Het was een vreemd zicht, eerder dit jaar op het Primavera Sound festival in Barcelona. Daughn Gibson, een beer van een vent met een bariton die dieper gaat dan die van Nick Cave, trad aan in een knalroze hemd en trakteerde het publiek op een vrij theatrale vertoning, vol hartstocht smachtend in zijn microfoon. Nu, dat excentrieke aspect mag eigenlijk niet verbazen; voor hij begon te zingen werkte Daughn onder meer in een sexshop en als trucker. Tijdens de eenzame avonden in zijn truck stak hij All Hell in elkaar, een debuut dat zich onderscheidde door zijn unieke combinatie van Gibsons warme stem en een vracht aan laptoploops en -samples. Voor opvolger Me Moan ruilde de jongeman uit Pennsylvania de laptop in voor een heuse band, en plots klinkt het resultaat een pak minder uniek. De zorgeloze crooner voelde niet langer de drang om te experimenteren, en dat is jammer. Niet dat de nummers op All Hell erbarmelijk zijn, zo zijn Kissin On The Blacktop en All My Days Off pure countrysongs die niet zouden misstaan hebben op de soundtrack van Brokeback Mountain. Maar horen we daar werkelijk een doedelzak voorbijkomen in Mad Ocean? Op You Don’t Fade neemt Gibson wel risicos, de samples zorgen voor een beklemmend Massive Attack-light sfeertje. Het is onbegrijpelijk dat het vorig jaar uitgebrachte Reach Into The Fire, met flarden muziek van labelgenoten Shabazz Palaces, dit album niet haalde. Akkoord, Gibson heeft nog steeds een aantal leuke verhalen te vertellen, zo beschrijft hij in The Pisgee Nest hoe een politieagent zijn dochter aan de plaatselijke bevolking uitleent, maar de volgende keer mag hij wat meer spanning in zijn nummers injecteren. Me Moan balanceert immers op de grens van doorsnee country en een belabberde gimmick.