De kora is een prachtig instrument. Een combinatie tussen een luit en een harp en afkomstig uit West-Afrika. De uit Guinee afkomstige Djeli Moussa Condé bespeelt de kora geweldig en heeft onder meer samengewerkt met Salif Keïta. Met ‘Womama’ brengt hij zijn tweede lp uit, die vol staat met liederen vol hoop voor de mensheid. Slechts een enkel nummer als ‘Mandela’ klinkt ingetogen en beschouwend, verder staat de plaat vol met bijna irritante vrolijk- en lichtvoetigheid. De eerste luisterbeurten is het even lastig daar doorheen prikken. Maar is dat ook niet gewoon de Westerse inslag, die het ons bijna onmogelijk maakt deze ontspannen passie te omarmen en ons lichaam eens over te laten nemen? Is onze geest teveel aanwezig, trachtend deze muziek op een filosofische manier te duiden? Zelfs het schrijven van deze recensie begint een beetje belachelijk aan te voelen. Misschien moeten we gewoon maar stoppen nu, en in plaats daarvan ‘Womama’ weer eens opzetten op de koptelefoon en het park in lopen. Naar de mensen om ons heen glimlachen, terwijl we steeds meer een schwung in onze loop beginnen te krijgen. De zon voelen, de vogels zien, onze armen bewegen en het ritme van de percussie laten bepalen waar we heen gaan. Mee neuriën met de onverstaanbare teksten uit verschillende stemmen en het zelfs fonetisch meezingen. De glimlach laten overgaan in een grote grijns, een schaterlach. Verdomme, de melancholie laten varen en daadwerkelijk vrolijk worden! De gedachte aan de treurnis van postpunk begint nu juist te irriteren en ‘La Salsa Africana’ neemt het over als een andere versie van ‘Going For A Walk’ van Bad Religion. Dansen en klappen en lachen zullen we, want er is hoop!