Zo meditatief als het begint, zo overdonderend eindigt mijn Rewire 2025. Na op vrijdag uit de wereld te zijn weggevoerd naar rustiger vaarwater door Antonina Nowacka, word ik op zondag door Backxwash weer wakker geschud voor terugkeer naar de buitenwereld. Alles er tussenin is een aaneenschakeling van indrukken en stijlen die wederom getuigen van de breedte en diepte van de programmering van Rewire, een festival dat ieder jaar beter lijkt te worden. Een bloemlezing van mijn Rewire 2025.
Rustplaats
Antonina Nowacka trapt op vrijdagmiddag in de Nieuwe Kerk mijn Rewire 2025 af. De Poolse stemkunstenares laat zich voor de gelegenheid vergezellen door fluitiste Anne LaBerge en Doriene Marselje op harp. Geen instrumenten waar ik doorgaans op aan sla, maar gezamenlijk weten ze een geluidswereld op te zetten die het idee geeft dat er midden in de kerk een open plek in het bos is ontstaan. De toon is al gezet voordat er nog maar een noot gespeeld is, wanneer het trio gekleed in engelachtig wit en op blote voeten voor de preekstoel van de Nieuwe kerk verschijnen: we zijn hier om even te ontsnappen aan de chaotische maelstrom van de wereld. Nowacka’s zang is soms bijna fluisterend, versluierd, op andere momenten laat ze haar stem aanzwellen, dankbaar gebruik makend van de (bescheiden) galm van de kerk. <i>Wat</i> ze zingt is niet te begrijpen, het gaat om klank alleen. LaBerge’s dwarsfluit klinkt afwisselend als een briesje en de roep van een dier, en Marselje’s harp laat zich probleemloos interpreteren als het beekje dat het beeld compleet maakt. Het concert duurt een half uur, en veel ontwikkeling zit er niet in, maar misschien is dat ook de bedoeling: we zijn op een rustplaats, weg van de wereld. Iets waar een hoop mensen wel zin in hebben lijkt het, gelet op de overvolle kerk. Maar de komende dagen blijkt dat eerder regel dan uitzondering – het is eigenlijk overal druk. Rewire lijkt populairder dan ooit.
Fysiek
In de kleine kelderzaal van GR8 geeft Marijn Verbiesen aka Red Brut een intrigerend optreden. Ze mixt live alledaagse omgevingsgeluiden van cassettes, die ze bijna willekeurig uit de verzameling voor haar op tafel plukt. Rauwe, net niet herkenbare geluiden die doen denken aan de industriële jaren 1980 (als dit de geluiden zijn die Verbiesen gedurende een typische dag hoort, hoop ik dat ze oorbescherming draagt). Wanneer ze genoeg heeft van een tape, drukt ze eject en laat ze het ding achteloos achter zich op de vloer vallen, alsof ze de vluchtige momenten van haar eigen bestaan verwerpt. Halverwege leest ze iets voor – misschien uit een dagboek? – waarna het optreden verschuift naar iets veel fysiekers. Met een contact mic in haar mond kruipt ze over de vloer voor de tafel met haar apparatuur, de muziek verworden tot een soort power electronics, het persoonlijke opeens onverwacht dichtbij.

Het New Yorkse kwartet YHWH Nailgun heeft even nodig om op gang te komen – of misschien is het vooral het publiek dat even nodig heeft om grip te krijgen op de band. De zaal is bomvol, en de fans willen wel, maar het is moeilijk om een moshpit op gang te krijgen met zulke hoekige beats en nummers van twee halve minuut. De ingewikkelde drums en het geschreeuw en gekreun van zanger Zack Borzone vormen de spil van het optreden; de keyboardspeler en gitarist staan er wat bestudeerd bij aan weerszijden van het podium. Als de twee oude mannen die we zijn sta ik samen met een vriend achter in de zaal namen van bands heen en weer te koppen waar het optreden aan ons doet denken – Stump, The Box, The Bongos, Blurt – uiteindelijk zijn ze toch zo verschillend dat we toch moeten constateren dat de band een heel eigen geluid heeft. En tegen die tijd zijn de fans vooraan er ook in geslaagd iets van een moshpit te vormen. Een half uur later maakt Kassie Krut het de zaal wat dat betreft een stuk makkelijker. Met een wilde mengelmoes van breakcore en digipop trekken ze een denderende geluidsmuur op – precies wat de festivalganger die nog even door moet om middernacht nodig heeft om weer op te laden. Vrijwel iedereen in de volle kleine zaal van het Paard staat op en neer te springen, en hoewel ik maar een deel van mee krijg – het schema is onverbiddelijk – neem ik me voor om hun platen uit te checken.
