We kiezen willekeurig een nummer uit het debuut van het trio Strange Wilds uit Olympia, Washington. We kiezen er eentje van halfweg: ‘Oneirophobe’. Een beetje muziekliefhebber hoeft zelfs niet te weten op welk label deze band zit. Die kan het zelf wel raden: Sub Pop. Niet dat de Sub Pop van de Americana of meer ingehouden indierock. Neen, de oude Sub Pop, waar bijvoorbeeld ‘Bleach’ van Nirvana lag te verstoffen. Dat debuut verscheen in 1989 en daarmee brak de band geen potten in het thuisland. Dat zou pas gebeuren met de opvolger ‘Nevermind’, maar dat is niet de plaat waarnaar het trio Strange Wilds refereert. Het trio verwijst puur naar het debuut. Dezelfde soort zanglijnen, de ongebreidelde agressieve uithalen, de punkspirit, de fun en raggen maar. Dat doet Strange Wilds in alle elf nummers die de revue passeren, zonder dat er eigenlijk veel variatie valt te bespeuren. Het gaat deze band om de energie. De drang om de jeugdige boodschap te verkondigen en gewoon hun eigen ding te doen, zelfs al verwijst het geluid naar een groep die zijn hoogtepunt bereikte toen de leden nog in de pampers rondkropen. De band werd opgericht in 2012, toen de leden al enkele jaren actief waren in de meer hardcore gerichte scene, waar ze speelden bij onder meer Wreck, Negative Press en Outlook. Ze kennen dus wel de trucjes om de eentonigheid ietwat te verstoppen, al lukt het hen niet echt. ‘Lost And Found’ bijvoorbeeld, naar het einde van de plaat toe, klinkt gewoon als een rip-off van het grote voorbeeld. Gelukkig is het allemaal net goed genoeg gedaan om niet te vervelen. Maar erg onder de indruk zijn we evenmin. Daarvoor ontbreekt elke vorm van originaliteit, hoe goed Strange Wilds ook zijn best doet.