorman David Byrne als niet ‘cool’. Na het lezen van ‘How Music Works’ beseft Harold Schellinx hoe arrogant dat was.

“Wat een sympathieke gast, die David Byrne,” dacht ik keer op keer toen ik – thuis in een stoel (op papier), in bed (op een tablet), of kriskrassend door de ondergrondse in Parijs (op een slimme telefoon) – zijn onlangs verschenen boek ‘How Music Works’ las.
Eerlijk gezegd was ik Byrne al decennia geleden uit het oog en het oor verloren. Mijn laatste Talking Heads-plaat, ‘Remain in Light’, kocht ik in 1980, In die tijd deed Byrne alles samen met Brian Eno. In 1981 hoorde ik nog Byrne’s en Eno’s duo-project ‘My Life in the Bush of Ghosts’. Ik heb die plaat toen niet gekocht. Ik vond dat die twee zich op ‘Bush’ met andermans veren tooiden. Dat was een heel arrogante gedachte, maar zo dachten wij in de hoogtijdagen van ‘Ultra’, toen (óns idee van) originaliteit een dogma was. Ik geef toe: het was een foute gedachte. Zo bleek, toen ik een hele stoot van Byrnes meer recente werk downloadde om bij het lezen van het boek te beluisteren.

HowMusicWorks
Illustratie: Wouter Medear

Ruimte

De context waarin muziek tot stand komt, is de rode draad in het boek van David Byrne, een verzameling bewerkte teksten die hij over een langere periode heeft geschreven. Hij valt met de deur in huis: iets als de innerlijke drang van een eenzame maker wordt schromelijk overschat. Het is vooral de context die bepaalt wat er – waar en wanneer ook ter wereld – wordt geschreven, geschilderd, gebeeldhouwd, gezongen of gespeeld.
In eerste instantie heeft hij het vooral over de ruimtes waarin muziek ten gehore wordt gebracht. Oude westerse muziek moest goed klinken in grote, hoge, lege stenen zalen met een enorme galm. Dat verklaart de harmonische eenvoud van die muziek, stelt Byrne, en dus niet dat componisten toen niet in staat zouden zijn geweest om complexere harmonieën te bedenken. Van de snelle, gelaagde percussie die zo typerend is voor veel Afrikaanse muziek, zou in een kathedraal weinig overblijven. Dat is dan ook typisch muziek die buiten, in de open lucht, wordt gemaakt.

Lees het volledige essay in Gonzo (circus) #113

tekst:
Harold Schellinx
beeld:
HowMusicWorks
geplaatst:
wo 9 jan 2013

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!