Seefeel was een van de bands waar ik erg naar uitkeek, en ik blijk niet de enige. Een half uur voor aanvang is de Lutherse Kerk al afgeladen vol, en blijkt de enige nog beschikbare plaats in de harde (uiteraard) kerkbanken vlak naast het podium. Eind vorig jaar was er opeens een nieuw mini-album van het inmiddels tot het duo Mark Clifford en Sarah Peacock gereduceerde Seefeel, dit jaar gevolgd door een tweede deel, de eerste nieuwe muziek van de band in bijna vijftien jaar. Maar toch brengt de band bijna alleen nummers uit haar vroege begin ten gehore. Voor de gelegenheid is ook de bassist van weleer weer van stal gehaald, Daren Seymour, wiens diepe, dubby baslijnen een essentieel onderdeel zijn van die eerste platen. Ik ben groot fan van die oude platen, en het is fijn om nummers als ‘Time To Find Me’ weer eens live te horen, maar helemaal overtuigen kan het me niet. Ik mis de benevelende diepte waar de band zo goed in was, al is het ook misschien (deels) de schuld van die harde kerkbank dat ik niet echt mee wordt gevoerd. Clifford toert ook met een ‘A/V dub set’ van Seefeel materiaal; misschien had ik die meer kunnen waarderen, maar je kunt nou eenmaal niet alles hebben.
Reconstructies
‘The Drum and The Bird’ werd geproduceerd in opdracht van Rewire en een aantal andere festivals door het collectief Forensis (Forensic Architecture – zie Gonzo (circus) #185 voor een interview) en PAN-labelbaas Bill Kouligas. De voorstelling draait om de resultaten van forensisch onderzoek naar het koloniale geweld dat Duitsland eind negentiende, begin twintigste eeuw beging tegen de Herero- en Namakwa-bevolking van wat tegenwoordig Namibië heet. Digitale reconstructies op basis van foto’s en getuigenissen van een concentratiekamp op Shark Island worden gecombineerd met opnamen van verhalen en herinneringen, in woord en beeld, plus een soundtrack van Kouligas. Deze poging om de geschiedenis en herinnering levend te houden is nobel en nodig – niet in de laatste plaats omdat de Duitse regering consequent doet alsof zijn neus bloedt – maar ik vraag me af of deze vorm de juiste is. Doordat er nauwelijk wordt uitgelegd hoe Forensis tot haar reconstructies is gekomen, worden de projecties van digitaal gereconstrueerde landschappen over ouder zwartwit foto’s na een tijdje vooral begeleiding voor de muziek – die lang niet slecht is, maar ook zijn best doet niet te overheersen. Door het harde geluid zijn de getuigenissen soms slecht verstaanbaar, en sowieso nogal gefragmenteerd. De voorstelling lijkt op twee gedachten te hinken – performance of documentaire – maar uiteindelijk geen van tweeën te realiseren.
Een van de andere performances die ik zie, is de Nederlandse première van ‘A Short History of Decay’ van Billy Bultheel, in de Koninklijke Schouwburg. Een klein deel van het publiek zit achter tafels op het podium, kijkend naar de zaal, alsof ze een commissie hebben gevormd die de performance moet beoordelen. Voor het podium, in de zaal, is een stellage gebouwd waarin een aantal grote bolle glazen flessen in netten zijn opgehangen. Tussen en op dit alles speelt en beweegt een ensemble van strijkers, dwarsfluit, piano en zang. Op drie momenten wordt de muziek onderbroken door geprojecteerde monologen, waarin onscherpe <i>talking heads</i> ingaan op politieke onrust en sociale erosie. Muzikaal is het een mengsel van eigentijds klassiek, diepe Gregoriaanse melodie en elektronische effecten, op een aantal momenten onderbouwd met loops van industriële percussie. Door de prominente dwarsfluit en het soms onheilspellende karakter is de voorstelling bijna een spiegeling van het optreden van Antonina Nowacka. Ik doe mijn best, maar de symboliek van de verschillende onderdelen ontgaat me volledig (iets wat vaker gebeurt, dus het zal aan mij liggen) – wat geen enkel probleem is, want ik vind de muziek fantastisch. Treurig en krachtig.


