De essentie van Mogwai zal niet meer veranderen, maar dat hoeft ook niet: instrumentale gitaarmuziek heeft nu definitief zijn plek veroverd op de podia, op internet en in de platenwinkels, en dat is voor een deel te danken aan deze Schotten. Ze hoeven dus niets meer te bewijzen en kunnen met hun muziek oud worden: een comfortabele uitgangspositie. Of ze nog iets relevants aan hun mooie oeuvre toe te voegen hebben, is een andere en delicatere vraag. Het lijkt alsof ze met hun vijf eerste platen zowat alles hebben uitgeprobeerd: samples, repetitiviteit, contrasten, crescendos, elektronica, piano, strijkers, tot zelfs heuse zangpartijen werden al geïntegreerd. En we moeten eerlijk zijn: niet alleen voegt The Hawk Is Howling niets toe aan wat we al kennen, er staan ook geen tracks op die we memorabel zouden noemen. Wie al vijftig Mogwai-liedjes in huis heeft, kan best zonder deze tien nieuwe. De opbouw is overigens bijna identiek aan die van voorganger Mr. Beast: sfeervolle opener, nijdige rocksong, rustig middenstuk, en nog een krachtige afsluiter. Enkel The Sun Smells Too Loud wijkt wat af van de norm: een akelig rechtlijnige drumcomputer, een aanstekelijk gitaarlijntje en wat gemep op een orgeltje komen gevaarlijk in de buurt van muzak en maken de essentie van de song uit. Nee, dan liever het heftige Batcat, het mooie Danphe And The Brain of het enige nummer dat ons echt nog wat kippenvel kan bezorgen: het in concentrische cirkels malende The Precipice, strategisch op het einde geplaatst zodat je de plaat na elke luisterbeurt toch nog een nieuwe kans wil geven. Maar tevergeefs: sterke groep, middelmatige plaat.