The present day composers refuse to die, merkte de Amerikaanse componist Edgar Varèse ooit op. Today’s composers refuse to die, maakte Frank Zappa, sinds zijn jeugd een groot bewonderaar van Varèse, daarvan. Hoe het ook zij, Varèse is dood, zo ook Zappa. En beiden zijn nog lang niet vergeten.
De belangrijkste reden: de kwaliteit van hun muziek. Een wellicht even belangrijke reden: de mate waarin anderen zich voor hun muziek inzetten. Het Duitse Ensemble Modern bijvoorbeeld. Dat zette zich in voor het oeuvre van Varèse. En voor dat van Zappa.
Eerder stelde ik in Gonzo de vraag of het überhaupt mogelijk is om testapparaat muziek nog te spelen. En of het niet beter was om te berusten in het toch al rijke, op de plaat gezette, oeuvre van Zappa zelf. Aanleiding was toen de release van ‘Oh No! Just Another Frank Zappa Memorial Barbecue’, door de Franse (jazz)groep Le Bocal. De conclusie luidde toen dat de meeste mensen hun flikken af moeten houden van testapparaat erfenis, maar dat een enkeling, waaronder Le Bocal, er niettemin wel degelijk iets aan toe te voegen bleek te hebben.
Dat laatste geldt in zekere zin ook voor het Ensemble Modern, met wie Zappa de laatste jaren voor zijn dood trouwens intensief samenwerkte. De cd ‘Ensemble Modern plays Frank Zappa-Greggery Peccary & Other Persuasions’ bevat een aantal uitmuntende vertolkingen van befaamde Zappa-composities ‘Peaches En Regalia’, ‘A Pig With Wings’ en natuurlijk het naar de cd-titel verwijzende muziektheatrale meesterwerk ‘The Adventures Of Greggery Peccary’. Dit laatste stuk zal voor Zappa-fans tevens de belangrijkste reden zijn om dit schijfje aan te schaffen.
De vocalen op ‘The Adventures Of Greggery Peccary’ zijn van twee kopstukken uit de hedendaagse stemkunst: Omar Ebrahim als Greggery Peccary, en David Moss als verteller, Billy The Mountain en Quentin Robert DeNameland. Aan de uitmuntende, gedreven en messcherpe vertolkingen van Ensemble Modern valt hier (en elders op deze plaat) niets af te dingen. Maar het zijn de vocalen van Ebrahim en Moss die er een juweeltje van maken.
Intensieve samenwerkingen van componisten met bestaande ensembles is tegenwoordig niets nieuws meer. Zelfs als ze eigen bands hebben, kunnen dergelijke samenwerkingen voordelig zijn. Voor ‘Trance’ werkte de Amerikaan Michael Gordon nauw samen met het Britse ensemble Icebreaker. Voor de gelegenheid bestaat dit ensemble uit een uitgebreide blaasorkest (vier trombones, vier trompetten, drie saxofoons, twee fluiten, drie keyboards, accordeon, cello, viool, percussie, gitaar en basgitaar).
Michael Gordon behoort in New York tot de nieuwlichters aldaar. In zijn muziek combineert hij elementen uit (diverse geledingen van) popmuziek, eigentijdse gecomponeerde muziek en jazz. Op het eerste gehoor valt ‘Trance’ in het hokje minimal. maar de zes delen gaan qua herhalingen wel alle kanten uit, wat het ook interessant maakt voor liefhebbers van pop en/of jazz. Belangrijk -maar m.i. té bescheiden ingezet- is Gordons gebruik van samples. Deze duiken te pas en te onpas op, maar nooit voor lang. Wie goed luistert, hoort samples van Tibetaanse monniken, Gregoriaanse zang en Joodse gebeden en zang van de AKA Pygmeeën.
Van de zes delen maken de laatste twee delen de meeste indruk:.de door de toepassing van samples hallucinerende vijfde deel ‘Trance Drone’ en het vervreemdende (in tweeën gedeelde) afsluitende deel (‘Trance 5’). Het lijkt erop dat in deze stukken alles samenkomt, en niet alleen alle samples. Het lijkt een krachtige, bizarre samenvatting van wat de componist in de voorgaande vier delen heeft willen zeggen. En in het tweede deel van ‘Trance 5’ volgt een extatisch slot.
Mede door het licht repetitieve karakter maakt ‘Trance’ haar naam meer dan waar. Er is nauwelijks keuze. Als luisteraar kun je Gordons muziek over je heen laten komen -en dan ontkom je er nauwelijks aan je er volledig aan over te geven-, of je vindt het niks en zet het al gauw af.
Een tip voor wie er niet meteen aan wil: zet de volumeknop open en onderga de klanken.