Even een provocatie: begint het stilaan geen tijd te worden om quota in te voeren voor artiesten en labels die zich ophouden in het domein van het elektroakoestische experiment? Ze zijn nu eenmaal niet meer te tellen, de artiesten die analoog en digitaal willen samensmelten, of beide de confrontatie laten aangaan met elkaar, met minimalisme, schurende noise, drone, vrije improvisatie en/of field recordings als leidraad. Je zou kunnen stellen dat je vanaf een bepaald punt vooral te maken krijgt met eenheidsworst, amper van elkaar te onderscheiden uitspattingen, vooral omdat je al wat tijd (wie heeft dat nog?) nodig hebt om de identiteit van een album/artiest te kunnen onderscheiden. En dan kom je albums als ‘Venexia’ tegen en besef je dat meesterschap nog steeds aan het oppervlak komt. Een Fin, een Amerikaan, een Duitser en een Argentijn, die al een web van relaties uitgebouwd hadden, en in 2008 een paar dagen konden resideren in Gent om vervolgens op tournee te gaan, onder meer naar Venetië, waar dit album werd opgenomen. Dit is het soort tussen minimalisme, drone en sound art twijfelende genre dat zowel rustgevend als enerverend kan werken, dat ondanks die haast industriële pulsen en ruwe ruis plots schoonheid kan laten horen, maar je even later de stuipen op het lijf jaagt. Axel Dörner (trompet) en Lucio Capece (sopraansax, basklarinet) zijn artiesten die ook de meest onconventionele geluiden uit hun instrument kunnen halen en in combinatie met de elektronica van Kevin Drumm en Mika Vainio (Pan Sonic) zorgt dat voor een mix waarbij er soms geen zekerheid is over wie nu welke rol vervult. Dissonante spanning, ondraaglijke stilte, variaties op grijze texturen, hamerende herhaling, subtiele harmonieën: het is allemaal te vinden in het tweedelige ‘Venexia’, aanbevolen kost voor liefhebbers van een experimentele vleugel waarin het steeds uitdagender wordt om het kaf van het koren te scheiden.