Uitgebeend
Ook krachtig maar dan op een stuwende manier, zijn de drumpartijen van Valentina Magaletti’s, de ruggengraat van Moin. Nominaal de voortzetting van Raime, maar Moin’s muziek is mijlenver verwijderd van de uitgebeende, omineuze post-techno van weleer. Weliswaar klinkt Moin op plaat vaak ook bewust nogal kaal, live is hun sound een stuk warmer en dikker, wat uitstekend uitpakt. De bij vlagen noisy postrock klinkt uitstekend en hoewel de band nauwelijks contact met het publiek maakt, heeft de bomvolle zaal het duidelijk naar de zin. De nummers hebben wel een beetje dezelfde opzet, maar niks is te lang en er zijn genoeg ideeën om het interessant te houden. Daarbij nemen zangers Sophia Al-Maria, Olan Monk en Coby Sey ieder één nummer voor hun rekening, wat de verder instrumentale muziek opeens toch een stuk persoonlijker maakt. Volgens het schema gaat Moin bijna tien minuten over de hun toegewezen tijd heen, maar niemand lijkt bezwaar te hebben. Nog tien minuten hadden we ook prima gevonden.
Volume
Lang gewacht, toch weer gekregen: na bijna vijftien jaar afwezigheid was er vorig jaar opeens weer een teken van leven van Amerikaanse noise-legendes Yellow Swans. Het is er op zondagavond een stuk minder vol dan bij Moin, de act ervoor op het hoofdpodium van het Paard. Misschien omdat Yellow Swans als oudgedienden gelden – of misschien omdat het toch meer een <i>acquired taste</i> is dan ik – en, gelet op de prominente plaats in de programmering, de festivalorganisatie met mij – dacht. Gitarist Gabriel Saloman houdt aan het begin een korte speech over de politieke situatie in de VS, om vervolgens aan een set te beginnen waarin het muzikale geweld gestaag aanzwelt. Gierende noise uit een gitaar en een tafel vol kastjes, die al snel de kracht en nuance van een orkaan aanneemt. ‘Out Of Practice’ heette de cassette waarmee ze vorig jaar hun terugkeer aangekondigden, maar uit het optreden blijkt geen moment dat ze het verleerd zijn (al zou je je kunnen afvragen hoeveel oefening je nodig hebt voor het maken van deze hoeveelheid lawaai). Louterend is het zeker, en ik kan alleen maar instemmen met het motto waarmee Saloman zijn eerdere speech eindigde: ’this music is about life’.


De Zambiaans-Canadese rapper Backxwash sluit mijn Rewire af, en doet dat met overtuiging (en genoeg volume). Vanaf de eerste noot is het een overload van beeld en geluid. Over harde, industriële hiphop-beats slingert ze haar raps woedend de zaal in – en als zwarte transpersoon heeft ze genoeg om woedend over te zijn. Tegen de achtergrond van licht en snel wisselende projecties is ze alleen zichtbaar in silhouet, een spookachtige verschijning in wat er uit ziet als een grote ouderwetse jurk met daarboven ronddansende dreads. Terwijl het publiek voor het podium uit zijn dak gaat, daalt ze via een trappetje vooraan het podium af (stagediven in zo’n jurk zal lastig zijn) en begeeft ze zich tijdens ‘Devil In A Moshpit’ enthousiast tussen de fans. De muziek is rauw, de samples hard, de raps fel en politiek en de horrorcore zou vooral grimmig zijn geweest, als Backxwash er niet overduidelijk zoveel plezier in had. Een opzwepend einde aan een inspirerende drie dagen. Ik kijk uit naar Rewire 2026.