Haat en Liefde voor Londen, het zijn al decennia thema’s in het werk van Tony Wakeford, maar nu drijft hij zijn obsessie tot het uiterste. Tussen de regels wordt zelfs gesuggereerd dat ook de groep zelf deze reis naar de Dodenstad niet zal overleven.
Het Necropolis begrafenistreintje dat sinds de negentiende eeuw pendelt tussen Londen en het kerkhof van Brookwood, wordt met veel vocale bombast op gang getrokken. Maar vanaf de eerste akoestische snaarpluk van ‘Nine Elms’ herkennen we de typische gitaarstijl van Wakeford, één van de grondleggers van het neofolk genre: grimmige volksmuziek, gezongen door een weinig toonvaste bard.
Naast zijn gecontesteerde verleden, dat hem als een hardnekkig Londens spook achtervolgt, blijft ook zijn stemgeluid iets dat te nemen of te laten is. Al heeft de man, intussen veertig jaar na zijn debuut met de punkgroep Crisis, ook nooit formeel beweerd dat hij kan zingen. Een nieuwigheid, die we ook terugvinden bij genregenoten als Current 93 en Der Blutharsch is het sporadisch injecteren van een flinke scheut psychedelica in het folkgeluid door middel van scheurende elektrische gitaren en dikke lagen keyboards.
Voor wie het metselwerk desondanks niet stevig genoeg vindt, worden ook nog koorgezangen, backing-vocalistes en stemsamples (moordverhalen, de Thames als slang) toegevoegd. Maar wij plaatsen ons liever boven en buiten de moderne wereld, en verkiezen de authentieke morbide folk van ‘The Last Man’. Dit is een bewerking van ‘Oranges And Lemons’: een traditioneel kinderrijmpje van het soort dat nachtmerries garandeert.
‘Necropolis’ wordt in alle mogelijke formaten uitgebracht, waaronder enkele luxueuze. Misschien als teken van zelfvertrouwen, voor een solide album na een mindere periode? Of als zerk omdat de doodsklok ook voor Sol Invictus geluid heeft? ‘Chip chop chip chop, the last man is dead’.