Wat een intrigerend album is dit. Dat komt vooral doordat de muziek uit een ander tijdperk lijkt te komen. Uit de tijd dat blanke muzikanten de zwarte blues ontdekten. Witte blues werd hun muziek genoemd in de jaren 1970. Bij dit album moet ik vooral denken aan namen als John Mayalls Bluesbreakers, saxofonist Dick Heckstall-Smith (uit Colosseum) of lolbroek en saxofonist Lol Coxhill. Dan te bedenken dat de grootste claim to fame van Steve Mackay het feit is dat hij meespeelde op Funhouse (1970), het tweede album van The Stooges. Hierna speelde hij met uiteenlopende gezelschappen als Commander Cody, Clubfoot Orchestra of Violent Femmes. Nergens bleef hij echter lang hangen. In 2000 dachten een aantal media zelfs dat hij reeds lang was overleden. Echter sinds 2003 is hij weer terug in beeld omdat hij toerde met de heropgerichte Stooges. Nu brengt hij zijn, pas, derde soloalbum uit, waarop nergens ook maar één muzikale referentie naar de Stooges, maar dat gedragen wordt door een aantal zeven tot acht minuten durende up-tempo instrumentals, die ruig en bluesy klinken met duidelijke seventies roots. Daar tussendoor vinden we wat kortere tracks (één twee minuten) waar wat anders geprobeerd wordt rond het thema saxofoon. Zoals het dub experiment in Zombie Chevys of de saxloze song Stradivarius Cat, waarin gemiauw de gimmick is. Al met al geen opzienbarend album, maar wel een leuk tijdloos document.