Klangwart mag dan al veertien jaar bestaan, erg omvangrijk is hun oeuvre niet. Dat zal deels komen door Markus Detmers beslommeringen met zijn avontuurlijke Staubgold label, maar ook de manier van werken die het duo erop na houdt zal er debet aan zijn. Hun vorige plaat, ‘Stadtlandfluss’, was het resultaat van constant schaven aan dezelfde compositie, en werd pas na acht jaar ontwikkeling aan cd toevertrouwd. Dat het vierde album krap twee jaar later verschijnt betekent geen radicale verandering in de modus operandi: ‘Sommer’ is een verzamelaar met overblijfsels uit de afgelopen veertien jaar. Van een aantal nummers kan ik me voorstellen dat ze eerder onuitgebracht bleven omdat ze qua stijl uit de toon vielen op eerdere albums. Ik ken de band vooral van uitgesponnen elektronische soundscapes die ergens het midden houden tussen ambient, experimentele elektronica en industrial, maar minder dan de helft van de nummers op ‘Sommer’ passen in dat stramien. Op het mooie, pulserende ‘Hitzefrei’, waar BiP_HOp-baas Philippe Petit op meedoet, blijken de heren ook met krautrock uit de voeten te kunnen. Het rusteloze ‘Schnappschuss’ is een mooi weefwerk van loops en tapes, maar de overstuurde beat in ‘Moloch’ is daarna een vreemde eend in de bijt. En legt ook meteen het probleem bloot waar deze plaat mee kampt: het is een samenraapsel zonder eenheid, iets wat voor restverzamelaars begrijpelijkerwijs vaker geldt. Wat niet wegneemt dat er een paar mooie nummers op staan, zoals ‘Wellenbad’, een door een krautmotor voortgestuwde collage van geluiden die overal en nergens vandaan komen, maar uiteindelijk is het alleen voor Klangwart-fanatici een must.