De 80-jarige Bob Rutman is altijd werkzaam geweest als tekenaar, schilder en beeldhouwer, maar maakt(e) vooral furore met zijn enorme strijkinstrumenten. Op dit album gaat hij aan de slag met zijn steel cello en bow chime, die beide vooral goed te gebruiken zijn voor lange tonen, van knerpend en schril hoog tot straalmotorlaag. Klinkt allemaal groter dan grootst, en soms zijn de tracks die variëren van ambient tot extatische dance dat ook. Maar net zo goed is er ruimte voor verdieping, en aandacht voor het detail. Rutman geeft de mate van geestvervoering aan met zijn strijkinstrument, Hans Joachim Irmler (een van de oprichters van krautrockgroep Faust en baas van het Klangbad-label) draagt bij aan het geluidsspectrum met orgel en gitaar. Daarnaast plukt Mike Hentz ritmisch aan de mondharp en geeft zo extra waarde aan het percussieve gedeelte. Dat komt overigens voor de grootste hap voor rekening van Kersten Ginsberg, die met stevig en monotoon doormeppen de climaxen nog eens extra uitbouwt. Hij houdt het hele zootje bij elkaar, en gaandeweg krijg je steeds meer bewondering voor zijn zich constant uitdijende, maar strak aangehouden spel. Het geeft een mooi ritueel karakter aan de psychedelische, almaar groter wordende en in intensiteit toenemende klankbouwwerken. De opnamen zijn schitterend in hun gelaagdheid en zinnenprikkelende werking. Topplaat, ook al doet de hoes zoiets totaal niet verwachten.