Als na een klein half uurtje Sally Timms het podium opkomt bij The Mekons, stijgt er een gejuich op in de bovenzaal van Paradiso. Niet omdat de zangeres ‘de ster’ van de groep is; iedereen en niemand is ‘de ster’ bij The Mekons. En evenmin omdat er zonder haar minder goed gemusiceerd wordt; er zijn op dat moment al zes prachtliedjes gespeeld. De komst van Timms, die drie eerdere concerten wegens ziekte heeft moeten afzeggen en het in Amsterdam toch weer wil proberen, onderstreept het gevoel van collectiviteit binnen de groep en tussen groep en publiek.
Volgend jaar is het een halve eeuw geleden dat The Mekons werd opgericht door een groep kunststudenten uit het Engelse Leeds, waarvan de zanger-gitaristen Jon Langford en Tom Greenhalgh nog altijd deel uitmaken van de groep. En vijf van de zes muzikanten die in Paradiso op het podium staan, spelen inmiddels al veertig jaar samen. En dan ‘spelen’ in de betekenis van ‘spelende mens’, dus niet even avond aan avond een routineshowtje afdraaien en de gage ‘cashen’. Ieder concert is weer een uitdaging.
In 1991, toen de groep vijftien jaar bestond, zei Greenhalgh al eens in een interview dat ze het nooit hadden volgehouden als de groep méér succes had gehad. En Langford voegde daar destijds reeds aan toe dat als je succes hebt de drang ontstaat om die succesformule uit te gaan melken. En dat was het laatste wat The Mekons wilden. Dan stopt het ‘spelen’. Het was, zo benadrukte Langford, ook de reden dat de groep altijd vermeed om financieel van de groep afhankelijk te worden. Dan verspeelde je immers de vrijheid om alleen maar de muziek te maken die je zelf mooi vond en leuk vond om te spelen.
Ooit begonnen ze als punkband, al was Langford nooit echt blij met dat etiket. Het riep associaties op met hanenkammen en ongenuanceerd raggen op gitaren, waar de groep weinig mee had. Maar des te meer met de Do It Yourself-mentaliteit van de punk. Toen The Mekons na een korte afwezigheid halverwege de jaren tachtig weer terug waren – ditmaal met naast Langford en Greenhalgh ook zangeres Timms, violiste Susie Honeyman, accordeonist Rico Bell, voormalig The Rumour-strummer Steve Goulding en de in Amsterdam wegens verplichtingen elders afwezige snarentovenaar Lu Edmonds, bleek het muzikale palet plotseling breder: folk, country, reggae en rock waren erbij gekomen en zo is het sindsdien altijd gebleven.
Het is mooi om The Mekons uitgerekend de avond na het Eurovisie Songfestival in Paradiso bezig te zien. De groep is in alle opzichten de complete tegenpool van het in een overdaad aan glitter gedrenkte, lawaaierige en hypercommerciële wanspektakel dat zaterdag in Bazel plaatsvond en dat ondanks alle queer-extravaganza toch vooral de ultrarechtse goegemeente representeert. Hou de mensen zoet met spiegeltjes, flonkerende kraaltjes en over-the-top-amusement en ze komen niet meer aan denken toe.
The Mekons willen hun publiek ook vermaken, maar juist door samen na te denken. En daartoe dagen ze de zaal ook uit: ,,Weten jullie nog wie Margaret Thatcher was?’’ vraagt Langford voordat de band het nummer ‘Abernant 1984/85’ inzet. ,,En herinneren jullie je de mijnwerkersstakingen in Engeland nog?’’
Zo gaat het het hele concert door. The Mekons zijn nooit gestopt. Altijd platen blijven maken en optreden, al viel er soms wel eens een gat van een paar jaar. Begin april verscheen het meest recente album van de groep, ‘Horror’. ,,Het gaat over deze tijd’’, licht Langford in Paradiso ten overvloede nog eens toe. En in nummers als het ook deze avond gespeelde ‘War Economy’ maakt de groep van het hart geen moordkuil.
Verder nummers uit alle perioden van de groep, van de vroege en massaal meegezongen single ‘Where Were You’ tot speelse, scherpe en soms meeslepende liedjes als ‘Keep On Hoppin’’, ‘(Sometimes I Feel Like) Fletcher Christian’ en ‘Oblivion’. Al zijn de platen uit de jaren tachtig toch wel favoriet. De interactie tussen band en publiek is voelbaar. The Mekons zijn geen onbereikbare ‘pop-iconen’. Net als hun fans zitten ze er niet mee als er na al die jaren een paar pondjes aan hun lijf bij gekomen zijn. En ze staan ook op het podium in hun dagelijkse kloffie. Er is geen afstand.
Ruim twintig nummers lang, een kleine anderhalf uur, maken The Mekons muziek mét het publiek – al klimt dat dan niet meer op het podium om daadwerkelijk een instrument te pakken, zoals dat in de beginjaren al eens gebeurde. De viool van Honeyman en de accordeon van Bell zorgen voor een scheutje Pogues-sfeer, de gitaren voor de noodzakelijke rock-‘n-roll. De menselijke maat is voelbaar aanwezig.
In dit verband is ook een ander nieuwtje interessant: deze week werd bekend dat het Amerikaanse private equity-bedrijf KKR het concern Superstruct heeft opgekocht, waaronder een groot aantal pop- en dancefestivals vallen. Daarmee komen al die evenementen binnen een mechanisme terecht waar ‘winst’ – financiële winst! – het enige criterium is waaraan al het andere ondergeschikt wordt gemaakt. Na bedrijfsleven, zorg, openbaar vervoer en onderwijs lijkt nu de cultuur aan de beurt om tussen de kaken van de ‘durfkapitalisme’ vermalen te worden.
The Mekons zal je op die festivals niet snel zien. Je zag ze er trouwens toch al niet. Zoals zondagavond weer onderstreept werd, maakt de groep echte muziek voor echte mensen.
Gezien: zo 18 mei 2025, Paradiso, Amsterdam.