IJsland is het land van de melancholische klanken, emotionele melodieën en duistere, euforische artiesten als Björk en Sigur Rós. Dat weten we nu wel. Het eilandje met minder dan 400.000 inwoners was er ook een beetje klaar mee. Geef ze eens ongelijk. Nederlandse muziek bestaat immers ook niet enkel uit dansen aan de zee en ranja drinken met een rietje. Het folkgezelschap Of Monsters And Men liet in 2012 al horen dat de IJslanders meer kennen dan melodrama, en dat ook daar het opgewekte folk-virus heeft toegeslagen. Een band die al sinds 2009 bezig is en ook niet meedoet aan al die zwaarmoedigheid is Retro Stefson, een zeskoppige groep uit Reykjavik. Hun debuut ‘Montaña’ kende dezelfde vrolijkheid als Of Monsters And Men. Opvolger ‘Kimbabwe’ uit 2011 was al meer elektronisch georiënteerd, maar nog steeds intens opgewekt. Leuk, grappig maar een beetje naïef. Retro Stefson bedacht dat het anders moest en dus is hun gelijknamige derde album een wonderlijke verschijning in de rest van het repertoire. De plaat wordt geopend met de belletjes van ‘Solaris’ zoals Pantha Du Prince dat kan en het mondt uit in een ware Duitse techno-track. Retro Stefson houdt dit niet vast, maar laat de plaat uitmonden in iets dat hangt tussen het Berlijnse Bodi Bill, een uitgeklede Yeasayer en Take That. Inderdaad, de jaren 1990 boyband. Het IJslandse zestal zou met gemak een synchroon dansje kunnen wagen op ‘Qween’, ondersteunt door gelikte zang en pompende bas en beats. Beetje over de top, beetje jammer. De rest van ‘Retro Stefson’ haalt het zoals gezegd niet bij de ingenieusiteit van Yeasayer, maar het komt in de buurt. IJsland heeft in ieder geval een klein stapje op de wereldkaart van de doordachte elektronica gezet, en rekent af met de stereotypen.